Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

II. UW WIL GESCHEEDE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

II. UW WIL GESCHEEDE.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

Zondag 49.

Zonder verzaking van eigen wil kan er geen sprake zijn van een onderwerping aan de wil des Heeren. AI wat God ons als Zijn wil te kennen geeft, gaat tegen onze wil in. En om nu onze wil op een rechte wijze te verzaken, moet God ons gewillig maken om Zijn wil te doen. Dan zullen we de wil des Heeren doen, niet uit slaafse vrees, maar uit kinderlijke vrees. Het kan niet anders of de ware bidder begeert hier in deze bede om met die kinderlijke vrees vervuld te mogen zijn. Zo wordt er dan ook gevraagd om Gods wil zonder tegenspreken gehoorzaam te mogen zijn. Dan wil men waarlijk niet anders meer dan wat God wil. Onze wil is dan in Gods wil verslonden. Welk een zalige gestalte der ziel is dat!

Dit strekt tot Gods verheerlijking, als men zo waarlijk zich aan Zijn wil mag onderwerpen. De eerste drie beden van het gebed des Heeren zijn gericht op Gods eer, dus ook deze bede. Vandaar dat deze bede ook zo verklaard wordt als in dit antwoord, als er zo staat: „Geef, dat wij en alle mensen onze eigen wil verzaken en Uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn."

Hebben we te verwachten, dat alle mensen hun eigen wil verzaken .? Neen, dat weet de ware bidder ook wel. Als alle mensen hun eigen wil zouden mogen verzaken op zulk een wijze als hier bedoeld wordt, dan werden alle mensen zalig. Maar God is het waardig dat Hij door alle mensen wordt gediend en gevreesd. Hoe zou de ware bidder kunnen vragen, of er toch ook nog mensen mochten zijn, die Gods wil niet zullen doen en dus de de zonden zullen bedrijven } Zo kan het dus niet anders, of als deze bede in waarheid mag worden gedaan, dan begeert men dat alle mensen hun eigen wal zullen verzaken en Gods wet gehoorzaam zullen zijn. Zo zal men dan dus ook deze bede doen in overeenstemming met de ganse wet, ook dus met de tweede tafel van die wet. Er wordt hier gevraagd of Gods wil zal mogen geschieden. Dat is de wil van Hem, Die als Schepper over alles heeft te gebieden.

Maar in welk een gewenste gestalte des harten mag de ware bidder toch verkeren, als hij deze bede eens in oprechtheid mag doen. De zaligheid bestaat voor alle mensen in niets anders en niets minder dan in die onderwerping aan Gods wil. Daarentegen brengt het de ziel in zulk een duisternis, als ze met de wil des Heeren niet verenigd is. Men wil dan zelfs die bede niet doen, die we thans overdenken. We kunnen elkander wel vertellen dat we maar vragen moeten om onderwerping aan Gods wü, maar daar willen we niet om vragen. Als God ons beveelt om een weg te gaan die tegen ons vlees in is, dan vragen we niet om onderwerping aan Zijn wil. We willen dat God Zich aan onze wil onderwerpt.

Welk een helse vijandschap leeft er dan toch in ons hart. Dat is wat anders dan wat we zo nederig vragen of we ons Gods wil mogen onderwerpen. Als Jona vluchten we bij God vandaan. En toch, er is iets in het hart van de ware Christen wat hem doet zuchten onder zulk een op-en tegenstand. Zuchten moet men ook onder de kracht van de inwonende zonden. De bede die we thans overdenken, is een bede om onderwerping aan Gods wil in de weg der heiligmaking. Die onderwerping aan Gods wil, betekent een kruisiging voor het vlees. Met een godsdienst waarbij het vlees niet gekruisigd behoeft te worden, hebben we deze bede niet nodig. De ware godsdienst is geen godsdienst naar het vlees.

Daarom is voor de Christen in het stuk der dankbaarheid deze bede een noodzakelijke bede. De bede zelf is dus al een bede tegen onze wil in. We vragen immers om iets wat we naar het vlees niet begeren. Maar wat we naar het vlees niet begeren, is onmisbaar voor de ziel. En bovenal geldt het hier Gods eer, waar deze bede op is gericht. Jezus heeft daarom Zijn discipelen Ieren bidden: „Uw wil geschiede." En onder alle beroeringen der ziel vanwege de opstand tegen de wü en de wegen des Heeren, gevoelt de ziel toch de noodzakelijkheid van tot die onderwerping aan Gods wil te mogen komen. Dit doet ze dus toch vragen of ze zich aan die wil zou mogen onderwerpen en daartoe eigen wil zou mogen verzaken. Wat dit inhoudt, moeten we nog wat nader met elkander nagaan, als we willen gaan zien hoe hier gevraagd wordt om gehoorzaamheid aan Gods wnll.

