Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hozéa 3 : 5.

HOPENDE: De vorige keer hebben we dus nog niet alles kunnen, zeggen van dat zoeken van de Heere en van David hun Koning, zoals het 5e vers van Hozéa daarvan spreekt. Om er alles van te zeggen, zal natuurlijk nooit mogelijk zijn, dus ook nu niet. We willen proberen om in deze samenspraak er nog iets van te zeggen. De volgende keer hopen we dan een begin te mogen maken met het 4e hoofdstuk van Hozéa's profetie. Dus deze keer moeten we nog iets proberen te zeggen over dat zoeken van de Heere, hun God, en David hun Koning, alsook over dat vrezende komen tot de Heere en tot Zijn goedheid.

UITZIENDE: Ik heb daar ook eens even de kanttekening op nagezien. De kanttekening zegt daarvan: „Dat is, vrezende aankomen, uit bekentenis hunner onwaardigheid, ontzetting over de onverdiende grote goedheid Gods. die hun in het Evangelie zal worden voorgedragen, en bekommernis om deze genadetijd tijdelijk waar te nemen en recht te gebruiken."

HOPENDE: Het is heel goed om de kanttekening altijd maar te raadplegen. Niet dat die kanttekening onfeilbaar is, want de Statenvertalers zijn niet geïnspireerd geweest door Gods Geest, maar ze zijn wel met een ruime mate van Gods Geest bedeeld geweest. De tijd waarin de Statenbijbel er mocht komen, is wel de bloeitijd van Gods kerk in ons vaderland geweest. Maar die kanttekening zegt het dan toch wel duidelijk, waarom er zo gesproken wordt over een vrezende komen tot de Heere en Zijn goedheid.

UITZIENDE: Dit doet me nu ineens denken aan die bekende geschiedenis van Achabs overwinning op Benhadad. We lezen in die geschiedenis, dat Benhadad vlood en kwam in de stad van kamer in kamer. Toen zeiden zijn knechten tot hem: Zie toch, wij hebben gehoord, dat de koningen van het huis Israels goedertierene koningen zijn; laat ons toch zakken om onze lenden leggen en koorden om onze hoofden, en uitgaan tot de koning Israels; mogelijk zal hij uwe ziel in het leven behouden. Die knechten van Benhadad hadden dus ook van de koningen Israels gehoord, dat zij goedertierene koningen waren. Maar bevende hebben zij zich tot hem gewend, met zakken om de lenden en koorden om hun hoofden. Ze wisten toch ook niet of hij hen wel genadig zou zijn, al moest die koning een goedertieren koning zijn. Ze hadden het ook maar gehoord, dat de koningen Israels goedertierene koningen waren. Of het waar was, moesten ze nu nog ondervinden.

HOPENDE: Dat is dus hetzelfde als wat de kanttekening zegt, want die kanttekening spreekt ook over de onverdiende, grote goedheid Gods, die in het Evangelie wordt voorgedragen. Maar die kanttekening spreekt ook over een bekentenis van eigen onwaardigheid. Dat is zomaar niet een bekentenis der lippen van eigen onwaardigheid, want zulk een bekentenis der lippen zal ons niet doen beven. Er is zoveel lippenwerk in deze tijd. En met dat lippenwerk kan men overal over praten. Alleen is men nog nooit gevlucht van kamer in kamer. Men wil ook het liefste daar maar niet over praten. Men gelooft nog wel dat het met sommige mensen zo gaat, maar met iedereen toch niet. Er zijn er toch ook nog wel die maar liefelijk tot de goedertierene Koning Israels moge komen, meer van der jeugd af aan.

UITZIENDE: Die zijn dan zeker niet gevallen in Adam.? Daar hebt ge het alweer. Men redeneert steeds maar over die bondsbreuk heen. En dan wordt men nooit recht een doemwaardig mens. Dan komt het nooit zover dat men alleen de hel nog voor ogen ziet. Dus dan behoeft men niet te vluchten van kamer in kamer. Men weet dan alleen maar dat Israels Koning een goedertieren Koning is. Dat heeft men toch gehoord uit het Evangelie ? Maar och, dat kunnen we allen uit het Evangelie weten. Het wordt echter wat anders, als we dat eens uit het Evangelie mogen horen in de bange nood van onze ziel, met een welverdiende straf voor ogen. Dat is die onwaardigheid waarvan de kanttekening spreekt.

Dat is hel-en doemwaardigheid. Dan vlucht men van kamer in kamer, omdat men God niet meer uit de handen kan blijven. Het 'wordt sterven en God ontmoeten. Hier is het voor eeuwig verloren. De stokbewaarder mocht hier echter horen: „Doe uzelven geen kwaad." En hij werd zeer bevende en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten. En dan heeft hij hun de vraag gedaan: „Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde ? " Men moest Halyburton hierover maar eens lezen in „Het groot aanbelang der zaligheid." Die heeft heel wat geschreven in dat kostelijk werk over het vrezende komen tot de Heere en Zijn goedheid. En ook over het zoeken van David, hun Koning. Paulus en Silas hebben hem immers de boodschap van het Evangelie zo eenvoudig gebracht, als ze tot hem zeiden: „Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis."

Maar die stokbewaarder heeft er wat van geleerd, om bevende en vrezende te komen. Dat wordt een vrezende komen, ook tot Christus.

HOPENDE: Daar is ook nog wel heel wat van te zeggen. Dat is een vrezende koning tot die Persoon, omdat elke weg voor de ziel afgesneden is buiten Hem en die Persoon dus nu onmisbaar en noodzakelijk wordt voor de ziel. Buiten Hem wordt het een eeuwig omkomen. Daarom spreekt onze kanttekening over een bekommernis om deze genadetijd tijdig waar te nemen en recht te gebruiken. Als die Persoon Zich aan de ziel in Zijn schoonheid en heerlijkheid wil openbaren, dan ziet men in Hem zulk een volle algenoegzaamheid en bereidwilligheid tot verlossing, dat alle vrees wegvalt.

Neen, dan beeft men niet, want dan is er een onuitsprekelijke vreugde in de ziel. Maar als Hij uit het gezicht verdwenen is, dan gevoelt de ziel als vrucht van wat ze in Hem aanschouwd heeft, te meer de noodzakelijkheid ervan om onder de vleugelen van Zijn gerechtigheid een schuilplaats te mogen vinden. Mocht er toch nog maar meer gehoord worden van zulk een vrezende komen tot de Heere en Zijn goedheid en tot die meerdere David in deze laatste dagen ! We hopen de volgende keer dus met het 4e hoofdstuk een begin te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1971

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1971

De Wachter Sions | 8 Pagina's