Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis 22 22

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 22 22

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 81 t.m. 90.

81. Christus moest noodzakelijk de verzoekingen van Satan ondergaan. Dit blijkt wel duidelijk als we lezen dat Hij van de Heilige Geest werd weggeleid in de woestijn om verzocht te worden van de duivel (Matth. 4:1). De verzoeker wordt duivel, d.i. aanklager en Satan, d.i. wederpartijder genoemd. In de diepste grond was het een strijd tussen God en Satan. In de val van de eerste Adam had de Satan schijnbaar aan God de nederlaag toegebracht. Sindsdien bleef van Gods zijde de oorlog verklaard tegen de Vorst der duisternis: Hij zet vijandschap tussen het zaad der vrouw en het zaad der slang. De beloofde Messias was nu gekomen om de werken des duivels te verbreken en daarom moest Hij eerst de Satan zelf overwinnen, om hem vervolgens zijn vaten te ontroven. Het ging bij deze verzoeking om het recht Gods en de schuld van de mens. De mens was gevallen door Satans verleiding. Was dat een gevolg van een gebrek in 's mensen schepping, zodat hij onder die omstandigheden wel vallen moest ? Dan kwam de schuld van zijn val eigenlijk voor rekening van zijn Schepper. Of had de mens zelf welbewust verkeerd gebruik gemaakt van zijn wil en krachten ? Dan was de mens ten volle aansprakelijk en was God gerechtvaardigd. Samenvattend kunnen we dus zeggen dat de verzoeking van Christus noodzakelijk was omdat God gerechtvaardigd moest worden. Satan beschaamd, de zonde in haar schuldig karakter en de mens in zijn doemwaardigheid geopenbaard moest worden (Rom. 8:3).

82. Deze verzoeking veronderstelt niet de mogelijkheid dat de Heere Jezus er ook voor bezwijken kon. Bij de heilige Christus kon geen verleiding van binnen uit aangevuurd worden gelijk bij ons, die door onze begeerlijkheid verlokt worden. Satan kon dus niet anders dan verliezen. Toch hield hierdoor het wezenlijk karakter van de verzoeking niet op. De aard van het karakter van de verzoeking hangt niet af van de vraag of het mogelijk is dat de verzochte persoon ook werkelijk er voor zou kunnen bezwijken. Het was juist noodzakelijk dat de onoverwinnelijkheid van Christus tot openbaring zou komen.

83. De plaats waar Christus verzocht werd was niet de woestijn van Judea want deze was niet zo verlaten als van deze woestijn gezegd wordt in Mark. 1 : 13. Waarschijnlijk is het de Sinaïwoestijn geweest, waar ook Mozes en Elia gevast hebben. In ieder geval was het een onherbergzaam oord waar geen verkvrikking voor de mens te vinden was, waar alles sprak van vloek en verschrikking. De proef die God in het paradijs genomen had werd hier herhaald, maar nu plaatste de Heere de tweede Adam in veel ongunstiger omstandigheden. Adam en Eva hadden aan niets gebrek. De verboden vrucht hadden zij op generlei wijze nodig. De Heere Jezus had aan alles gebrek.

84. De tekst: De mens zal by brood alleenniet leven, maar bij alle woord dat uit de mond Gods uitgaat, is aangehaald uit Deut. 8 : 3. Hoewel alles het tegendeel scheen te prediken hield Christus vast aan het getuigenis der Schrift, Hij bleef God erkennen als Zijn Verzorger en Hij liet het geheel aan Hem over op welke wijze Hij Hem van het nodige zou willen voorzien. De duivel wilde dat Hij van stenen brood zou maken. Neen, zegt Christus, waartoe is dat nodig ? Het is uit de Schrift reeds lang bewezen dat de mens ook zonder brood kan leven. Alle woord dat uit de mond Gods uitgaat is noodzakelijk om de mens en alle andere schepselen in stand te doen blijven. Met andere woorden: hoewel de mens middellijkerwijs door brood gevoed wordt, dient hij het leven niet aan de kracht van dat brood toe te schrijven maar aan de verborgen kracht die God in dat brood legt tot onze voeding.

85. De tinne des tempels was het dak van de koninklijke galarij aan de zuid-oosthoek van de tempelmuur. Mattheüs zegt zo uitdrukkelijk dat de duivel Hem naar de heilige stad voerde, zodat vnj er bij bepaald worden dat heilige plaatsen niet veilig zijn tegen Satans listen. Waarschijnlijk wilde hij Jezus verleiden om aan die plaats waar zich veel mensen bevonden, zich als wonderdoener aan de schare te openbaren. Indien Hij dit gedaan zou hebben zou Hij echter het kenmerk van de valse Messias hebben gedragen.

