Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Mevrouw v. d. B. te L.,

Zo'n vraag als u me hebt gesteld, vind ik heel geschikt ter beantwoording in ons blad. Wel wil ik u eerlijk doen weten dat ik met schuchterheid er thans aan begin om uw vraag te beantwoorden. Ik heb meerdere vragen liggen over Bijbelse personen over wie er verschillend geoordeeld wordt. Er zijn er bijvoorbeeld die verwerpen Rachel als een onbekeerd mens, ter wijl anderen weer goede gedachten van haar hebben. Nu geloof ik dat we altijd voorzichtig moeten zijn met over de staat der ziel van bepaalde Bijbelse personen een oordeel te vellen. We vervallen er ook zo licht toe om iets geestelijk te gaan verklaren uit een geschiedenis wat toch slechts uitwendig is geweest. Daarom laat ik in vele gevallen de persoon die de hoofdrol speelt in een geschiedenis, wat de staat zijner ziel betreft, liever maar rusten en probeer dan met de hulp des Heeren de geestelijke leringen in het oog te krijgen die in zo'n geschiedenis verweven liggen. Met het geval van de koning Asa, waar u me naar vraagt, ligt het echter wat anders. U hebt een leraar horen zeggen dat Asa een verworpene was en een andere leraar hebt u weer horen zeggen dat in hem de vrije soevereine genade uitblonk. Zelf hebt u ook altijd gedacht dat Asa een man met genade is geweest, maar nu u er de kanttekening op nagelezen hebt, bent u in twijfel hierover gekomen. Dus nu vraagt u naar mijn mening.

Als ik u wil antwoorden op uw vraag, zou ik dan ook willen beginnen met op te merken dat ik de kanttekening zeer hoog heb staan. Bij die kanttekening vril ik me het liefste dan ook houden, ook wat de koning Asa betreft. Dit stel ik maar ineens voorop vast.

Ik kan begrijpen dat bij u altijd de gedachte heeft geleefd dat Asa in oprechtheid de Heere heeft gevreesd. Zijn geschiedenis begint immers met ons mede te delen dat hij deed dat goed en dat recht was in de ogen des Heeren, zijns Gods. Er staat ook nog dat hij deed gelijk zijn vader David gedaan had. Hij nam weg de schandjongens en deed de drekgoden weg die zijn vaders gemaakt hadden. Hij nam de altaren der vreemden en de hoogten weg, en brak de opg'erichte beelden en hieuw de bossen af. Bepaalde hoogten werden ook wel weer niet weggenomen, zoals blijkt uit 1 Koningen 15 : 14. Maar in diezelfde tekst lezen we toch ook zo opmerkelijk: „nochtans was het hart van Asa volkomen met de Heere al zijn dagen." En nu kan ik goed begrijpen dat u, gelet op zulk een uitspraak, de vaste mening bent toegedaan geweest dat Asa in vvaarheid in de vreze Gods heeft geregeerd. De kanttekening zegt echter bij die tekst: ­ „Versta deze volkomenheid en oprechtheid des konings eigenlijk ten aanzien van zijn genegenheid, betrachting en ijver in en voor de zuivere godsdienst, hoewel hij in zijn volgende leven verscheidene gebreken heeft gehad."

Maar laten we nu even Asa in zijn opgang en in zijn afgang volgen. In 2 Kronieken 14 lezen we van de overwinning die hij op de Moren heeft behaald. Zera de Moor kwam met een zeer grote menigte tegen hem ten strijde. Maar Asa riep tot de Heere, zeggende: „Heere, het is niets bij U te helpen, hetzij de machtige hetzij de krachteloze; help ons, o HEERE onze God ! Want wij steunen op U en in Uwen Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; o HEERE, Gij zijt onze God; laat de sterfelijke mens tegen U niets vermogen." En dan lezen we verder: „En de Heere plaagde de Moren voor Asa en voor Juda, en de Moren vloden." De Moren werden voorgoed ten ondergebracht. De profeet Azaria, de zoon van Oded, heeft toen door de Geest Gods daartoe gedreven, Asa aangespoord en vermaand om in de door hem begonnen reformatie voort te gaan. Asa heeft de woorden van deze profeet ter harte genomen en er werd veel gedaan tot herstel van de dienst des Heeren, alsook werden er

