DE Bijbelse Geschiedenis 333

Hazaël en Jehu gezalfd.

Vragen 411 t.m. 420.

Benhadad de koning van Syrië lag ernstig ziels te bed in zijn paleis te Damaskus. Toen hir^ vernam dat Eliza, de profeet uit Israël, in del nabijheid was, zond hij zijn vertrouwde leger-L overste en hoveling Hazaël naar hem toe om tef vragen: Zal ik van deze krankheid genezen M Een groot geschenk ging mee - een last vaiii" veertig kemelen - van kostelijke goederen uit* Damaskus. De ontmoeting van Eliza met, Hazaël wordt ons beschreven in 2 Kon. 8. Vootl de man Gods was het een aangrijpende gebeurtenis. Uw zoon Benhadad, de koning van Syrië heeft mij tot u gezonden, om te zeggen, 1 zo sprak Hazaël nederig: Zal ik van dezei krankheid genezen ? Maar Eliza zei het ronduit: jGa, zeg, gij zult ganselyk niet genezen; want de Heere heeft mij getoond, dat hij den dood sterven zal. Daarbij weende de profeet bitter. En op Hazaëls vraag waarom hij weende, antwoorde de profeet diep ontroerd dat hij wist, hoeveel wrede ellende hij (Hazaël) i over Israël brengen zou. Nog stelt Hazaël zici - , aan alsof voor hem zulk een zaak te groot was, maar Eliza zegt hem dat hij koning ovei Syrië zal zijn. Met deze aankondiging aan Hazaël vervulde Eliza een opdracht die aan Elia van 's Heeren wege bij Horeb gegeven e was. Hazaël strekte er gretig zijn hand naai o uit. Zijn drift naar de troon wilde hij onmid-b dellijk bevredigen. Aan het hof teruggekeerd U bedroog hij zijn heer door te zeggen: Hy heeft h tot my gezegd: Gij zult zekerlijk genezen, g Door dit bericht in slaap gewiegd was de vorst s de volgende dag een gemakkelijke prooi vani|b Hazaël. Zodra deze zijn kans schoon zag'fd spreidde hij een natte deken over het aange-.'lo zicht van zijn meester, waardoor diens ademjl afgesneden werd zonder dat er sporen van ge-i weid gezien werden. Maar wèl met openlijk ge-s weid nam hij zijn verdere maatregelen om zich v van de troon meester te maken. En toen hij A eenmaal als koning erkend was opende hij o aanstonds zijn regering met vijandelijkheden tegen Israël.

Hij trok met een leger naar Ramoth in Gilead, dat sinds kort weer in Israels bezit was. In die p strijd werd Joram, de koning van Israël ge r wond, zodat hij zich naar Jizreël moest begeven om zich daar van de slagen der Syriërs te laten helen (2Kon. 8 : 29). Zijn oom AhaziaM de koning van Juda, trok daar ook heen om hem te bezoeken. Het leger bleef echter te Ramoth onder bevel van de onstuimige veldoverste Jehu. Bij afwezigheid van de koning is hij nu de man. Temidden van vertrouwde P hoofdlieden zit hij in zijn hoofdkwartier, a/iS daar plotseling een van de zonen der profetenm verschijnt. Kort en krachtig vroeg hij Jehu te spreken. Jehu vraagt of hij, de hoofdman, het zelf is die bedoeld wordt. Ja, tot u, o /ioo/cf-|man! verzekerde de man weer. Toen ging Jehu omzichtig met hem het huis binnen|S waarin zijn kwartier gevestigd was en daat? kreeg hij te horen: o zegt de Heere, de Go& Israels: k heb u gezalfd tot koning over hei^ volk des Heeren, over Israël. En gy zult feeC huis van Achab, uwen heer, slaan; opdat lM het • bloed van Mijne knechten, de pro/eten en het bloed van alle knechten des Heeren^ wreke van de hand van Izébel. Daarop vloodM de profetenzoon ijlings weg. Jehu wilde eersf de zaak voor zijn mede-hoofdlieden bedekt houden. 75 het al wel ? vroegen zij toen hij naar buiten kwam. Waarom is deze onzinnige tot u gekomen ? ... geef het ons nu te kennen, En dan zegt Jehu het: o en zo heeft hij tol mij gesproken ... De reactie hierop is geweidig. Blijkbaar heeft het feit de volledige instemming van de oversten. In fel oplaaiende

geestdrift spreiden zij hun mantels uit onder hem op een geïmproviseerde troon. En zy bUezen met de bazuin en zeiden: Jehu is ^ontKg geworden ! Maar Jehu wist goed dat 'het nu geen tijd was voor feestvieren, doch ivan snel en doelbewust handelen. Zo het u-lieder wil is, zegt hij, laat niemand van de stad uittrekken, die ontkome, om dit te Jiz-^^^ ^^ S'^''" verkondigen. Jehu wil de tijding elf brengen. Zonder dralen verlaat hij het terrem van de oorlog en rijdt met een geoefend en in de strijd gehard leger naar Jizreël om zijn bloedig werk daar aan te vangen. Want met de oprichting van het nieuwe koningshuis moest het oude vervallen, een en ander over-^^"^^^^^^^ ^^^ woord des Heeren, dat Hij ge-P™'^^'^ ^^^ ^°°^ ^^ dienst van Zijn knechten, ^^ profeten. Naar aanleiding van deze gebeurenissen zouden we nog kunnen vragen:

411. Wat was het eigenlijke doel waartoe Eliza naar Damaskus is gegaan?

412. Is het niet vreemd dat Benhadad hem om. raad liet vragen?

413. In de N.Vert. staat dat Eliza hem als antwoord gaf: Gij zult zeker herstellen. Is er gegronde reden voor dit verschil met de St. Vert.?

414. Wat wordt er bedoeld in 2 Kon. 8 : 11: hij hield zijn gezicht staande? ”

415.' Maakte de ontroering van Eliza enige indruk op Hazaël?

416. Waarom zou Eliza niet persoonlijk naar Ramoth gegaan zyn om Jehu te zalven?

417. Waarom werd Eliza's afgezant een „onzinnige" genoemd?

418. Wat bedoelde de hoofdlieden met hun uitroep: „Het is leugen? ”

419. Is het niet verwonderlijk dat in deze geschiedenis het goddeloze Israël nog genoemd wordt „volk des Heeren" (9:6)?

420. Was het een lange tocht die Jehu te gaan had om in Jizreël te komen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen