Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verdrukkingen van Gods kerk 58

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verdrukkingen van Gods kerk 58

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zou het een bruidegom niet welgevallig zijn als zijn geliefde bruid hem haar hartelijke liefde bewijst in al haar ellende en wederwaardigheden ? En is het evenzo niet met een liefhebbende vader tot zijn kind en geniet hij niet gaarne de hartelijke liefde van zijn kinderen als zij door hem getuchtigd worden ? Zo is het de Heere welgevallig en tot Zijn eer als Zijn kinderen Hem hartelijk beminnen en liefhebben met een ongeveinsde liefde onder al de verdrukkingen die Hij hen toezendt. O, als Hij hun zwaarste kruis geeft hier op de aarde, dan is dat nog een gave die spruit uit Zijn onveranderHjke liefde tot hen en welke verdrukkingen Hij ook over hen zal doen komen. Hij zal ze daardoor voorbereiden uit Hefde ten eeuwigen leven.

Als nu de verdrukkingen bij des Heeren volk op zijn grootst zijn dan zijn ze het kortste bij de Heere tot hun bestwil, kruisiging van hun vlees en nederwerping van al hun hoogten. Zo worden ze dan door de hand des Heeren gekneed, bewerkt en beschaafd, opdat de oude mens der zonde zal uitgeworpen worden om Gode te mogen leven, en daartoe gebruikt de Heere de verdrukkingen als scherpe middelen om de zonden te leren doden.

Nu heeft de Heere Zijn volk uit eeuwige liefde, het eeuwige leven tot een zalige en eeuwige erfenis beloofd, dat is de eeuwige vreugde in de Drieënige God en de eeuvnge en volzalige gemeenschap met Hem. Maar zullen zij die erfenis eenmaal beërven zo moeten ze hier in dit ondermaanse tranendal eerst een andere en ondererfenis aanvaarden, en dat zij hier de menigvuldige verdrukkingen die Hij hier op aarde toezendt uit onpeilbare liefde, dewelke nooit vergaat. Zo wie dan tot des Heeren volk en kinderen zal behoren, die moet hier dan ook aannemen hetgeen de Heere al Zijn kinderen öp aarde geeft en wat Hij denkt dat 't meeste strekt tot Zijn verheerlijking en tot nuttigheid en welzijn hunner onsterfelijke ziel.

Zo zij Zijne verdrukkingen in-en uitwendig gewilliglijk, geduldig en met lijdzaamheid door genade mogen dragen en het einde des Heeren daarin mogen aanschouwen dat het spruit uit eeuwige en grondeloze liefde, zo verklaart de Heere Zelf in Zijn Woord dat zij Zijn kinderen zijn zoals wij dat lezen in Hebr. 12 : 5 en v.v. „En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt. Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet als gij van hem bestraft wordt. Want die de Heere liefheeft, die kastijdt Hij, en Hij geselt een iegeHjke zoon. die Hij aanneemt. Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt God Zich tegen u als zonen; (want wat zoon is er, die de vader niet kastijdt ? )." Dat de Heere Zijn kinderen kastijdt dat betekent dat Hij ze verdrukkingen geeft tot hun bestwil en daaruit duidelijk te kennen geeft dat Hij ze houdt voor Zijn geliefde en beminde kinderen.

Dat zij al die verdrukkingen ontvangen, dat is volgens vers 6 niet uit toorn en verbolgenheid maar uit eeuwige Goddelijke liefde, en al de verdrukkingen die zij. krijgen en waarmee zij geslagen worden, dat Hij ze aanneemt tot zijn kinderen, en waar Hij zo met zijn geselroede niet ophoudt, dan betuigt Hij daarmede dat Hij ze van harte liefheeft en dat Hij het openlijk voor de wereld en de godsdienst openbaart dat het Zijn volk is en Hij ze door zulke verdrukkingen heen voor de Zijnen erkend. Augustinus schrijft, en dat is ook volgens vers 8 van Hebr. 12, dat hij wel zeer vrezen mag die in de wereld geen verdrukking krijgt, waar uit te leren is dat het met dezulken niet wel staat en onder de bastaarden moeten gerekend worden en die zijn dan ook innerlijk en billijk te beklagen en des Heeren verdrukte en beproefde volk gunt het geen één mens om onder hen begrepen te zijn daar de Heere Jezus het wee over uitspreekt in Luk. 6, als Hij daar predikt: „Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg. Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren.

Wee u die nu lacht, want gij zult treuren en wenen. Wee u, wanneer alle mensen wel van je spreken."

Maar onder alles door is het een onomstotelijke waarheid, gefondeerd in Gods eeuwig blijvend Woord dat diegenen die door de Heere geliefd worden, krachtens eeuwige verkiezende liefde, hier in de tijd zeker verdrukkingen zullen moeten ondergaan. Ik heb in een oudvader gelezen, die in en door de verdrukking zeer geoefend schijnt te zijn, o.a. dit, hoe scherper de roede hoe groter heilige, hoe zwaarder kruis, hoe vromer Christen, hoe groter nood, hoe dichter de Heere nabij is, hoe hoger de beproeving des geloofs, hoe hoger hij in-de Geest toeneemt en wast; om zo één plant met Christus, zijn Hoofd in Zijn vernedering te mogen worden, opdat ze Hem zouden leven en niet zichzelf, opdat ze onder het aanschouwen van hun verdrukkingen en bij het ondervinden van dezelve, de liefde tot Christus niet zal verkoelen maar des te warmer worden.

O, als des Heeren volk onuitsprekeUjke verdrukkingen van binnen en van buiten moeten ondervüiden, en door het oog des geloofs op hun Heere en Heiland mogen zien en daaronder Zijn liefde mogen ervaren dan zien ze dat het niets anders dan tekenen Zijner liefde zijn, opdat zij in ware ootmoed zouden behouden worden. O, dan mogen zij wel eens zien en ondervinden, wanneer de Heere hun geen verdrukkingen en banden toe zou brengen, dat ze dan dartel zouden worden, gelijk kinderen waar de vader altijd mee speelt en vrolijk is. Och dan moeten ze onder dat alles met een zeker dichter wel eens betuigen: Wij moeten lijdzaam dragen. Als 't ongeluk treedt aan. En zulks de Heere klagen. Die 't haast verand'ren kan: Hij staat aan Codes zijde. Die onze nood aanziet. Hij zal Israël verblijden. Uit alle zijn verdriet. Verleen geduld, o Heere ! In alle kruis en nood, en wilt al 't kwaad afkeren; Dat ons voert in de dood: 't Geloof in ons versterken. Dat lijf en ziel verheugt. En wij Uw troost bemerken; Heer' kroon ons met Uw vreugd. Laat ons Hem natreden, en nimmer verflauwen. Zo zal ons Dien Goeden, Dien Trouwe; Zijn krone ten lone, voor eeuwig doen erven; Als 't all moet vergaan en verderven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De verdrukkingen van Gods kerk 58

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's