vele offeranden , aan de Heere gebracht. Ja we lezen zo verder in 2 Kronieken 15: „En zij traden in een verbond, dat zij de Heere, de God hunner vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel. En al wie de Heere, de God Israels, niet zou zoeken, zou gedood worden, van de kleine tot de grote, en van de man tot de vrouw toe. En zij zwoeren de Heere met luider stem en met gejuich, desgelijks met trompetten en met bazuinen. En gans Juda was verblijd over de eed, want zij hadden met hun ganse hart gezworen, en met hun ganse wil Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en de Heere gaf hun rust rondom henen. Ook aangaande Maacha, de moeder van de koning Asa, hij zette haar af, dat zij geen koningin ware, omdat zij een ^afgrijselijke afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa haar afgrijselijke afgod uit en verbrijzelde en verbrandde hem aan de beek Kidron."

Ik schrijf u nogmaals, dat ik zeer goed begrijp dat u dit alles lezende, van koning Asa niet anders hebt kunnen denken dan dat hij in waarheid een Godvruchtige koning is geweest. Eer ik nu verder ga met uw vraag te beantwoorden, wil ik u ook even doen weten dat ik nu niet bezig ben om een leraar te veroordelen die een goed getuigenis van Asa mocht hebben gegeven. U schrijft mij over twee leraars die u twee tegenovergestelde meningen naar voren hebt horen brengen, maar u noemt mij de namen van die leraars niet. Dat is heel goed, want mijn oordeel kan dan ook te beter als onpartijdig worden beschouwd. Ook zou het kunnen zijn dat er een geschreven predikatie is van een overleden leraar, die onder ons achting heeft weggedragen en waarin een gunstig oordeel over Asa werd gegeven. Ik hoop dat u begrijpt dat ik dan niet graag de achting van zulk een leraar omlaag zou willen halen. Dat is ook niet nodig, want het. gunstig of niet gunstig oordelen over de staat der ziel van koning Asa raakt de grondstukken van de leer der zaligheid niet.

Maar nu komen we dan tot de afgang van de koning Asa. In 2 Kronieken 16 kunnen we die beschreven vinden. Daar wordt ons allereerst hetzelfde vermeld als wat we ook in 1 Koningen 15 beschreven kunnen vinden, namelijk dat Asa steun zocht bij Benhadad de koning van Syrië tegen Baësa de koning van Israël die tegen hem optrok. En dan is de ziener Hanani al tot hem gekomen en heeft tot hem gezegd: „Omdat gij gesteund hebt op de koning van Syrië en niet gesteund hebt op de Heere uwe God, daarom is het heir der konings van Syrië uit uw hand ontkomen. Waren niet de Moren en de Libiërs een groot heir met zeer vele wagenen en ruiteren ? Toen gij nochtans op de Heere steundet, heeft Hij hen in uwe hand gegeven. Want de Heere aangaande. Zijn ogen doorlopen de ganse aarde om Zich sterk te bewijzen aan degenen, welker hart volkomen is tot Hem; gij hebt hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen u zijn." En als de ziener Hanani dit tegen Asa gezegd heeft, is dat geheel verkeerd bij hem gevallen. We lezen dan ook: „Doch Asa werd toornig tegen de ziener en zette hem in het gevangenhuis, want hij was hierover tegen hem ontsteld; daartoe onderdrukte Asa enigen uit het volk ter zelver tijd."