„En Uw vnl, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn", zo wordt hier in dit antwoord gezegd. Hier wordt dus erkend, dat Gods wil alleen goed is. Met de lippen kunnen we dat wel gauw erkennen, maar als de Heere ons gaat leiden in wegen die voor het vlees pijnlijk en smarte-Hjk zijn, dan keuren we zijn handelingen zomaar niet goed.

Nu hebben we erop gewezen, dat deze bede inzonderheid een bede is om onderwerping aan de wil van Gods bevel. Natuurlijk sluit dit ook niet uit een onderwerping aan de wil van Gods besluit, die volvoerd wordt in alles wat we in dit moeitevolle leven onderworpen zijn. In alles wat er gebeurt in de wereld, volvoert God Zijn eeuwige raad. Die raad of die wil volvoert Hij ook in het leven van elk mens, dus ook in het leven van Zijn volk. Als de bangste tegenheden en de smartelijkste slagen ons deel worden, volvoert God daarin de wil van Zijn eeuwig besluit. Maar alles wat in de mens is, kan daartegen in verzet komen. We kunnen de verdrukkingen als de gevolgen van de zonden zomaar niet aanvaarden. De Heere moet onze dierbaarste panden ons maar eens ontnemen, we zullen dan zomaar niet onder Zijn wil kunnen buigen, tenzij dat Hij ons tot die zalige onderwerping brengt, waardoor we met Aaron stilzwijgen, al ontvielen ons ook twee zonen tegelijk. Genade is het, om dan met Eli te mogen zeggen: „Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijn ogen." De Heere kan ook in andere tegenheden met ons handelen, als Hij ons met een krankheid naar het lichaam bezoekt, of als we in wegen van uitwendige armoede worden geleid. Ook kan het ons in onze arbeid in alles tegenlopen. Door al zulke wegen moeten we er achterkomen, wat er in ons woont. Daar komen we ook zeker wel achter, als ons onder de toelating Gods door de mensen zoveel ellende wordt aangedaan.

Kortom, we worden altijd maar in andere wegen geleid dan waar we op gerekend hadden. Zo volvoert God Zijn vnl in wegen die tegen onze wil, tegen onze verwachting en tegen onze berekening ingaan. Maar de wil van Zijn bevel is, dat we ons hierin aan Hem zullen onderwerpen. Dus zo is de bede om de volvoering van Gods wil, in het bijzonder een bede om onderwerping aan de wil van Zijn bevel.

Laat ons hierbij denken aan de Middelaar, Die in die zware zielestrijd in de hof van Gethsémané heeft gebeden: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt." Hier onderwierp Hij Zich de wil van het besluit, want Hij zou naar het eeuwige welbehagen des Vaders verbrijzeld worden. Naar de bepaalde raad en voorkennis Gods is Hij immers overgegeven. Maar tegelijk was hier ook sprake van een Goddelijk bevel, want Christus spreekt Zelf over het gebod dat Hij van Zijn Vader heeft ontvangen. Dit gebod was, dat Hij Zijn leven af zou leggen en het wederom aan zou nemen. In de eeuwige verbondssluiting heeft de Vader Hem immers die eis gesteld. En nu on-

derwierp Hij Zich aan die bevelende wil Zijns Vaders, als Hij bad: „doch niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede."

In het antwoord dat we hier vinden in onze Catechismus, wordt deze bede ook gejieel betrokken op de wil van Gods bevel, als er gesproken wordt over Gods wil, die alleen goed is, zonder tegenspreken gehoorzaam te zijn. Bij die gehoorzaamheid aan Gods wil, namelijk die wil des bevels, willen we nu juist even stilstaan.

Van die wil wordt hier dus gezegd, dat die alleen goed is. God is de Volmaaktheid Zelf en zo kan Zijn wil dan ook niet anders dan volmaakt goed zijn. Maar wij kunnen tot de erkenning daarvan zomaar niet komen. Later zullen we het meest zien, dat God alleen het beste heeft geweten wat goed, nuttig en nodig voor ons was. Gebood Hij ons dus om in een zekere weg te gaan, het vlees kon zich daarin maar niet mee verenigen. De wil des Heeren scheen hierin niet goed te zijn. Maar als we de genade hebben gekregen om die wil van God op te volgen, zijn we er dan verkeerd mee uitgekomen ? Och, geheel het leven is voor Gods volk een oefenschool waarin men het leren moet dat Gods wil, hoe verkeerd die ons ook kan toeschijnen, toch alleen maar goed is. Dan worden we later beschaamd vanwege al ons tegenspreken en murmureren. Dit antwoord zegt ons, dat we de wil des Heeren zonder enig tegenspreken gehoorzaam moeten zijn. Mozes was die wil niet zonder tegenspreken gehoorzaam. Jona ook niet. Och, we zien het steeds maar weer bij de Bijbelheiligen en ook bij de profeten, dat men nogal wat tegenredenen had in te brengen tegen de wil des Heeren.

