Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK STAAT en SCHOOL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Brieven aan de Ovepheid

Vele malen heeft de kerk er blijk van gegeven hoezeer het ernst was met de belijdenis dat de overheid de beide tafelen van de Wet had te handhaven.

Reeds in 1536, nog geen twintig jaar nadat Luther zijn 95 stellingen in Wittenberg had aangeslagen, schreef Calvijn zijn beroemd geworden brief aan koning Frans I van Frankrijk. Die brief werd opgenomen vóór de eerste uitgave van de Institutie. Frans I was, misschien uit politieke overwegingen, de Reformatie niet ongunstig gezind. Door (opzettelijke ? ) onware voorstelling van zaken was zijn houding geheel veranderd. Strenge plakkaten werden uitgevaardigd. Calvijn hoopte de koning tot betere gedachten te brengen met zijn brief. Hij stelt zich daarin te weer tegen de Wederdopers, betuigt de onschuld van de protestanten aan de ordeverstoringen door de Wederdopers aangericht. Hij roept de Koning op gerechtigheid te oefenen. Hij vraagt bescherming en wijst hem op zijn roeping. „Gij zelf, edele Koning, kunt ons tot getuige zijn, met welk een leugenachtige laster deze leer er bij u dagelijks van beticht wordt, dat haar bedoelmg enkel is om de koningen hun scepter uit de handen te wringen, de rechtbanken en alle rechtspraak omver te werpen, alle staten en burgerlijke regeringen ten val te brengen, de vrede en rust van het volk te verstoren, kortom alles onderstboven te keren."

Verder schrijft hij: „Uw taak zal het zijn, doorluchtige Koning, noch uw oren, noch uw hart van een zo rechtmatige bescherming af te wenden, te meer daar het gaat om een zo gewichtige zaak, namelijk hoe Gods waarheid haar waardigheid kan behouden, hoe Christus' Rijk ongeschonden onder ons kan bHjven. Een zaak, waardig uw oren, waardig uw kennisneming, waardig uw rechterstoel. Want deze overweging maakt de ware Koning, wanneer hij erkent dat hij in het bestuur van zijn rijk Gods dienaar is. En hij, die niet regeert om Gods eer te dienen, voert geen bewind meer, maar pleegt roverij." Aldus Calvijn aan Frans I.

Een aantal jaren later, in 1543, schrijft hij de „onderdanige vermaning aan de onoverwinnelijke keizer Karel V." „Als gij nog maar een weinig talmt, hebben wij in Duitsland in het geheel geen zichtbare kerk meer", zo schrijft hij. Beza noemt deze vermaning het krachtigste reformatie-getuigenis van die tijd.

Ook andere regeerders werden door Calvijn op hun plichten gewezen. De koning van Engeland Edward VI, ontving zijn vermaan, evenals de koningen van Denemarken, Zweden en Polen. Het was een ongewone vondst die de wacht van het kasteel te Doornik deed op de vroege ochtend van 2 november 1561. Dicht bij de buitenmuur lag een pakje, goed verzegeld. Het bleek slechts een boekje en een brief te bevatten. Het boekje was in het Frans geschreven maar kwam in 1562 in het licht onder de titel: Belijdenisse des Gheloofs, gemaeckt met een ghemeyn accoort door de gheloovighe, die in de Nederlanden overal verstroyt zijn, dewelcke na de suyverheyt des Heylighen Evangeliums ons Heeren Jesu Christi begheeren te leeven." De brief was gericht aan koning Philips II als Heer der Nederlanden en was bedoeld als aanbiedingsbrief van de geloofsbelijdenis. Waarom deze ongebruikelijke manier ? „Ware het ons toegelaten, o genadigste Heer, ons voor Uwe Majesteit te presenteren, om ons te verontschuldigen van hetgeen waarmede men ons bezwaart, en de gerechtigheid van onze zaak te bewijzen, wij zouden dit verborgen middel niet zoeken om U het bitter zuchten van Uw volk door een stom verzoek of geschreven beüjdenis te kennen te geven."