Dat Asa kwaad werd als hem de waarheid werd gezegd, laat zich ook nog wel verstaan en we zouden niet graag beweren dat zulks niet met genade gepaard zou kunnen gaan. Laat ons zo het gedrag van Asa ook maar tot lering zijn. Een man als Asa had lange tijd in vrede en voorspoed geregeerd, omdat de Heere met hem was, daar hij in Zijn wegen wandelde. Dikwijls gebeurt het dat iemand die waarlijk de vreze des Heeren in zijn leven heeft mogen openbaren en van wiens leven er alszodanig veel getuigenis is uitgegaan, toch aan het eind van zijn leven begint af te zakken. Maar dan komt soms ook openbaar dat de positie die men heeft mogen innemen toch ook iemand een zekere mate van zelfverzekerdheid en van zelfhandhaving heeft gegeven, waardoor hij de minste aanmerkingen op zijn beleid niet kan verdragen. Dat alles kan dus bij een mens met genade te vinden zijn.

Maar toch komt het me van Asa niet zo gunstig voor, als we van hem lezen dat hij toornig werd op de ziener en dat hij hem in het gevangenhuis zette, ja, dat hij zelfs enigen uit het volk ter zelver tijd onderdrukte. Die mensen uit het volk die hij onderdrukte, waren ongetvrijfeld mensen die het met Hanani hielden en die aan de zijde Gods en van de Waarheid bleven staan. Dus wellicht zullen het er van Gods ware volk geweest zijn, die hij onderdrukte. Ik kan dat niet zo'n gunstig teken vinden.

Maar wat mij ook nog meer te zeggen heeft, dat is wat we van het laatste van zijn leven lezen. Hij werd immers in het negen en dertigste jaar zijns koninkrijks krank aan zijn voeten. Tot op het hoogste toe was zijn krankheid. Maar dan lezen we zo opmerkelijk: „daartoe ook zocht hij de Heere niet in zijn krankheid, maar de medicijnmeesters."

En nu wil ik nog weer even de kanttekening laten spreken. Als er over de geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste, wordt gesproken, dan zegt de kanttekening zo: „De eerste zijn goed geweest en prijswaardig; de laatste hadden grote gebreken en waren derhalve berispelijk. In het voorstaan van de zuivere godsdienst was hij wel trouw en gestadig, maar zijn vertrouwen was klein op God, en zijn strafheid tegen enigen onder het volk groot." En verder wat het zoeken van de medicijnmeesters betreft, dan zegt de kanttekening ervan: „Dat is, hij vraagde de Heere niet om raad door enige profeet: hij vernederde zich niet door bekentenis van zijn zonden, hij steunde op de Heere niet en riep Hem niet aan naar behoren; maar hij verliet zich slechts op de medicijnmeesters en menselijke hulp."

Het was wel zeer opmerkelijk dat Asa juist met die ziekte werd bezocht. Hij had de ziener Hanani in het gevangenhuis gezet, omdat die hem van 's Heerenwege had bestraft over het zoeken van hulp bij de Syriërs. En als er nu over het gevangenhuis gesproken wordt, dan zegt de kanttekening dat men het woord dat in de oorspronkelijke taal des Bijbels wordt gebruikt, ook door stokhuis zou kunnen vertalen, daar men de gevangenen in het gevangenhuis in de stok of in de boeien sloot. Hanani werd dus met zijn voeten in de stok gesloten. Dat was zijn straf. Maar God zegt: „Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad." Asa werd met een ernstige krankheid aan zijn voeten bezocht. Deze krankheid heeft hem wellicht aan zijn stoel of bed als geketend doen zijn, dus zo zat hij nu zelf als in een gevangenhuis, met zijn voeten in een stok gesloten, maar dan met ernstige pijnen en smarten. En daarom heeft het nu juist ook voor mij nog te meer zoveel te zeggen.

als hij in die krankheid niet de Heere zocht, maar wel de medicijnmeesters. Hanani is er ongetwijfeld in die gevangenis beter aan toe geweest dan Asa op zijn ziekbed. Hanani mocht dan met zijn voeten in de stok zitten, maar hij was dan toch nog niet met zulk een krankheid aan zijn voeten bezocht die hem zulke hevige pijnen bezorgde. Ook zal de Heere Zich zeker naar de ziel aan hem niet onbetuigd gelaten hebben. Maar Asa zocht het met zijn pijnen en smarten bij de medicijnmeesters. Er was geen vernedering en verootmoediging des harten bij hem te vinden. Dat vind ik geen best teken.

