Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende Hozéa 8 : 7.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende Hozéa 8 : 7.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOPENDE: De laatste keer hebben we aan het eind van onze samenspraak opgemerkt, dat Hozéa's profetie een ontdekkende profetie is. Dat zullen we steeds meer zien, als we onze samenspraak over deze profetie mogen vervolgen. Het 7e vers moet nu onze aandacht hebben. We lezen daar: : „Want zij hebben wind gezaaid en zullen een wervelwind maaien; het zal geen staand koren hebben, het uitspruitsel zal geen meel maken; of het misschien maakte, vreemden zullen het verslinden."

We moeten natuurlijk dit vers in verband zien met het vorige vers. In het vorige vers is er van het kalf van Samaria gezegd, dat het tot stukken zou worden. En dan volgt erop in de tekst die we nu hebben te bespreken: „Want zij hebben wind gezaaid en zullen een wervelwind'^ maaien." Met de kalverendienst had men dus wind gezaaid. De ijdelheid van die kalverendienst wordt ermee aangetoond. Men had er niet anders dan wind mee gezaaid, maar men zou er ook een wervelwind mee maaien.

UITZIENDE: De mens maait dus wat hij zelf gezaaid heeft. Is dan het oordeel Gods onrechtvaardig ? De tekst die we thans overdenken, brengt ons eigenlijk bij ons aller diepe val. In het paradijs zijn we er al mee begonnen om wind te zaaien. En het zaaien van wind kan niet anders dan een maaien van een wervelwind ten gevolge hebben. De bezoldiging der zonde is de dood. Dat kan niet anders, want de zonde werkt de dood. Buiten God doen we nooit anders dan wind zaaien en zullen we dan ook nooit anders dan een welverwind kunnen maaien. De mens heeft zich in zijn diepe val van zijn Maker losgescheurd. Hij heeft God gelijk willen zijn. O die gruwelijke val toch, waarin de mens zo hovaardig is geweest dat hij als een nietig eindig schepseltje dat hoge oneindige Wezen naar troon en kroon stond ! Zo is hij in het proefgebod niet staande gebleven. Dat hield wat in ! Volgens het proefgebod dat God hem had gesteld. mocht hij niet eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Wat was dat voor een boom ? Dat was de boom van Gods gezag. God kende voor de mens wat goed en wat kwaad was. Dat wil zeggen: God bepaalde het voor de mens en maakte het voor hem uit, wat hij doen mocht en wat hij niet doen mocht. De mens moest dus door niet te eten van die boom der kennis des goeds en des kwaads, betonen dat hij God als zijn Schepper wilde erkennen. In de rechte erkenning van God als zijn Schepper was ook juist zijn hoogste zaligheid te vinden. Maar in het eten van de verboden boom stond hij tegen zijn Schepper op, verbrak hij de band met zijn Schepper, want hij verbrak ook dat verbond van vriendschap en gemeenschap waarin hij met zijn Schepper mocht leven, en alzo overtrad hij ook geheel Gods heilige wet. Zo kwam dus de zonde in de wereld. Maar wat is nu de zonde ? De zonde is, zoals de apostel Johannes ons zegt in zijn zendbrief, de ongerechtigheid. Als het schepsel de Schepper niet wil erkennen en buiten Zijn gemeenschap zijn eigen weg wil gaan, dan overtreedt hij de wet van zijn Schepper en dan bedrijft hij het gruwelijkste onrecht. En de ongerechtigheid kan nooit anders dan tijdelijke en eeuwige ellende ten gevolge hebben. De wet van God is een afdruksel van de Goddelijke volmaaktheid.

HOPENDE: Laat ik nu even een opmerking mogen maken. Hieruit blijkt dus duidelijk dat de mens volmaakt geschapen is. God schiept hem met de wet in zijn hart. In die wet brengt God dus Zijn volmaaktheid tot uitdrukking. Nu, in de staat der rechtheid leefde de mens geheel naar die wet. Hij bezat Gods beeld volmaakt, bestaande in kermis, gerechtigheid en heiligheid. Hij was zonder zonde en vond al zijn vermaak in de betrachting van Gods wet en alzo in de erkenning en in de verheerlijking van zijn Schepper. Laat men nu nog eens zeggen met zijn waanwijsheid, dat God de mens niet volmaakt geschapen heeft! Ik heb vorig jaar zo'n waanwijze vraag gekregen, waarin men duidelijk liet blijken dat men zelf een stelling ingenomen had van dat de mens in de staat der rechtheid niet volmaakt geweest is. Men wilde dat ik aan zou tonen dat de mens wel volmaakt geweest is. Ik heb die vraag niet willen beantwoorden, want men moet de zot niet naar zijn dwaasheid antwoorden. Men kan op grond van Gods Woord nooit leren dat de mens niet volmaakt geschapen is, of men zal als Rome moeten leren dat de begeerte tot de zonde er ook in de staat der rechtheid was. De mens is geschapen met Gods wet in het hart en alzo volmaakt en zonder zonde. Maar waar hij vanuit die staat der volmaaktheid zich in een staat van zonde en doemschuld heeft gebracht, daar kan hij niet anders meer dan wind zaaien en een wervelwind maaien.

UITZIENDE: Nu is dus al zijn godsdienst buiten de ware vernieuwing naar Gods beeld, niet anders dan een zaaien van wind. Dat zaad zal geen staand koren hebben, zoals de tekst zegt. En als er nog enig uitspruitsel zal zijn van dat zaad, dan zal het geen meel maken. En als het nog meel zal maken, dat wil zeggen, dat het kan zijn dat het schijnt dat men toch werkelijk de ware godsdienst heeft gevonden, maar dan zal het einde daarvan nog het ergste zijn, want vreemden zullen het verslinden.

HOPENDE: Dat was het dus wat de Heere van de kalverendienst van Israël had te zeggen. Die kalverendienst geeft ons dus wel stof om over na te denken. Er is wat godsdienst, die niet anders is dan kalverendienst. Al wat dus buiten de waarachtige vernieuwing naar Gods beeld omgaat, is niet anders dan kalverendienst. Het kan veel op de ware godsdienst lijken, maar het is de Ware godsdienst niet. De kalverendienst leek op de ware godsdienst, althans Jerobeam deed het voorkomen aan het volk alsof God op deze wijze nu ook wel in waarheid kon gediend worden. Maar Hozéa's profetie laat ons heel duidelijk weten hoe God over die kalverendienst dacht. En zo laat die profetie ons ook weten hoe God denkt over al die godsdienst die niet uit Hem is. Daar hopen we dan aan de hand van de volgende tekst nog wel wat meer van te horen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende Hozéa 8 : 7.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's