De oorzaak van dit alles was de toestand waarin het Protestantisme in de zuidelijke Nederlanden verkeerde. De vervolgingen woedden ontzettend. De gruwelijkste martelingen werden in het openbaar op de aanhangers der Hervorming toegepast. De vraag rees of men zich daartegen gewapenderhand mocht verzetten. Guido de Bres, predikant te Doornik was daartegen. Hij begreep maar al te goed dat door openlijk verzet tegen, de Overheid de protestanten op één lijn gesteld zouden worden met de Wederdopers. De overheid zou daardoor een, weliswaar vals, maar toch een argument in handen hebben tegen de Calvinistische protestanten. Om het verschil in leer en leven met de Wederdopers te doen zien schreef de Bres de Confessio Belgica, de belijdenis die later als Nederlandse Geloofsbelijdenis bekend is geworden. Misschien heeft Calvijn vooraf nog kennis genomen van een eerste opstelling. Hij zou de Confessio Gallica, de Franse geloofsbelijdenis hebben aanbevolen. Wat hiervan zij, de Bres heeft zich zo nauw mogelijk bij de Franse belijdenis aangesloten. Aan Philips II wil de Bres nu én door deze belijde-

nis én door de brief bewijzen dat de beschuldigingen die de koning tegen hen te horen krijgt, vals zijn. Geen oproermakers of ordeverstoorders, integendeel, „dat wij niet hoger begeren dan onder de gehoorzaamheid der overheden in zuiverheid der conciëntie te leven. God te dienen en ons naar Zijn Woord en heilige geboden te reformeren. En boven dit verborgen getuigenis van onze consciëntie kunnen diegenen die over onze processen zitten, vonnissen en oordelen, goede getuigen zijn dat zij nooit enige zaak in ons bemerkt hebben die tot ongehoorzaamheid strekte of die iets voorneemt tegen Uwe Majesteit of de gemene rust beroert; maar hebben veel meer bevonden dat wij in onze vergaderingen bidden voor de Koningen en vorsten der aarde en inzonderheid voor U, o genadigste Heer, en degenen die gij gesteld hebt in het bestuur en de regering van Uw landschappen, landen en heerschappijen. Want wij zijn geleerd zowel door het Woord Gods als door het gedurig ondervrijs van onze leraren dat de Koningen, Vorsten en Overheden zijn door de ordinantie Gods en dat, zo wie de Overheid wederstaat, de ordinantie Gods wederstaat en de verdoemenis ontvangen zal. Wij weten en bekennen dat door de eeuwige wijsheid Gods de Koningen heersen en de Vorsten het recht zetten; kortelijk, dat zij niet door onrecht of tyrannic daartoe gekomen zijn maar door de eigen instelling Gods." De Bres betuigt onderdanigheid aan de Koning: „offerande en overgevende hun lichamen en goederen de Koning, bidden ootmoediglijk zijne Majesteit dat het hun toegelaten worde Gode te geven wat Hij eist, hetwelk wij Hem met recht niet kunnen weigeren dewijl Hij ons de Zijne gemaakt heeft en zich verworven heeft door een dierbare en zeer kostelijke prijs."

Zo was dan wel de Nederlandse Geloofsbelijdenis ontstaan maar nog niet door de kerken als belijdenisgeschrift erkend. Waarschijnlijk heeft dat de eerste maal plaats gehad in 1566 op de Synode te Antwerpen. Als Nederlandse GeloofsbeHjdenis is het werk van Guido de Bres aanvaard op de Synode van Dordrecht 1618 - 1619.

Uit deze getuigenissen, afgelegd voor de grootste machtshebbers der aarde, blijkt dat de Kerk toen zij op het zwaarste vervolgd werd heeft vastgehouden aan de belijdenis dat de overheid die zo hevig woedde, door God verordend was en gehouden om Zijn eer te dienen.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's