Ja, ik weet wel dat het bij een mens met genade ook zeer laag af kan lopen. Daar geeft Gods Woord ons ook wel de voorbeelden van. Er zijn dan ook wel verklaarders die trots deze afgang van Asa toch het goede van hem blijven denken. Men wijst dan op wat we in 2 Kron. 20 van Josafat kunnen lezen, als daar zo staat: „En hij wandelde in de weg van zijn vader Asa, en hij week daarvan niet af, doende dat recht was in de ogen des Heeren." Maar wederom is het de kanttekening die dan de opmerking maakt: „Dat is, hij volgde de voetstappen zijns vaders, in het voorstaan van de zuivere godsdienst en in de regering van het koninkrijk." Daarmee zegt de kanttekening niet dat er bij Josafat niet wat meer mocht zijn dan bij Asa, want we weten wel dat we er niet aan behoeven te twijfelen dat Josafat in oprechtheid de Heere heeft mogen vrezen. De kanttekening ziet echter in Asa's ijver in het uitroeien van de afgodendienst, niet anders dan een handhaving van de zuivere godsdienst in zijn regering, die bij hem geen vrucht behoeft geweest te zijn van de ware vernieuwing des harten. En bij.dit oordeel van de kanttekening zou ik het willen houden.

En zo geeft dan die geschiedenis van Asa ons toch heel wat op te merken. Er zijn tijdgelovigen die voor een tijd de wereld de rug toekeren en later weer terugkeren tot hun vorig leven, als een hond tot zijn uitbraaksel en als de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk. En met zo'n tijdgelovige kan het in zijn godsdienstige ijver ook ver zijn gegaan. Mijn ogen hebben dat aanschouwd. Ik heb tijdgelovigen meegemaakt die een ambt in Gods kerk hebben bekleed. We zijn geneigd om een bekering Van iemand die uit de wereld is gehaald, geloofwaardiger te vinden dan van een ander die onder de godsdienst is toegebracht, maar toch moeten we juist met die bekeringen van wereldse mensen nog voorzichtiger zijn. Ge staat er soms van te kijken hoe ze in een kort bestek van tijd zo'n grote kennis der Waarheid hebben opgedaan en ook zulke grote zaken weten te bespreken. Ze verkrijgen daardoor een opgang onder Gods volk en soms ook nog wel een vooraanstaande pilaats in de kerk. Maar God brengt ze op Zijn tijd openbaar. Iemand die niet uit de wereld is gehaald, zoals we dat dan noemen, kan er veel mee aangevallen worden dat het bij hem maar algemeen werk uit kracht van opvoeding is. Hij zou denken meer zekerheid te hebben als hij ook meer krachtdadig was omgezet en uit de wereld was gehaald.

Laten we echter altijd bedenken dat de zekerheid in de geloofsvereniging met Christus is te vinden en niet in het krachtdadige of opvallende van onze omkering. Die Christus niet zijn ingelijfd, missen het ware leven des geloofs dat de ziel in de gemeenschap met Hem doet leven en uit Hem doet vruchtdragen. Ze kunnen een grote omkeer in hun leven hebben meegemaakt, maar hun hart is aan de wereld en aan de zonden verbonden gebleven. Ze hebben geen hemelse wandel en kennen niets van een verborgen geloofsgemeenschapsleven met Christus en haten dat in anderen. Tegen dat leven komt altijd hun vijandschap openbaar. Ze kunnen de waarachtige vreze Gods niet verdragen.

