Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JEZUS als de grote Hogepriester over het huis Gods 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JEZUS als de grote Hogepriester over het huis Gods 4

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Haar ellendige toestand, als verzonken en verdorven in Adams val, was voorzien, en een plan beraamd in het eeuwig verstand om haar ; van haar verwoestingen te redden. Dit was de „raad des vredes", (Zach. 6 : 13), het „eeuwig verbond dat in alles welgeordineerd en bewaard is", (2 Sam. 23 : 5), waarin de Vader dat plechtig verdrag voorstelde, de Zoon het aannam en de Heilige Geest het bekrachtigde, waarin de Zoon van God het op Zich nam, om het Hoofd, de Man, Voorspraak, Middelaar en Verlosser te worden van die ontelbare menigte, welke de Vader Hem gegeven heeft om Zijn volk te zijn, opdat Hij eeuwig in hen verheerlijkt zou worden. Nu was het .toen dit verbond was aangegaan en vast bekrachtigd en verzegeld door een onderling verdrag, dat de Vader „in een gezicht gesproken heeft tot Zijn Heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een Held." Toen was de Zoon Gods tot het Hogepriesterschap geheiligd, en al hetgeen Hij achtervolgens deed en leed in de uitoefening van dat ambt was maar de vervulling, van hetgeen Hij toen op zich nam, in overeenstemming met de wü Gods.

2e. Maar laat ons nu Zijn gepastheid tot dat heilig ambt beschouwen. De oneindig wijze God zou Hem tot dat werk niet verkozen hebben, tenzij Hij volkomen bekwaam was geweest om hetzelve te vervullen. Want welk een arbeid was het - een werk waarin de heerlijkheid Gods, de zaligheid van inillioenen zondaren, de volkomen nederlaag en omkering des satans, de vernietiging der zonde, allen vervuld moesten worden; en dat door zeeën van lijden .angst, schande, smaad en verzoeking, die doorwaad en overwonnen moesten worden door de Zoon Gods in het vlees ! Maar God kende beide, de arbeid en de arbeider; wat gedaan moest worden en wie dit alleen kon verrichten; wat geleden moest worden en wie alleen dit kon verduren. Hij wist dat het een werk was dat geschikt was om door Zijn Zoon te worden volvoerd, en dat Hij alleen bekwaam was tot dit werk, en dit werk alleen voor Hem gepast was. Daarom kon de dierbare Verlosser, juist voor dat Hij als een lam ter slachting geleid werd, met heilige vreugde in het zalige bewustzijn van des Vaders goedkeurende blik, opzien en zeggen: „Ik heb voleindigd het werk dat Gij mij gegeven hebt om te doen", (Joh. 17 : 4).

1. Laat ons dus, bij de beschouwing van Zijn bekwaamheden tot het werk, eerst een blik slaan op Zijn Goddelijk Persoon, als evengelijk en even eeuwig met de Vader. Alleen een persoon kan bemiddelen. Dit stoot meteen de Sabellische ketterij omver, die de drie onderscheiden Personen in het Godswezen ontkent. Een naam, een verhaal, een ijdel niets, kan niet bemiddelen tussen de Persoon van God en Zijn schuldige schepselen. Dat Hij derhalve een zelfstandig Persoon moest zijn. was absoluut nood­ zakelijk; hoe kon Hij anders bemiddelen tussen God en ons ? En om Hem macht en heerschappij tot het Middelaarschap te geven, moet Hij ook een Goddelijk Persoon zijn. Een schepsel, het hoogste schepsel, de meest verhevene en glansrijkste der brandende serafim. de edelste engel, zo als Gabriel, die voor het aangezicht des Heeren staat (Luk. 1: 19), bezat geen, kon geen genoegzame waardigheid bezitten, om tussen God en de mens te bemiddelen. De seraf bedekte zijn aangezicht met zijn vleugels voor de Majesteit Gods, wanneer Zijn heerlijkheid de tempel vervulde (Jes. 6:2). Kon hij toen op voet van gelijkheid bij de grote en heerlijke zelfbestaande „Ik zal zijn" bemiddelen ? Er was er Eén nodig, gelijk Job zegt, die als een „scheidsman" op pleitbeslechter „zijn hand op ons beiden leggen mocht", (Job 9 : 33); dat is een die als God. evengelijk met God kon zijn, en als mens evengelijk met de mens zou zijn. één hand op God in de volheid der Godheid leggende, en de andere hand op de mens in de gelijkheid Zijner menselijke natuur - nabij de Vader als de Zoon, nabij de mens als de Zoon des mensen. Maar deze wonderlijke scheidsman kon alleen in Hem gevonden worden, die. , .in de gestaltenis Gods zijnde, het geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn" (Füip. 2 : 6), in Hem, „die in den beginne het Woord was, en dat Woord was bij God. en dat woord was God" (Joh. 1:1).-in Hem, die Gods „metgezel" of evengelijke is (Zach. 13 : 7), als zijnde de Zoon des Vaders in waarheid en liefde.

2. Wij zeggen het dan, niet om twist te veroorzaken, maar als een deel der Goddelijke waarheid, dat Zijn bestaan als de waarachtige, de eigen en eeuwige Zone Gods Hem een meerdere en aUerbijzonderste geschiktheid gaf om aldus tussen God en de mens te bemiddelen. Wie is er zo geschikt om bij de Vader te pleiten als Zijn eniggeboren Zoon ? Wie is er, als eeuwig in de schoot des Vaders liggende, zo met Zijn gemoed en Zijn wü bekend ? Wie is ro bekwaam om Zich te vertonen in zichtbare openbaring, als het afschijnsel van des Vaders heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid ? Wie is zo bij machte, om in Zijn persoon de liefde, ontferming, barmhartigheid, het medelijden, de genade des Vaders te openbaren ? Wij mogen er bijvoegen, wie is zo in staat Zijn heiligheid. Zijn reinheid. Zijn haat tegen de zonde, en al die heerUjke volmaaktheden van Zijn Goddelijk karakter te openbaren, welke, daar zij verborgen lagen voor de kinderen der mensen in de glans van dat licht, tot hetwelk niemand naderen kan, allen worden geopenbaard in de Persoon van Immanuël ? Terwijl wij dan door het geloof de persoon des Zoons Gods beschouwen, zien wij hoe geschikt Hij was om het hogepriesterambt op Zich te nemen en te volvoeren. Deze wezenlijke en eeuwige waardigheid van de Heere Jezus Christus als de Zoon Gods. is de grondslag Zijns priesterschaps. gelijk de apostel betoogt in de brief aan de Hebreen.

We hebben tot dusver de grondslag gelegd van het priesterschap des Heeren in Zijn eeuwige Godheid en goddelijk Zoonschap, en hopen, met Gods hulp en zegen, ons onderwerp in het volgende hoofdstuk voort te zetten.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

JEZUS als de grote Hogepriester over het huis Gods 4

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's