86. Verzoeken betekent in dit verband verzuimen van de middelen, die God onder ons bereik gesteld heeft. Degene die een blijk van de goddelijke almacht begeert te ondervinden, waar het niet nodig is, die verzoekt God. Hij neemt een ongeoorloofde proef van de beloften en misbruikt alzo de Schrift. Satan haalt wel het getuigenis van de 91ste Psalm aan waarin gezegd wordt dat de engelen de bewaarders van Gods volk zijn, maar het bedrog ligt hierin dat hij verzuimt te zeggen dat er bij gevoegd is: in al uwe wegen (vs. 11). God beveelt Zijn volk de rechte weg te bewandelen en dan belooft Hij dat de engelen hun bewakers zullen zijn.

87. Het was geen teken van weerloosheid dat Satan Christus kon meevoeren op een zeer hoge berg, maar hij kon het doen omdat het hem toegelaten werd. De tinne des tempels was de Boze niet hoog genoeg, want de overste van de macht der lucht wilde dat de Heere een uitzicht zou hebben over al de koninkrijken der wereld. Ongetwijfeld was ook hierin een misleiding van de Satan, hetzij dat hij het panorama vergrootte of schoner maakte door luchtspiegeling of dergelijke kunstgrepen die hem mogelijk waren. De Heere Jezus liet Zich echter niet bedriegen maar Hij liet Satan slechts zijn gang gaan, opdat de overwinning over Hem des te heerlijker zou zijn.

88. De duivel sprak een leugen uit toen hij beweerde over al de koninkrijken der wereld te kunnen beschikken en deze te geven wie hij wilde (Luk. 4:6). Alle mensen van nature zijn wel gewillige onderdanen van hem en in het bijzonder kan hij zijn heerschappij uit over de koninkrijken der heidenwereld uitoefenen, zodat hij de overste dezer wereld genoemd wordt, maar toch is hij in werkelijkheid diep afhankelijk van God, zonder Wiens wil hij zich noch roeren noch bewegen kan. In de engelenwereld was de Satan een schepsel van buitengewone betekenis, bijzonder groot in macht en aanzien. Maar die hoge plaats in het heelal was voor hem juist de aanleiding tot de zonde van hoogmoed, zodat hij niet meer tevreden was met de plaats der ere die God hem geschonken had en greep hij naar het allerhoogste, hij wilde als God zijn. En zo is de leugen in Satan opgekomen, want hij verbeeldde zich, niet van God afhankelijk te zijn. Geheel doortrokken met de leugen heeft hij het aangedurfd de strijd met Christus aan te binden en in die worsteling heeft hij de nederlaag geleden, wat niet wegneemt dat hij tot de grote oordeelsdag toe zal blijven doorgaan om zijn macht te handhaven en zijn streven om als God geëerd te worden zal hij in de tijd van de grote afval nog in zoverre verwezenlijken dat hij grote tekenen en wonderen zal doen waardoor de ganse aarde zich verwonderen zal en hem aanbidden (Openb. 13). Zijn schrikkelijk lot is evenwel door de Almachtige bepaald en God zal zeggen: Tot hier toe en niet verder. Dan zal Satan met al zijn trawanten geworpen worden in de poel des vuurs die van sulfer brandt.

89. Als er staat dat de duivel van Hem week voor een tijd betekent dit niet dat de Heere gedurende het vervolg van Zijn leven vrij van verzoekingen geweest is maar dat God Hem enige verademing geschonken heeft nadat Hij alle soorten van verzoekingen doorstaan had. Straks komt de Satan terug om zich tegen de Borg te stellen in al zijn verwoedheid en zo schrikkelijk als hij zou kunnen. In de hof van Gethsémané en op Golgotha zal hij zijn uiterste kracht nog eens vertonen maar ook dan zal Jezus triomferen.

90. Dat de engelen toegekomen zijn en Hem dienden moeten wij zien als een vertroosting en bemoediging waardoor aan Christus geopenbaard werd dat Hij onder de zorg van Zijn Vader stond. De engelen kwamen niet slechts toe om Hem te dienen met voedsel en alles waaraan Hij na de zware strijd behoefte had, maar zij kwamen vooral om Hem te bemoedigen voort te gaan tot de uiteindelijke zegepraal behaald zou zijn.

Mijn hand zal, hoe 'took ga, hem sterken dag en nacht; Mijn arm zal hem in nood voorzien van moed en kracht. De vijand zal hem nooit door wreev'le handelingen. Door list, of hels bedrog, in uiterst' engten dringen; Den booswicht zal 't geweld nooit tegen hem gelukken. Noch in- noch uitlands vorst zijn zetel onderdrukken.

Psahn 89 : 10.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis 22 22

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's