Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK, STAAT en SCHOOL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK, STAAT en SCHOOL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De taak der Overheid

Er zijn, zoals gebleken is, twee gebieden waar de Overheid in haar ambtelijke werkzaamheden geen toegang heeft, te weten de Kerk en het geweten. Haar taak ligt daarentegen op het openbare terrein des levens. De Overheid heeft daar de plicht de beide tafelen van de Wét des Heeren te handhaven. Dat vloeit voort uit de beginselen voor het ambt der Overheid die reeds eerder ter sprake kwamen.

De eerste plicht van de Overheid is daarom te waken voor de ere Gods zoals omschreven in de eerste tafel van de Wet der 10 Geboden. Dat moet niet alleen gezien worden in het verbieden van afgoderij en beeldendienst of in het strafbaar stellen van de ontheiliging van Gods naam en dag. De Overheden hebben zich te beijveren voor Zijn dienst en er voor zorg te dragen dat de zuivere bediening van Woord en Sacrament ongestoord in stand kan blijven. Daarmee krijgt de Overheid geen taak of recht in de Kerk, maar wel omtrent de Kerk.

Op dit Calvinistische principe van de taak der Overheid tot handhaving van de eerste Tafel van de Wet des Heeren heeft zich steeds de grootste tegenstand gericht. Deze tegenstand is van zo grote omvang en de aangevoerde argumenten zijn zo veelvuldig dat aan deze op de Schrift gegronde waarheden later enkele af­ zonderlijke beschouwingen gewijd moeten worden.

De Overheid heeft haar ambt niet terwille van zichzelf ontvangen. Dat vloeit voort uit het karakter van een ambt in het algemeen en het geldt voor de Overheid in bijzondere mate.

Aan haar is namelijk ook toebetrouwd de zorg en de leiding van haar onderdanen. De Overheid moet daarom naast de handhaving van de ere Gods in het openbare leven haar ambt ten bate van die onderdanen vervullen. Calvijn wijst op het nut hiervan: „Voorts de nuttigheid is deze dat de Heere heeft op deze wijze willen de rust der goede mensen beschermen en der boze halsstarrigheid bedwingen, in welke twee dingen de welvaart van het menselijke geslacht vervat is. Want zo men der bozen razernij niet wederstaat en de onschuldigen tegen hun boze lusten beschermt, zo zal alles terstond te niet worden. Daarom is het dat dit het enige middel is waardoor het menselijke geslacht voor het verderf beschermd wordt; daarom moeten vnj ze naarstig bewaren en onderhouden tenzij dat wij vrillen belijden dat wij openbare vijanden van het menselijk geslacht zijn." (Comm. op Rom. 13 : 3). Iets verder in zijn commentaar voegt Calvijn nog daarbij: „Hieruit mogen ook de Overheden leren hoedanig haar ambt is. Want zij hebben de heerschappij niet om haar zelfs wil, maar om de gemene nuttigheid. Hen is ook geen ongebonden macht gegeven, maar die aan der onderdanen zaligheid verbonden 'zij: samenvattend, zij zijn in haar heerschappij Gode en de mensen verbonden. Want devrijl zij van God gezonden zijn en zijn zaak bedienen zo zullen zij hem rekenschap geven. En deze dienst welke_de Heere hen bevolen heeft is om der onderdanen vnl; daarom zijn zij schuldig aan de onderdanen. Nu worden de onderdanen vermaand dat dit uit de Goddelijke goeddadigheid komt, dat zij door het zwaard der Overheden tegen verongeüjking van boze mensen besche/md worden." (Comm. op Rom. 13 : 4).

