Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak 73

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak 73

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

3 KEES: Wel Jan, wat is er met je dat ik je nu zo bedrukt en terneergeslagen moet ontmoeten, daar mijn eerste oogopslag op je aangezicht voor mij echt niet zo aantrekkelijk is om met je verder te spreken over die dingen die we samen aangesneden hebben.

JAN: Dat is geen wonder, dat ik niet zö opgeruimd ben als anders en de eerste oogopslag u niet aangenaam aan doet voelen, daar ik juist

nog eens over het gezelschap van de goddelozen in de hel hiernamaals dacht, dat zo vreselijk zal wezen en dan zonder einde.

KEES: Nu geloof ik dat je het zelf toch wel al te benauwd en te erg gaat voorstellen.

JAN: Neen Kees, dat denk je gewis verkeerd, daar ik meen er iets van doorleefd te hebben in mijn ziel bij welk een ijselijke gedaantens en gezelschap ik bij mijn sterven eeuwig zou moeten verkeren en dat daar geen schreeuwen noch roepen zal baten, want het zijn geesten, hun werk is wraak, hun vloeken is vreselijk, hun zegen is lastering en rondom hen branden vurige vlammen. Verschrikkelijke benauwdheden en angsten zullen het geweten bezetten, sulfer en hete brandende kolen vuurs zullen pijnigen en de wrake Gods zal hei| eeuwig treffen, daar de kelk des eeuwigen toorns over hen uitgestort zal worden, zonder einde. Zou een mens dan niet bedrukt en terneer geslagen zijn als zon vreselijke eeuwigheid in de overdenking des harten is en hoe zou een mens dan toch opgewekt kunnen zijn ?

KEES: Ik kan je hierin geen ongelijk geven, want ik dacht onder je spreken zo bij mijzelf, als nu een mens een nacht verschrikkelijk gepijnigd werd met welke pijn dan ook, en dan zonder ophouden, al had hij dan een zeer zacht bed om op te liggen, wat zou zulk één de uren en minuten toch tellen en dan zou elke minuut wel een dag lijken en elk uur wel een maand. Indien iemand een liefelijke en een zachte legerstee zou bereid zijn en men zou hem aanzeggen dat hij daarop een dertig jaren zou moeten liggen aan één stuk, dan zal het antwoord wel zijn dat hij zich daaraan niet overgeeft en dat hij dat onmogelijk kan doen.

JAN: Wat je mij daar nu verteld dat moet ik van harte toestemmen, daar ben ik het roerend mee eens. Ik denk als jij of ik dat zouden moeten ondergaan dat wij dan de waarheid van zulke zaken zouden ondervinden en dat is dan nog maar een nacht of maar dertig jaren, dewijl straks zal zijn tot in der eeuwigheid dat is dus van een eindeloze duur, en dat in de volle storm Zijner verbolgenheid, in de vurige, hittige pijlen Zijns rechtvaardige toorns die nooit zullen ophouden van op hen te schieten en zeker treffen. O jongen, wat zijn we er toen iets van gewaar geworden dat we dan tot in eeuwigheid geplaagd zouden worden en dat met plagen die nooit een menselijke tong en mond kan uitspreken.

KEES: Ja, als ik je dat zo hoor vertellen dan is het al een onverklaarbare zaak wat een mens dan hiernamaals zal moeten doorstaan. En als er dan volgens jouw ondervinding, diegenen daar straks zo geplaagd zullen worden zonder einde dan is dat voor ons verstand niet te bevatten, want als we hier een ogenblikje geplaagd worden met scheldwoorden, honende lastertaal, beschimpingen of dergelijke, dan doorsnijdt dat ons hart, dat 't niet te dragen is.

