Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK STAAT en SCHOOL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overheid en onderdaan. 26

HANDHAVING VAN DE RECHTEN DER KERK (vervolg)

In 1688 verliet een verhandeling van Brakel de drukpers onder de titel: „De Heere Jesus Christus Voor de Alleene ende Souveraine Koninck over syne Kerke Uytgeroepen in een verhandeünge over Psalm 2 vers 6. Ik doch hebbe mijnen Koiiink gesalft over Zion, den bergh mijner heyligheyt." Kort tevoren had hij gepreekt over dezelfde tekst. Deze predikatie was echter volgens de vroedschapsnotulen aen veele voorgecomen als strijdigh tegen de authoriteijt, ende het respect vande magistrature." De aanleiding tot deze predikatie was dat de vroedschap geweigerd had een wettig beroep van een elders gevestigde predikant goed te keuren. Brakel kon daarmee niet instemmen. De tekstkeuze laat dat duidelijk zien. In zijn preek behandelde hij de vraag of het de Overheid als Overheid door een Goddelijk recht toekomt een wettig beroep af te keuren en dat zonder opgaaf van redenen. Vanzelfsprekend luidde het antwoord: neen 1 De stedelijke bewindhebbers veroordeelden het optreden van Brakel als gezagsondermijnend en kwetsend. Evenals in Leeuwarden werd hij geschorst en zijn traktement ingehouden. Ondanks deze schorsing is hij voor zijn gemeente opgetreden, daarbij verklarende dat hij niet uit stijfhoofdigheid handelde maar op bevel van de Koning der Kerk.

Het stadsbestuur wenste dat hij „behoorlijke en conveniabele reparatie ende satisfactie" (aannemelijke voldoening, M.) zou geven onder bedreiging met verbanning. Onbevreesd gaf Brakel ten antwoord dat hij om des gewetens vrille zou prediken en dat hij liever de stad zou verlaten, ja zijn leven verliezen dan het prediken nalaten. Door tussenkomst van de kerkeraad liet Brakel echter zijn beurt voorbijgaan. Het stadsbestuur legde hem daarna een verklaring voor waarin hij door ondertekening „rondeüjk" de approbatierechten van de Overheid zou moeten erkennen. Brakel weigerde. Er zou een erkenning van het jus in sacra voor de Overheid in gezien kunnen worden. Alles wees er op dat de stadsoverheid haar bestraffing zou doordrijven. Wat geschiedde echter ? In de vroedschapsvergadering deden Burgemeesters een brief voorlezen van niemand minder dan de Prins van Oranje, Willem III, met verzoek de zaak van ds. Brakel aan te houden totdat Zijne Hoogheid gelegenheid zou hebben daarover met de Burgemeester te spreken. Zulk een verzoek was een bevel! De gelegenheid is nimmer gekomen. Willem ni ging naar Engeland om zijn gewichtig werk voor het Europese protestantisme ten uitvoer te brengen. De pensionaris van Rotterdam schreef in de notulen van de vroedschapsvergadering „is goedgevonden ende verstaen, de sake van dom. van Brakel voor als noch te houden in state", en daarmee was in feite het pleit beslecht.

In zijn verhandeling had Brakel in navolging van Calvijn enige grondlijnen getrokken. Ten eerste dat niet de Kerk aan de Overheid ondergeschikt was, evenmin het omgekeerde. Zij zijn ook niet tegen elkaar strijdend maar elk van een eigen en dus onderling verschillende natuur. Ook zijn zij niet los van elkaar maar elkaar wederkerig tot steun. Ten andere komt aan de Overheid een macht omtrent de Kerk toe. Krachtens die macht dient de Overheid ook beschermvrouw van de eerste Tafel der Wet te zijn. De macht, van de Overheid reikt echter niet tot binnen de Kerk. zoals de Overheid geen macht heeft in een huwelijk, maar wel omtrent het huwelijk. Brakel wü op grond hiervan aan de Overheid alleen een approbatierecht van beroepen predikanten toekennen als dit beperkt blijft tot een politieke beslissing die genomen wordt omtrent de burgerlijke wandel van de betrokkene. Dit vloeit voort uit de Haagse Kerkorde van 1591. Hij bestrijdt de remonstranten. Dezen toch ontlenen aan Jes. 49 : 23» Koningen zullen uw voedsterheren zijn en hun vorstiimen uwe zoogvrouwen, een argument om te stellen dat de Kerk aan de Overheid ondergeschikt is. Niet aldus, volgens Brakel: „hunne vorstinnen" bewijst dat niet regerende maar machtige personen bedoeld zijn. De tekst stelt deze hoge personen zelfs onder de Kerk. „Voedster" is een dienende taak! Het remonstrantse argument van de verstoting van Abjathar uit het priesterambt is al evenmin van waarde. Abjathar had rebellie gepleegd door zich met Adonia te verbinden. .Zijn verstoting raakte daarom niet zijn ambt maar zijn persoon.

Intussen was de verhandeling van Brakel door de drukpers in de openbaarheid gekomen. Een aantal geschriften pro en contra volgden. De Heer van Bleyswijk, Ontvanger-Generaal der kerkelijke goederen te Delft bestreed Brakel met een boekje onder de titel: „Mose als een Godt over Aaron." Volgens de schrijver had Christus de gelovigen tot wettige hoofden over de zichtbare particuliere kerken hier op aarde geordineerd. Kerkelijke personen hebben alleen kerkelijke macht voor zover en zolang de Overheid hen daarmee bekleedt. Aan die kerkelijke personen is van Godswege aUe heerschappij over de zichtbare Kerk verboden. Hij staaft zijn betoog door steeds te verwijzen naar het herhaaldelijk ingrijpen in zaken van godsdienst door Mozes.

