Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III. DE NAAM DES HEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III. DE NAAM DES HEEREN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Zondag 36.

We mogen de heilige naam Gods anders niet dan met vreze en eerbeid gebruiken, zoals hier in dit antwoord gezegd wordt. Zo verbiedt dus dit gebod het ijdel en lichtvaardig gebruik van die naam, maar dan dus zeker wel het gruwelijk onteren van die naam. In het eerste antwoord worden we allereerst op dat gruweüjk onteren van die naam gewezen. Het eerste gedeelte van dit antwoord luidt: „Dat wij niet alleen met vloeken of met valse eed, maar ook met onnodig zweren, de naam Gods niet lasteren noch misbruiken, noch ons met ons stilzwijgen en toezien zulke schrikkelijke zonden deelachtig maken. Het vloeken is een verschrikkelijke zonde. Of men nu vloekt uit drift of boosheid, als men opstuift in toom, er is geen verschoning voor dat vloeken te vinden. Maar velen vloeken zelfs, zonder kwaad te zijn. Men moet dan eenmaal bij al wat men zegt de naam Gods misbruiken. Zo wordt er dagelijks heel wat afgevloekt. En hoe vreselijk is het niet, als ons volk als de vloekende natie bij andere volken bekend staat. Men moet de lankmoedigheid Gods wel bewonderen, als Hij met zulk een land en volk niet in één ogenblik een voleinding maakt, ja, dat Hij de ganse wereld nog laat staan, terwijl over de ganse wereld Zijn naam dageHjks en elk ogenblik zoveel gelasterd wordt. Maar hierin zien we ook weer Zijn eeuwige liefde tot Zijn uitverkorenen, daar die toegebracht moeten worden. En die uitverkorenen zijn er zelfs ook nog wel onder de vloekers. Er zijn er van Gods volk die in hun onbekeerde staat ook vreselijk gevloekt hebben, zodat wereldse mensen zelfs op een afstand van hen bleven. Maar wat wordt het later de ziel toch tot smart, als God die zonde thuis gaat brengen. Dan zal men het weten dat het vloeken een zonde is die God vertoornt.

In het tweede antwoord wordt het ons ook nog gezegd, dat er geen groter zonde is, noch die God meer vertoornt dan de lastering Zijns naams, waarom Hij ook dezelve met de dood te straffen bevolen heeft. In Gods Woord lezen we veel van die zonde van het vloeken. Men kan zichzelf vervloeken, zoals die Joden zich vervloekt hadden, die niet eten of drinken zouden totdat zij Paulus hadden gedood. Ook Petrus vervloekte zichzelf bij de verloochening van Christus en Job vervloekte de dag zijner geboorte. En zo kan men ook zijn naaste vervloeken, zoals Simeï bij David heeft gedaan. Hier wordt echter in het bijzonder over het vervloeken van God gesproken. Men wordt er koud van, zoals men de naam des Heeren soms door dat lasteren en vloeken hoort misbruiken. Men loochent zogenaamd het Godsbestaan en toch kan men niet laten om Zijn naam te misbruiken. Hierin is te zien welk een dwaas de gevallen mens toch is, daar hij de naam misbruikt van iemand van wie hij niet gelooft dat hij bestaat. Maar men openbaart op deze wijze dan toch, dat men wel gelooft dat God bestaat en dat men met bittere vijandschap tegen die God vervuld is. Men braakt immers zijn vijandschap tegen het Goddelijk Wezen uit in dat vloeken.

In het antwoord wordt verder ook nog gesproken over de valse eed en het onnodig zweren. De volgende zondagsafdeling zal ons daar echter nog afzonderlijk bij bepalen, waarom we hierop nu niet verder zullen ingaan.

Als we over het vloeken spreken als de verboden zonde in dit gebod, hebben we vanzelf ook te denken aan de afkorting van die naam of de zogenaamde bastaardvloek. Men kan de naam van God of van Jezus afgekort misbruiken, wat voor velen ongemerkt wordt gedaan, zelfs als zij onder de Waarheid leven.