Maar zo is het bij al degenen die slechts een uitwendige godsdienst hebben. Laat men dan geen tijdgelovige zijn die uit de wereld is gekomen, maar buiten hartvernieuwende genade zit de godsdienst toch altijd alleen maar aan de buitenkant. En dan kan men ijveren voor de zuivere leer en dus voor de ware godsdienst, maar als het er op aankomt is men met al zijn ijver nog een bittere vijand van het waarachtige genadeleven. Dan zet men er een Hanani nog mee in de gevangenis. Men heeft wel veel beelden verbroken, maar men heeft nooit met de beeldendienst van binnen te doen gekregen. En zo gaat men slechts in de vorm op en zo is de weg die men bewandelt een opgaande weg, die ten slotte kan eindigen in zulk een afgang als bij Asa. Ik kan er niets aan doen Mevrouw, maar ik houd het maar bij de kanttekening en ik kan het ook niet zo'n gunstig teken vinden, als Asa aan het einde van zijn leven in zijn krankheid niet de Heere zocht, maar de medicijnmeesters. Het ging toch op de dood aan en dat terwijl hij met deze pijnlijke krankheid was bezocht als gevolg van wat hij de profeet des Heeren had aangedaan. Ik weet wel dat het met een kind van God ook laag af kan lopen en dat men zich ook als dood voor de dood kan gevoelen en dat zelfs nog wel voor de poorten van de dood, maar dan ligt het toch nog anders. Dan kan het niet anders of de ziel zal juist uit die diepte nog kermen tot God. Maar Asa zocht de Heere niet en dat terwijl er de duidelijke bewijzen van waren dat hij de Heere tegen zich had om dat hij zijn hulp bij de Syriërshad gezocht en de bestraffing daarover van de profeet des Heeren en van Gods ware volk niet had aanvaard. Asa werd dus door wat hem nu in die krankheid overkwam niet op die plaats gebracht dat hij het verkeerde van zijn handelingen erkende en in een oprechte belijdenis van zijn schuld het aangezicht des Heeren ernstig zocht. Juist het tegenovergestelde lezen we van hem.

Voor hem werd de weg niet nauw die tot het leven leidt, want hij hield nog medicijnmeesters buiten de Heere over. Maar daarin kwam dan ook duideHjk openbaar dat het voor hem nog nooit een smalle weg was geworden. Hij had altijd nog voorspoed gehad met zijn uitwendige godsdienst. En weliswaar, kunnen we daarin ook weer zien dat de Heere Zijn zegen aan de uitwendige betrachting van Zijn geboden wil verbinden. Laten we alzo deze geschiedenis ook recht ter harte nemen. De Heere zegende Asa om de uitwendige onderhouding van Zijn inzettingen. Maar zo gauw als ook de tegenspoed kwam, kwam het openbaar dat hij alleen een godsdienst had waarbij hij God in voorspoed dienen kon, maar niet in tegenspoed. Dus toen viel heel die uitwendige godsdienst weg en toen bleek het dat hij niet anders had. Bij degenen die door Gods Geest zaligmakend worden bearbeid, valt ook de uitwendige godsdienst eens weg en dan houden ze ook niets meer over, maar dan vallen ze juist als een hulpeloze en een verlorene in Gods handen. Maar toen Asa's godsdienst wegviel, kwam er alleen maar vijandschap openbaar. Ik kan het niet anders zien liggen. Hetzelfde als bij Asa is nog bij vele godsdienstige mensen te aanschouwen. Als het gebouw van die uitwendige godsdienst in elkander stort, blijkt het wel dat het aan een deugdelijk fundament ontbreekt. Ik wil u wel eerlijk schrijven dat ik er dikwijls mee aangevallen word, dat het bij mij ook nog eens zo laag zal aflopen als bij Asa. Toch voel ik innerlijk dat het bij mij anders ligt dan bij hem. Is het bij u ook zo ? Ik moet nodig afbreken en wil dat hiermee dan nu doen, u hartelijk groetend en Gode bevelend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's