Brakel antwoordde beknopt met een brief aan de Ed. Heer J. C. van Bleysvrijk. Aaron werd als particulier persoon aan Mozes toegevoegd. Later als Hogepriester was hij niet te vereenzelvigen met de Kerk, aldus Brakel.

Deze permestrijd gaf het aanzijn aan in totaal 7 traktaten. Brakel's gevoelen werd verdedigd in een „Schriftuurlijk en Redelijk Oordeel over het Regt der Overheden in Kerkelijcke Saeken". geschreven door een zekere Jacob Schuts. Het is een samenspraak waarin op eenvoudige wijze de oude belijdenis toegelicht wordt. De predikant van Heusden, dr. Leonardus Rijssenus, bleek een andere medestander van Brakel te zijn, die met een „Apologie voor het Reght der Overheden, des Volks ende der Kercke" voor hem in het krijt treedt. Deze apologie is een doorwrocht werk met de slotsom ..wanneer nu een stad, classis of kerk doet wat goed is, mag niemand, voornamelijk niet een lagere overheid, dat afkeuren."

Ook Koelman laat de stem horen. Niet alleen ter wille van de waarheid maar ook uit liefde tot de persoon van de aangevallene. Zijn werkje draagt de eenvoudige titel: „Wederlegging van een boekjen van J.C.van Bleyswijk". Koelman onderscheidt evenals Brakel in de „Redelijke Godsdienst" een drieërlei Overheidsmacht in kerkelijke zaken. Ten eerste de macht om te beschermen. Daaronder worden begrepen de omstandigheden en voorwaarden voor het uiterlijk welvaren van de Kerk. De Overheid heeft de Kerk te beschermen tegen overlast van buitenaf en heeft de groei van de Kerk te bevorderen. Als bewijzen daarvan dienen de Godzalige koningen van Israël onder het Oude Testament, David, Salomo, Asa, Josafat, en anderen.

Ten tweede een uitwendig ordinerende macht. Deze macht moet de Overheid gebruiken om in het openbare leven verordenend op te treden ten bate van de Kerk. Met deze macht worden Synoden bijeengeroepen en billijke besluiten van die Synoden bevestigd door het Overheidsgezag. Dat wil niet zeggen dat de Overheid blindelings de Kerk moet gehoorzamen. Elk heeft het oordeel des onderscheids en daarom mag de Overheid slechts een „volgend" politiek oordeel hebben.

Ten derde heeft de jQyerheid een bedwingende macht. Met deze macht behoort de Overheid te bewerken dat de ambtdragers hun plicht doen en dat de kerkenordening nageleefd wordt. Hieronder valt ook de macht van de Overheid om de uitwendige vergrijpen tegen beidp Tafelen van de Wet te bestraffen. De

kerkelijke en de politieke macht zijn niet aan elkaar ondergeschikt maar zij moeten samenwerken. Zij zijn beiden de hoogsten in hun eigen hoedanigheid en daarin samen ondergeschikt aan God als de opperste Machthebber. Tot zover Koelman.

Er is nog iemand die de stem verheft, een zekere Ericus Walten. Er wordt nog al eens tegen hem gewaarschuwd op kerkelijke vergaderingen. Blijkbaar een gevaarlijk man, over wie weinig bekend is. Koelman zegt dat hij een vreemdeling is en geboortig uit Duitsland. Walten openbaart zich als een fel man. Bijzonder Koelman moet het ontgelden. Hij tekent een „Portrait van Jacobus Koelman; Hem vertonende in sijn tegenwoordige Rasernie en Doodstuipen." Walten blijkt nogal sterk vooruitstrevende gedachten te hebben. Op gronden van volkssouvereiniteit en natuurrecht, denkbeelden uit de Franse revolutie, die 100 jaar later zou ontstaan, doet hij de uitspraak, dat de Overheid door het volk en om des volks wil is ingesteld. Zij heeft dus naar de wü van de meerderheid te regeren. Regenten zijn te allen tijde aan het volk verantwoording schuldig. Dat zijn revolutionaire gedachten! Het volk maakt uit wat en hoe de godsdienst zal zijn. „De kerk die door de wetten bevestigd is. staat onder bescherming van de Overheden, wijl dezen het ganse volk representeren. Bijgevolg is de kerkelijke regering onder de politieke gesubordineerd. Want anders zou zij ook niet van het volk afhangen." Walten beschouwt het als een wezenlijk recht dat de mens niet aan God en Zijn Wet onderworpen is. De mens kiest zich een god zoals hij zelf wil. Deze stelling doet Koelman in zijn antwoord in verontwaardiging uitroepen: Wie heeft de mens dat recht der natuur gegeven ? Walten's geschrift is oorzaak van verweer. Heusden's predikant, Rijssenus, laat zich niet onbetuigd. Hij noemt de stellingen van Walten Godslasterlijk en verwijt hem: Met uw gebod hebt gij Gods gebod krachteloos gemaakt.

Walten's gedachten waren wezenlijk revolutionair. Zijn uitspraken hebben alle tot beginsel dat het volk regeert, het volk handelt, het volk verkiest. Volkssouvereiniteit in de meest volstrekte zin van het woord. De helft plus één is bij hem de enige absolute wet. Ni Dieu, ni maitre, geen God en geen meester. Dat beginsel is de grondslag van de ontzaggelijke omwentelingen die bekend zijn als de Franse Revolutie.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's