Maar dit antwoord laat ons verder weten, dat we aan het derde gebod ons ook nog schuldig stellen als we niet waarschuwen tegen deze zonde van het vloeken. Hier is ook geen verschoning voor te vinden. Wel moeten we weten op welke wijze we de vloeker waarschuwen. Als we het uit de hoogte doen, kan dit zeker geen goede uitwerking hebben. Men is er dan soms zelf de oorzaak - yan dat er nog meer gevloekt wordt. Maar we mogen toch niet zwijgen als we de naam des Heeren horen misbruiken. Juist dat zondig zwijgen heeft blijkbaar de opstellers van de Catechismus zo hoog gelegen, dat men in de volgende vraag daar nog eens op teruggekomen is, als de vraag gesteld wordt: „Is het dan zo grote zonde, Gods naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God Zich over diegene vertoornt, die, zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden ? "

We moeten dan ook niet denken dat hier met dat stilzvrijgen alleen bedoeld wordt: het niet bestraffen van de vloeker. Neen, onder dat stilzwijgen valt bijvoorbeeld ook: het niet getuigen of waarschuwen tegen alle valse godsdienst. Kortom, we maken ons door stilzwijgen en toezien ook deze schrikkelijke zonde deelachtig, als we tegenover alle uitschakeling en miskenning van God in het maatschappelijke leven neutraal blijven staan. We kunnen en mogen nooit neutraal blijven als het de naam en de eer des Heeren geldt. De naam des Heeren dient door ons op alle terreinen des levens te worden beleden. Maar daar hopen we nog wel op terug te komen, als we u in onze tweede gedachte zullen wijzen op het rechte gebruik van Gods naam.

We hebben het nu nog over het gruwelijke onteren van die naam. En daaronder valt dus ook dat stilzwijgen en toezien bij de ontheiliging van de naam des Heeren. Och, hoeveel valse schaamte is er dan toch veeltijds bij ons te vinden ! Maar hoe worden we dan toch ook allen schuldig verklaard bij een rechte toelichting van de inhoud van dit gebod ! Ook dit gebod is zeer wijd. Onder de overtreding van dit gebod valt alle verachting en versmading van het Wezen Gods, alsook de loochening van de drieëenheid Gods of van één van Gods werken of deugden. Ja, zo lasteren we Zijn naam, wanneer wij smadelijk spreken van Zijn Woord, van Zijn inzettingen, van Zijn getrouwe knechten en kinderen. En verder vindt die lastering van Gods naam ook plaats, als die naam wordt aangeroepen over dingen waarover men de naam des Heeren niet mag aanroepen. Hoeveel gebeurt dat niet, ook in deze tijd, dat men voor ijdele vermaken zelfs de naam des Heeren durft aan te roepen, of althans die naam daarvoor durft te gebruiken. De ontheiliging van Gods naam is een grote zonde. Het tweede antwoord zegt, dat er geen groter zonde is, noch die God meer vertoornt, dan de lastering Zijns naams; waarom Hij die ook met de dood te straffen bevolen heeft. We hebben daar het aangrijpend voorbeeld van in Leviticus 24. Daar lezen we immers van de zoon van een Israëlitische vrouw en van een Egyptische vader, die uitdrukkelijk de Naam vloekte. Op Gods bevel moest hij buiten het leger gebracht en gestenigd worden. In dit gebod is er dan ook nog zo nadrukkelijk bij gezegd: „want de Heere zal niet onschuldig houden, die Zijn naam ijdelijk gebruikt."

En dat de Heere de vloeker niet onschuldig houdt, daarvan geeft Gods Woord ons de voorbeelden in Goliath, Rabsaké en Belsazar. Het oordeel dat men door het vloeken van Gods naam over zich inroept, zal gevns niet uitblijven, tenzij men van deze zonde ook nog verzoening leert vinden in het bloed des Lams.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's

III. DE NAAM DES HEEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's