Neen, wij onderwerpen ons uit onszelf op een rechte wijze aan de wil des Heeren niet. Vandaar die noodzakelijke bede die thans onze aandacht vraagt. Mochten we deze bede toch maar meer doen ! We wezen er reeds op, dat we deze bede nog niet eens willen bidden, want aan de gehoorzaamheid aan Gods wil is altijd de verzaking van onze eigen wü verbonden. Hier moet het vlees gekruisigd worden met al zijn begeerHjkheden. Maar zullen we het van God ooit kunnen winnen ? Zullen we er goed mee zijn, als we ons tegen de wil des Heeren verzetten en eigen gekozen wegen gaan.? Och dat tegenspreken van de Heere brengt alleen al zulk een duisternis over de ziel! De Heere trekt er Zich om terug, verbergt Zijn aangezicht voor de ziel en ontneemt haar de vrije toegang tot Zijn troon. We kunnen dan wel bidden, maar hier stuiten we op iets. Onze wil is aan Gods wil niet onderworpen. We willen God aan onze kant hebben. En de Heere gaat met ons niet mee. Wij moeten met Hem mee. Onze woorden kunnen zo rechtzinnig zijn en ook kunnen we nog wel aanhoudend en met ernst bidden om bepaalde zaken, maar we bidden naar onszelf toe en vragen alleen maar om wat wij graag zouden willen ontvangen. Over wat God ons als Zijn wil te kennen heeft gegeven, spreken we maar niet. We willen dus niet vragen om onderwerping en om een gehoorzaam volbrengen van Gods wil, als God ons Zijn wü te kennen heeft gegeven aangaande een zaak die wij naar het vlees niet begeren. Maar God weet Zijn wil onwederstandelijk te volvoeren. Hij doet met het heir des hemels en de inwoners der aarde naar Zijn wil en welbehagen en niemand zal Zijn hand kunnen afslaan en tot Hem zeggen: Wat doet Gij .? De Heere laat ons soms wel eens even doorgaan in onze eigen weg, maar hoe verkeerd komt het daarin met ons uit. Zo moeten we dan tot onze schande en schaamte later erkennen dat wij zo dwaas gehandeld hebben. Maar de Heere weet ook onze eigen wegen af te snijden, zodat we geen kans zien om daarin te wandelen. En hoe zullen we er later dan toch meer verblijd zijn, dat Hij ons voor onze eigen verkeerde wegen heeft willen bewaren en dat Hij er ons voor inwon om in Zijn weg te gaan.

Zo zal de leerschool des levens ons toch steeds meer doen verstaan hoe noodzakelijk deze derde bede is. Neen, we, kunnen niet genoeg vragen om Gods wil te mogen doen. Dat is dus een bede waarin we vragen om iets waar we niet om willen vragen. Een bede waarin we dus vragen om gehoorzaamheid aan Gods wil, zonder tegenspreken. We vragen hier dus niet om Gods wil te mogen opvolgen, al zal het dan ook met grote tegenzin zijn, maar we vragen hier om met de grootste gewilligheid de wil des Heeren te mogen opvolgen. Zo wordt Gods wil ook mijn wil en vind ik al mijn vermaak in Gods wet. Dat doet me alleen mijn weg met blijdschap reizen, ook al is dat een onbezaaide weg.

Van zulk een wandelen met lust en liefde in de wegen des Heeren, weet al Gods volk wel uit de tijd van die eerste liefde. Daar herinnert de Heere Zelf Zijn volk aan, als Hij zegt: „Ik gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in onbezaaid land." Dan is er niet alleen een gehoorzaamheid zonder enig tegenspreken, maar dan is er ook een lust en liefde tot de betrachting van Gods wet. En tot zulk een volvaardig betrachten van Zijn w? t wekt de Heere Zijn volk ook op in Zijn Woord. Zo besluit de apostel zijn zendbrief aan de Hebreen met de wens: „De God nu des vredes. Die de grote Herder der schapen door het bloed des eeuwigen testaments uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus. Die volmake u in 'i alle goed werk, opdat gij Zijn wü moogt doen."

Om zulk een gehoorzaamheid aan Gods wü, heeft de dichter ook gevraagd, als het zijn bede was: „Schep mij een rein hart, o God en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest." De diepe zondeval waartoe David was gekomen, heeft hem in zijn boetpsalm tot deze bede gebracht. Toen wist hij weer te meer en te beter dat de wü Gods alleen maar goed is. Ons vlees trekt altijd naar de zonde heen, maar de zonde werkt de dood. De wet Gods wordt echter altijd betracht in de verloochening van onszelf en in de kruisiging van het vlees, maar die Gods wet beminnen hebben grote vrede en zij hebben geen aanstoot.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

II. UW WIL GESCHEEDE.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's