Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OPZOEKENDE LIEFDE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPZOEKENDE LIEFDE.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

Zij zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni!

Wij hebben Hem Hef, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft. Zo mocht een Maria Magdalena wel met Johannes getuigen, ook toen zij daar in die vroege morgenstond op die eerste dag der week bij het graf was. Ze meende Hem daar te vinden. Dien zij met zulk een onuitsprekelijke liefde had leren liefkrijgen. Van die tijd af was ze Hem gevolgd, ook toen Hij daar hing aan het vloekhout des kruises. Wat zal het haar ziel doorsneden hebben, toen Hij, Dien haar ziel zo liefhad, zo bespot, gehoond en gelasterd werd.

Vóór de sabbat was zij getuige geweest hoe Hij van het kruis genomen en in het graf gelegd was. En nu, na de sabbat, wilde zij met de anderen nog de laatste bewijzen van liefde betonen om dan afscheid van Hem te nemen tot de tijd der wederoprichting aller dingen.

Bij het graf gekomen vond zij echter niet wat zij daar dacht te vinden, nl. het lichaam van Jezus. Integendeel. Naar haar gedachten was Hij hier weggenomen. Toen zij naar het graf henenging had reeds vrees ook haar hart vervuld, gelijk bij de anderen, want wie zou die zware steen wentelen van de deur des graf s ? Maar ziet, nu geen steen voor het graf, doch een nog zwaardere steen lag nu voor de deur van haar hart, die ze helemaal niet kon afwentelen. En was nu die eerste vrees weggenomen, een tweede en nog grotere vrees vervulde haar nu, wat er met Hem, haar Heere, gebeurd mocht zijn. Dien zij toch innig liefhad. Vandaar dat Maria niet bij het graf weg kon. Ze wist, dat zij Hem hier had achtergelaten en hier wilde ze Hem ook weer vinden.

En Maria stond buiten bij het graf, wenende.

Mogelijk hebben wij ook eens bij een graf gestaan, wenende, als er een dierbaar pand van onze zijde weggenomen werd en toevertrouwd aan de schoot der aarde. Doch dit was een ander wenen.

Misschien hebben we eens aan het graf gestaan, wenende, en dat vanwege onze zonden. Want de bezol­ diging der zonde is de dood ! Ook heeft de Heere Jezus 1Zelf eens aan het graf gestaan, nl. bij Laza rus' graf en we lezen: ezus weende (Joh. 11 : 35).

Hier Maria wenende. Naast de vrees een gemis en bij het gemis een droefheid. Waren de andere vrouwen heengegaan op het woord van de engel des Heeren, naar Johannes ons mededeelt blijkt zij achtergebleven te zijn. Hier vinden we een vrouw getekend in haar omstandigheden, in de uitlatingen van liefde, vrees, gemis en droefheid, alles als door elkander gestrengeld. Hoe kan het ook anders ? ! Want was, zij het niet van wie zo in het bijzonder aangetekend staat, dat de Heere Jezus uit haar „zeven duivelen" had uitgeworpen ? Dat eertijds van haar leven was wel van haar weggenomen en haar vergeven, maar zij werd er voor haarzelf nog altijd maar weer aan herinnerd, hoe zij eens in volslagen vijandschap, midden in de zonde en ongerechtigheid liggende en levende, geheel en al een prooi van de vorst der duisternis, de zonde gediend, ja ingedronken en uitgeleefd had. Maar o, toen dat uurtje der minne, naar het eeuvng souverein welbehagen Gods geslagen was, dat Hij kwam op die vlakte des velds, waar het werd: ls Ik u voorbijging, zo zag Ik u vertreden zijnde in uw bloed en Ik zeide tot u in uw bloed: eef; ja Ik zeide tot u in uw bloed: eef ! (Ez. 16 : 6), ja meer nog (vs. 8 enz.: Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet uw tijd was de tijd der minne; zo breide Ik Mijn vleugelen over u uit en dekte uwe naaktheid, ja. Ik zwoer u en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE, en gij werd Mijne.

O, toen Hij sprak: Tot hiertoe en niet verder; toen kon zij de zonde niet meer „uitleven", maar moest zij de zonde „inleven". Toen die Geest des oordeels en der uitbranding in haar ging arbeiden en zij werd overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel, kreeg zij met God te doen. Maar nu ook het wonder van het wonder kreeg te ervaren, dat 'de Heere voor zulk een goddeloos monster nog een weg opende, dat er voor zulk een nog genade was en dat haar deel werd, toen was het voor haar: „Wie veel vergeven is, heeft veel lief." Van die „zeven duivels" verlost, betekende nu voor haar: van eigendom des duivels, door genade geworden het eigendom van die getrouwe Zaligmaker Jezus Christus. Voorwaar, dit was voor Maria Magdalena zulk een grote zaak, dat zij Hem immer volgde. En nu, bij het graf, wenende. Het graf zelf kon haar niet troosten. Echter door liefde gedreven, bukte zij in het graf. Johannes zegt: , En (ze) zag twee engelen in witte klederen zitten, één aan het hoofd en één aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had; en die zeiden tot haar: Vrouwe, wat weent gij ? 't Is alsof die engelen met die vraag in haar hart afdaalden, alsof ze haar zielesnaren deden trillen en de liefde van het hart deed spreken.

Alsof ze zeggen wilden: Er is toch geen reden om te wenen, veeleer om verblijd te 'zijn. Maar ach, daar kon Maria niet bij, niet inkomen in die ogenblikken. Ja, de engelen konden in dit geval haar daar zelfs niet inbrengen, dat moet de Heere Zelf doen. En daarom zien we hoe zij tegenover die engelen haar zieletoestand verklaart: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. Hoe mag, ondanks alles, toch nog het geloofsleven in Maria spreken, die verbondenheid, die zij aan Hem heeft. Zij was Hem kwijt en toch... ook weer niet.

Ze mag nog spreken van „haar" (mijn) Heere. O, hoe komt die trekkende liefde Gods in haar openbaar. Dat zal straks nog meer openbaar komen in de ontmoeting van de Heere Jezus met Maria. In deze ogenblikken is het voor haar met de Bruidskerk: Hebt gij Dien ook gezien. Dien mijne ziele liefheeft ? Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; ik riep (om) Hem, maar Hij antwoordde niet! Indien gij dan mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen ? Dat ik krank ben van liefde ! Ja, maar hoe ziet Hij er dan uit, Maria ? O, zegt ze. Mijn Liefste is blank en rood. Blank van reinheid en heiligheid, rood van bloed, dat Hij voor mij, zwarte, vuile en walgelijke, heeft willen storten en dat om mijn hemelhoge schuld te betalen en mijn zonde te verzoenen.

Br. v.d.B.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

OPZOEKENDE LIEFDE.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's