Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis van Gods Kerk in Schotland 36

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis van Gods Kerk in Schotland 36

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit zwakheid krachten verkregen.

Dat is toch de geloofsroem der Kerk ! De Heere der heirscharen weet alle raadslagen, die tegen Zijn Kerk bedacht worden. Zijn ogen doorlopen de ganse aarde en zo kent Hij de krachten, die tegen Zijn heilig Woord

door wijlen Ds. J. D. Barth

worden ingebracht. Maar Hij kent ook de harten en de gedachten van Zijn volk, als vele gevaren haar omringen en grote benauwdheden haar treffen, als de aarde als een tranendal, als een Mesech der ellende wordt ervaren. Als Sion verdrukt wordt en kwalijk behandeld, houdt zij toch het beste nog over. Vreemd voor de wereldling, die zonder God in de wereld leeft. Maar God is aan de zijde van Zijn gunstelingen en Zijn hulp is nabij hen. Hij geeft Zijn Volk gena, dat het in het uur van beproeving en loutering uit zwakheid krachten verkrijgt en in de krijg sterk geworden is. O, wat een zwakke arm heeft toch de vijand van God en Zijn Volk. Laat hem komen als een arend, om op het Huis des Heeren aan te vallen, toch zal hij niet bestaan. Hij weet het niet, hij ziet het niet, als hij tracht een prooi te bemachigen, dat aan al zijn raadslagen en gruwzaam vermaak een rampzalig wee kleeft, dat hem treffen zal en al zijn bondgenoten mede.

Hoe had de vijand gejuicht bij het nemen van de strenge maatregelen van de koning. In trotse overmoed had hij uitgeroepen, dat er geen 10 Presbyteriaanse leraren zouden zijn, die staande zouden blijven, die het zouden aandurven om deze maatregelen te weerstaan en goed en leven zouden opofferen. Maar de duivel had zich misrekend.

En dat is waarlijk niet de enige maal. Hij meende immers ook in de persoon van de in hoogmoed gezwollen Assyriër, dat geheel Jeruzalem en koning Hiskia wel zouden bezwijken voor zijn macht en geweld. Hoe spoedig werd deze zelf verdorven ! Wat zullen deze amechtige Joden ? riepen de vijanden uit. Maar zij werden beschaamd. Zulks geschiedde ook in Schotland.

De predikanten der kerk werden voor de keuze geplaatst, óf zich onvoorwaardelijk te onderwerpen aan het smadelijk en Christus verloochend , bevel van de Raad van Glasgow, óf hun standplaats en gemeente op te geven en hun woningen te verlaten met verlies van al hun inkomsten. Welk een wreedheid !, welk een onbarmhartigheid !, om in het midden van de winter met vrouw en kinderen zonder enig vooruitzicht uit de woonstede te worden verdreven, om elders, soms in de holen en spelonken der Schotse Hooglanden, een schuilplaats te zoeken voor de strengheid en guurte van het jaargetij. Zonder mededogen van de kerkelijke gemeente losgescheurd en dat terwijl deze leraren steeds ijverig en nauwgezet waren werkzaam geweest en geen gelegenheid hadden verzuimd, om door leer en leven, door gebed en omgang, te waken voor de aan hen toebetrouwde zielen, die zonder geveinsdheid langs een weg van gestadig onderwijs werden gebracht tot de kennis der Waarheid, die naar de godzaligheid is. Velen waren vergrijsd in de dienst des Heeren.

VIERHONDERD leraren afgezet.

En toch, hadden de leraren, waarover we hierboven schreven, niet lang werk zich te bedenken, welke keuze zij moesten doen, hoe erbarmelijk dan ook. Gebonden aan Gods Woord, aan het bezworene Heilig Verbond en uit de vaste overtuiging, dat de bisschoppelijke kerkregering in naam van de koning, een onwettige overheersing was van Christus' Kerk en een verloochening van het koninklijk ambt van Christus, ja dat de gehele opzet niet anders was dan een verkrachting der Reformatie en sterking van de roomse leer, konden zij de eed van gehoorzaamheid aan de bisschoppen niet doen. Uit zwakheid krachten verkregen, verkoren zij de uitbanning ! Zij wilden liever smaadheid lijden om Christus' wil, dan het werk der Reformatie verloochenen. Meer dan 400 predikanten verkozen liever afgezet te worden dan buik-en mensendienaars te worden. , fGy eist van ons, dat wij of onze konciëntien, of onze levens u ten offer brengen. Welnu, neemt dan ons leven; wy hebben aan onze konsciëntie genoeg om Gode.meer te gehoorzamen dan mensen", zo klonk hun antwoord.