Op een andere plaats gaat Calvijn uitvoeriger in op de nuttigheid van het Overheidsambt en hij wijst daarbij op de vruchten: „Hij (Paulus) stelt de nuttigheid voor ogen om ons te meer op te wekken. Want hij vertelt de vrucht die wij uit de welgeschikte Overheid verkrijgen. De eerste is een gerust leven, want de Overheid is met het zwaard gewapend om ons in vrede te behouden. Want als zij de stoutigheid der ongeschikte mensen niet bedwongen zo zou het alom vol roverij en moorderij zijn. Zo is dan dit middel om vrede te houden en te beschermen als een iegelijk gegeven wordt wat hem toekomt en dat geweld der machtigen niet ongestraft blijft. De andere vrucht is de bewaring der Godzaligheid, te weten als de Overheden arbeiden om de religie te onderhouden, om de dienst Gods te beschermen on om eerbied tot de heilige dingen te bevorderen. De derde vrucht is de bezorging der openbare eerbaarheid. Want dit geschiedt ook door de weldaad der Overheden dat de mensen zich niet begeven tot beestachtige onreinigheden of tot onbehoorlijke dartelheden, maar dat veel meer zedigheid en matigheid haar plaats heeft. Zo deze drie dingen weggenomen worden, hoedanig zal dan de stand van het menselijk leven zijn ? Zo dan, zo wij enige zorg hebben voor de gemene gerustheid of Godzaligheid of eerbaarheid, zo moeten wij gedenken ook. voor hen te zorgen door welker dienst wij zulk een uitnemend goed genieten. Waaruit wij verstaan dat die razende mensen alle menselijkheid afgelegd hebben en niet anders dan beestachtige ongeschiktheid bewijzen, die begeren dat de Overheden wegge-

nomen worden. Want wat groter onderscheid is er tussen deze twee dingen, te weten dat men moet bidden voor de Koningen op dat het recht en de eerbaarheid groeie en de Godsdienst bloeie, en te zeggen dat niet alleen de naam van het Koninkrijk maar ook de ganse staatkundige regering tegenstellingen zijn. De Maker van het eerste oordeel is de Geest Gods, zo moet dan de ander uit de duivel zijn." (Comm. op 1 Tim. 2:2).

Uit deze aanhalingen uit geschriften van Calvijn blijkt dat de Overheid haar taak ten nutte van de onderdanen heeft te vervullen, zo in geestelijk als in maatschappelijk opzicht. De taak van de Overheid is daarom een dienende taak. De Overheid is er terwille van de onderdanen, niet de onderdanen ten behoeve van de Overheid. Tevens heeft echter de Overheid haar taak met gezag uit te oefenen. En dat niet met eigen gezag maar met van God als Opper-souvèrein verkregen gezag. Calvijn zegt dat de Overheid Gods 'stedehouder is, dat wil zeggen Zijn plaatsvervanger; De Overheid regeert door Goddelijke macht. Dat gezag is nodig vanwege de verdorvenheid van het menselijk geslacht. Wanneer de mens gebleven ware in de ongerepte staat waarin hij' geschapen is, zou geen gezag nodig geweest zijn. De mens zou geweten hebben wat goed en rechtvaardig is en dwang door gezag zou niet behoeven te bestaan. Maar nu is de gerechtigheid als een remedie voor deze verdorvenheid die de mens eigen is. Telkens opnieuw wanneer men van de aardse politie spreekt, laat ons dan erkennen dat wij daar een spiegel van onze verdorvenheid hebben Laten wij dan bedenken dat God niet zonder oorzaak de orde van aardse gerechtigheid heeft ingesteld, maar dat Hij gezien heeft op het bederf dat in ons is. (Calvijn in een preek over Deut. 16:18 - 19) Om dat gezag te kunnen uitoefenen is aan de Overheid de zwaardmacht toegekend. „Dit is een ander stuk van de dienst der Overheid, te weten dat zij met geweld bedwingen moet de dartelheid der boze mensen die i; ich niet gewillig door de wetten willen laten regeren, en hun boosheid straffen met zulk een straf als Gods oordeel eist. Want hij (Paulus) zegt duidelijk dat zij met het zwaard gewapend zijn en dat niet alleen tot een ijdele schijn, maar om de boze mensen te slaan. Daarna zegt hij: een wreekster tot straf, dat is zoveel te zeggen: Een bediener en volbrenger der toornigheid Gods. Dit bevestigt hij door het gebruik des zwaards hetwelk de Heeré haar in de hand gegeven heeft. Dit is een duidelijke plaats om het recht van het zwaard te bewijzen. Want is het dat de Heere, als Hij de Overheid wapent, haar ook het gebruik van het zwaard geboden heeft, zo is zij Zijn geboden gehoorzaam wanneer zij de misdadiger aan het leven straft. Zo mogen zij dan tegen God strijden die het ongeoorloofd achten dat bloed van misdadige mensen uitgestort wordt." (Calvijn in Comm. op Rom. 13 : 4). Zo heeft de Overheid haar taak met een

dienend gezag uit te oefenen. Daarin is geen tegenstrijdigheid maar beiden, het dienen en het oefenen van gezag behoort tot het wezen van het ambt der Overheid. ^

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

KERK, STAAT en SCHOOL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's