JAN: at je daar zegt dat is de meeste keren hier al bijna niet om te dragen en drukt het hart en schouders naar beneden en dan spreekt daaronder een mens geen woord want dan gaat hij werkelijk sprakeloos over de aarde. En als een mens door een mens geplaagd wordt dan kan dat al een onhoudbare toestand wezen, maar als wij daarbij dan nog van God geplaagd zullen worden en van de duivelen dat is zeer zeker niet om uit te drukken. In 1 Sam. 1 : 6 lezen we in Gods Woord dat Hanna verschrikkelijk geplaagd werd door de andere vrouw van E'lkana om Hanna te vergrimmen hetwelk zo door haar hart sneed dat Hanna niet kon eten en zeer bitterlijk weende. Wat zal ze onder dat alles bespot en veracht zijn geworden, zodat het alle vrolijkheid en blijdschap heeft weggenomen, en dag en nacht daaronder gebukt gegaan. Wat is Simson al niet geplaagd geworden door zijn vijanden de Filistijnen.

KEES: Ik moet je gelijk geven, dat als je zo door de mensen geplaagd wordt dat hem dit dag en nacht op het hart, zwaar op het hart ligt. want dat heb ik zelf op een valse en gemene wijze moeten ondervinden, maar daar zou je waarlijk onder bezwijken. En sprak jij nog alleen maar over vijanden die je dat leed berokkenen, hoe erg of dat al niet is, maar als een mens dat van zijn vrienden soms nog moet ondervinden, dat snijdt zeker door alles heen.

JAN: O; dat is zeker waar, want daar reken je eigenlijk helemaal niet op, daar wij het van onze vijanden toch kunnen verwachten, en als het dan door onze vrienden plaats heeft, dan heb ik wel eens gedacht dat ik daaronder zou sterven. Maar als we nu van God geplaagd worden met Zijn toorn en ongenoegen in onze ziel en soms ook nog met lichaamsplagen dan meent een mens vast daaronder te verteren en ziet zulk een niets anders voor zich dan zijn eeuwige ondergang. In die tijd stond mij werkelijk niets anders voor ogen dan omkomen.

KEES: Uit je gezegde op te merken, dan kan een mens hier op aarde door God al zwaar geplaagd worden hetgeen dan nog veel erger is als je door vrienden geplaagd wordt.

JAN: Gewis Kees, en dat naar Gods Woord en het is de ondervinding van die ware fijnen en ook van de goddelozen. In Exodus, het tweede boek van Mozes genaamd in de Bijbel, kunnen we lezen hoe dat de godloze Farao, koning van Egypte, Gods plagen heeft ondervonden, omdat hij des Heeren Woord verwierp dat tot hem gebracht werd, en het waren zware plagen die over hem en zijn volk kwamen. Het waren er wel tien die de Heere over gebracht heeft en de ene was groter en zwaarder dan de andere, en ze waren ook niet allemaal gelijk aan elkander en alzo niet hetzelfde. Maar toch waren het allemaal zware plagen zodat Farao meer dan ééns een boodschap tot Mozes zond, of hij tot de Heere wilde bidden of de plagen van over het land mochten ophouden, en dat hij dan Gods bevel zou gehoorzamen.

KEES: Dus al waren de plagen nog zo zwaar en pijnlijk, ze brachten de Koning Farao uiteindelijk toch niet terug van zijn ongehoorzaamheid en bleef hij in het kwade hardnekkig volharden.

JAN: Inderdaad heb je dat goed begrepen, en zo zal het straks ook zijn in het hiernamaals met al de goddelozen, waar we iets van bij bevinding in onze ziel zijn gewaar geworden, om door te gaan onder de schrikkelijkste pijniging met het vreselijke zondigen en wel om die God eeuwig te lasteren. Daarbenevens wat we ook niet moeten vergeten, is dit, dat de zwaarste plagen hier toch maar zeer kort zijn, want ook bij de koning Farao in Egypteland duurde ze ook maar een wijle tijds, maar dat zelfs de geringste, die ons natuurlijk verstand beschouwd daarvan, toch voor de Egyptenaren zeer ellendig en benauwd waren.

Och Kees, daar zou ik in deze ure nog wel meer van kunnen zeggen, maar de tijd is al weer zo gauw voorbij gegaan dat ik nu moet afbreken en D.V. een volgende keer verder.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Samenspraak 73

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's