Dat had de vijand niet verwacht. Hij had zich misrekend. Hij had gedacht, dat slechts zeer weinigen de eed van gehoorzaamheid zouden weigeren. En nu zovelen ! Dit bracht met zich mede een geweldige scheuring in de kerk, vele beroerten en onafzienbare moeilijkheden. Toen de kommissaris van de koning, de Graaf van Midleton, de tijding vernam. dat zoveel leraren de ballingschap verkozen boven de geëiste onderwerping, kende zijn woede geen grenzen. Hij riep vol gramschap op smadelijke wijze uit: „Wat zullen deze dwazen Hu aanvangen ? "

Wat droeve dag brak aan, de laatste zondag, dat de getrouwe leraren een laatste woord van afscheid predikten voor hun gemeenten, alvorens hun verbanning. Het was een dag van veel gekerm en rouw; het begin van vele droefenissen voor de godzaligen over het hele land. Er was nog nimmer zulk een treurige zondag in Schotland geweest. Welk een smartelijke ogenblikken werden in die uren meegemaakt. Onder de afgezette prediker behoorde een kleinzoon van John Welsh, de schoonzoon van John Knox. Hij was predikant te Irongray. De vijand kwam om het vonnis der wet aan hem ten uitvoer te brengen. De gehele gemeente liep tesamen. Mannen, vrouwen en kinderen hingen aan zijn hals en volgden hem geruime tijd achterna. Eer Welsh het water van Cludon overstak, nam hij nog eenmaal afscheid van de zijnen en stortte zijn hart uit in een ontroerend gebed tot God, zijn Koning. Daarna besteeg hij haastig zijn paard en reed schielijk weg onder het bitter geween en geklag van zijn gemeenteleden.

Alzo ging het ook met een andere leraar. Na het prediken van zijn afscheid verzamelde de ganse gemeente zich rondom hem en gaven hem hun besluit te kennen, dat zij hun leven tot zijn verdediging wilden wagen. Maar hij weerde hen af en vermaande hen, dat zij toch geen aanleiding zouden mogen geven aan de vijand, om zijn boze triumf bot te vieren. Het was hoog tijd, dat hij heenging. Een bende woeste soldaten was in aantocht. Vloekend en tierend drongen zij de woning van deze geliefde prediker binnen, die juist vertrokken was, terwijl zijn vrouw en kinderen zich gereed maakten hem te volgen. De woestheid der soldaten was grenzeloos. Met getrokken degens dwongen zij moeder en weerloze kinderen ogenblikkelijk te vertrekken naar een tien mijl verder gelegen plaats. Door de bewarende hand des Heeren kwamen zij daar bedrukt en bedroefd aan.

Opmerkelijk was het afscheid van Rev. Alexander Peden, eveneens een afgezette dominee. Hij diende het Woord naar aanleiding van de Hanlingen der Apostelen, hoofdstuk 20 vers 32, " waar wij lezen: „En nu broeders, ik beveel u Gode, en den Woorde Zijner genade."

Al de aanwezigen schreiden en weenden bitter, toen hij hen aanzegde, dat zij zijn aangezicht hier op aarde niet meer zouden zien. Hij bleef doorspreken tot aan de avond toe. Daarop verliet hij de kansel, sloot die en gaf drie slagen op de deur ervan, daarbij tot driemaal toe zeggende: „Ik leg beslag op u, in de Naam van mijn Meester; moge gy nimmer geopend worden dan door hen, die binnengaan door Hem, Die de ware Deur is, gelijk ook ik gedaan heb !" Deze woorden zijn bewaarheid geworden. Tot in 1688, toen onze stadhouder Willem III, koning van Engeland en Schotland werd, bleef deze predikstoel gesloten. Geen enkele der zogenaamde hulppredikers, die aan de gemeente werden opgedrongen, heeft deze kansel betreden. Met de omwenteling van 1688 werd de deur weer geopend door de Presbyteriaanse leraar.

Droevig zag het eruit in Schotland. De opgedrongen predikanten waren bastaarden, te schandelijk om te noemen, zowel in leer als leven. Zij waren verwerpelijk in elk opzicht. Droef verging het ook de Graaf van Middleton, de voornaamste bewerker van zoveel leed. Hij viel uit de gunst van koning Karel II en werd uit al zijn ambten ontzet en naar een zeer afgelegen streek en vreemd gewest gezonden om daar te sterven. Hij leefde aldaar in grote verachting. Door een val brak hij zijn rechterarm en ten tweede maal vallende doorstak het gebroken been zijn zijde. Hij werd krankzinnig van pijn en stierf rampzalig. Dit was de vinger Gods. Onder het huichelachtig aannemen van het „Scottish Covenant", het Heileig Verbond, had hij eens gezegd: „Dit is de heugelykste dag van mijn leven. Indien ik zelf ooit iets zou doen tegen dit gezegende werk der Reformatie", zo wenste hij destijds, zijn rechterhand ten hemel strekkend, „zo straffe God my door deze arm met de dood!" God laat zich niet bespotten. Zo wat de mens zaait, zal hij ook maaien !

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De geschiedenis van Gods Kerk in Schotland 36

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's