Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hozéa 2 : 14.

HOPENDE: Het is toch wel een dierbare en troostvolle belofte, die we de vorige keer reeds mochten overdenken! De Heere zou met dat schuldige volk nog weer op een zelfde wijze handelen als dat Hij gedaan had bij de verlossing uit Egypteland. Er staat immers zo in de tekst: „en aldaar zal zij zingen als in de dagen harer jeugd en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland." Altijd maar weer heeft de Heere het volk door de mond van de profeten herinnerd aan die verlossing uit het diensthuis van Egypte. Deze verlossing is toch ook zulk een grote gebeurtenis geweest. Maar in die verlossing uit Egyteland moeten we ons voorgesteld zien de verlossing van het geestelijk Israël uit het Egypte van het diensthuis der zonde. Van nature wonen we immers allemaal in Egypte, in het land van de schaduwen des doods. In dat land zal het een eeuwig omkomen voor ons worden. Zoals Israël in Egypte moest zuchten in de harde dienstbaarheid, onder het geweld en de macht van Farao, zo liggen we van nature ook gevangen onder de macht van die helse Farao. Maar we zijn z'n gewillige slaven. We kunnen niet anders doen dan de wil des vleses en der gedachten. De mens is in de zonden in zijn element als een vis in het water. We doen de zonden uit kracht van onze aangeboren vijandschap tegen God,

omdat we Hem als onze Maker niet kennen. En toch is de dienst der zonde niet anders dan een wrede slavernij.

UITZIENDE: Daarom is het zo'n voorrecht, als God ons die dienst eens in waarheid moede maakt en ons het leven buiten Hem onmogelijk doet worden. We zien ons dat in de verlossing van Israël uit Egypte toch immers zo duidelijk voorgesteld. Van Israël lezen we: „En het geschiedde na vele dagen als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten en schreeuwden over de dienst en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God; en God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak en met Tacob." Zo wordt er nu bij het geestelijke Israël ook een noodgeschrei in de ziel geboren. Er komt een schreeuwen tot God uit de droefheid die in de ziel gewerkt wordt. De zonden worden dan gezien in het licht van Gods volmaakte deugden en van Zijn vlekkeloze heiligheid als gans walgelijk en verfoeilijk. Dan ziet men ook dat het in die weg een omkomen wordt, daar God de zonden niet ongestraft kan laten. Maar onder dat alles schreit toch de ziel tot de Heere. Naar Hem gaat het hart uit, hoewel men Hem niet kent.

HOPENDE: En nu lezen we van Israël, dat God het gekerm van het volk hoorde. Dat wordt toch het eeuvnge wonder, dat God niettegenstaande men zelf wel moet erkennen zich wel duizenden malen het eeuwige oordeel te hebben waardig gemaakt, toch naar dat gekerm en geschrei wil horen. We kennen de geschiedenis van Israels verlossing uit Egypte wel. Door de diepste onmogelijkheid heen schonk de Heere die verlossing. De verdrukking van Israël in Egypte was reeds zo zwaar, daar het een ondragelijke dienst was die men moest verrichten, terwijl tevens de knechtjes der Hebreen in de Mjl geworpen werden. Maar als Mozes kwam, werd de dienst nog zwaarder gemaakt.

UITZIENDE: Och vriend, daar moeten we nu bevindelijk ook wat van leren kennen. Ge zult wel begrijpen hoe ik dat bedoeld. We spraken er immers zoeven over, hoe de dienst der zonde wel een zware dienst is, maar dat toch de mens zijn vermaak in de zonden vindt. Maar als God de zonde tot zonde doet worden, dan wordt het anders. En de zonde kennen we niet dan door de wet. Als de wet komt, dan worden de zonden levendig. Dan zullen we pas weten in welke ellendige staat we verketen. Uit die staat is geen verlossing mogelijk. We zien dat in Israels geschiedenis zo duidelijk voorgesteld. Al de plagen die God over Egypteland bracht, konden geen verlossing aanbrengen. Farao liet het volk niet trekken. O, wat is het toch een wrede macht waar we van nature onder liggen ! We dienen toch zulk een harde heer, zulk een vreseüjke tyran ! Dat zullen we eeuwig aan de weet komen, als God ons in dit leven niet van onder die ontzettende macht verlost.

HOPENDE: Israël moest door het bloed verlost worden. De laatste plaag moest over Egypteland komen. Als de engel des verderfs door Egypteland ging, werden alle eerstgeborenen der Egyptenaren gedood. Israël moest een lam slachten. En alleen als de engel het bloed van het lam aan de bovendorpels en de zijposten der deuren aanschouwde, dan werd daar de eerstgeborene niet gedood. Maar zo verkreeg Israël de verlossing alleen door het bloed, wat vanzelf niet zeggen wil dat gans Israël op een zaligmakende wijze door het bloed verlost werd. Ook wil het niet zeggen dat Christus Zijn bloed voor gans Israël zou storten en dat het verder aan het volk zelf lag of men op een zaligmakende wijze door dat bloed verlost werd. Neen, we zien in die uitwendige verlossing van Israël, de geestelijke verlossing van het door God ter zaligheid verkoren Israël ons voorgesteld. En die verlossing is alleen door het bloed. Dat werd ook weer voorgesteld in de doortocht door de Rode Zee. Die Rode Zee wees immers ook op het bloed des Middelaars. Maar al is gans Israël door die zee gegaan, in het merendeel van dat volk heeft de Heere geen welgevallen gehad, 1 Cor. 10.

Het geesteUjk Israël alleen wordt door het bloed verlost. En nu weten we van Israël, dat men aan de oever van de Rode Zee een verlossingslied gezongen heeft. Welnu, daar wordt het volk hier in de tekst aan herinnerd, als de Heere zegt: „en aldaar zal zij zingen als in de dagen harer jeugd en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland." Die zangtijd is ook onvergetelijk uit het leven. Als de weg der verlossing de ziel in dat*bloed ontsloten wordt, dan zal men er ook van mogen zingen. Maar later wordt het weer anders. Echter zegt de Heere hier, dat men weer zou mogen zingen als ten dage toen men optoog uit Egypteland. Maar daar hopen we dan de volgende keer nog wel wat van te mogen zeggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Hopende en Uitziende.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's