Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

40 DE Bijbelse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

40 DE Bijbelse Geschiedenis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 171 t.m. 180.

171. De uitdrukking: „Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet" wil zeggen dat wij het mogelijke moeten doen om het voor ons te houden als wij aalmoezen geven. De farizeeën en schriftgeleerden schijnen de gewoonte gehad te hebben om de in de Linkerhand genomen gave met de rechter eerst nog te tellen, voor zij die in de offerkist wierpen, om zo de opmerkzaamheid van de omstanders een poos bezig te houden en met hun milddadigheid te pronken. De Heere Jezus houdt Zijn discipelen echter voor dat zij geen ander doel nastreven dan God te dienen met een zuivere consciëntie en dat zij tevreden zullen zijn als zij Hem alleen tot getuige hebben.

172. Als de Heere Jezus zegt dat God de verborgen aalmoezen en gebeden in het openbaar zal vergelden heeft Hij het oog op die werken, die Zijn volk gedaan zal hebben in geloofsgemeenschap met Hem, want zonder My, zo zegt Hij zelf, kunt gt/ niets doen. In de dag des oordeels worden de werken van de rechtvaardigen herdacht, maar dan hebben zij zelf vergeten iets goeds gedaan te hebben. Zie over de beloning van de goede werken verder de Heid. Catech., Zondag 24.

173. De lange gebeden noemt Christus het gebruiken van een ijdel verhaal van woorden. IJdel betekent: nietswaardig, overtollig en als zodanig keurt Hij af dat in een gebed dezelfde woorden, zonder enig nut telkens herhaald worden. Veelheid van woorden in het gebed vindt soms zijn oorzaak uit bijgeloof, soms ook uit hoogmoed omdat men zichzelf graag hoort spreken, soms ook om een vertoon te maken van aandoening, waar geen wezenlijke aandoening is. De dwaling van de Roomsen wordt hier eveneens grondig veroordeeld, want deze menen inderdaad dat het gebed in het gebruik van veel woorden bestaat. Toch wordt niet alle herhaling in het gebed afgekeurd, maar alleen ijdele herhalingen. Christus zelf bad in de hof van Gethsémané, zeggende dezelfde ivoorden. Hij bad ook op de berg een gehele nacht. Salomo's gebed was zeer lang. Niet het vele bidden wordt dus veroordeeld, maar het vele spreken, het bidden met de tong en niet met het hart.

174. Een waar gebed vordert eenzaamheid en afzondering omdat het gemoed van de ware bidder vrij moet zijn vart alle verstrooiing. We lezen van Izak dat hij uitging in het veld. Petrus ging op het dak en Christus op een berg om te bidden. Wanneer een gebed midden onder de mensen gedaan moet worden, zal in ieder geval het hart zich van de mensen moeten afzonderen om tot God te kunnen naderen. De duivel is echter altijd in de weer om dit te beletten en daarom klagen Gods kinderen erover dat hun hart niet mee wU. Zij buigen hun knieën wel in de eenzaamheid maar hun gedachten zwerven menigmaal naar buiten; hun handen kunnen zij wel uitsteken, maar hun ziel opheffen naar boven vermogen zij niet. Hoe treffend heeft G. Gezelle dit onder woorden kunnen brengen in onderstaand gedicht:

Gij badt op enen berg alleen. En Jesu, ik en vind er geen waar 'k koog genoeg kan klimmen om U alleen te vinden: de wereld wil mij achterna alwaar ik ga of sta of ooit mijn ogen sla; en arm als ik en is er geen, geen een, die nood hebbe en niet klagen kan; die honger en niet vragen kan, die pijne, en niet gewagen kan, hoe zeer het doet! o leer my, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet.

175. Welk gebed Johannes de Doper zijn discipelen geleerd heeft is ons niet bekend gemaakt. Wel weten we dat toentertijd bij de joden alles zeer bedorven was en dat het rechte bidden slechts door enkelen betracht werd. We kunnen aannemen dat Johannes uit de Schrift een zekere gebedsvorm heeft kunnen samenstellen, die aan de behoefte van die tijd beantwoordde mede in verband met het rijk van Christus dat zich begon te openbaren. Het gebed des Heeren, dat Christus Zijn discipelen geleerd heeft, is volmaakt van inhoud. Hij heeft gezegd: Gij dan bidt aldus, d.w.z. dit gebed bevat de hoofdsom van alle geestelijke en lichamelijke nooddruft. Niet dat vnj gebonden zijn om alleen deze woorden te gebruiken, want we lezen niet dat het woordelijk door de apostelen gebruikt is, maar het bevat de kern van alles wat zelfs de verst gevorderde in de genade begeren kan en mag.

176. Het vasten was een goddelijke instelling voor het volk Israël, doch het was slechts éénmaal per jaar verplichtend voorgeschreven nl. op de Grote Verzoendag (Lev. 16 : 29).

Overigens was het vasten vrijwillig in bijzondere omstandigheden, zoals bij sterfgevallen, bij onheilen, nationale rampen of nationale zonden, als tekenen van berouw, ook wel bij dreigende gevaren en belangrijke ondernemingen om Gods hulp in te roepen. Sinds de ballingschap nam het vasten meer en meer een uitwendig vormelijk karakter aan en verloor het de godsdienstige betekenis als daad tot zelfverloochening en doding van het vlees. De Heere Jezus heeft dit vormelijke vasten scherp veroordeeld. Als de Grote Vervuiler van alle ceremoniën heeft Hij met Zijn lijden en sterven een einde gemaakt aan alle voorschriften aangaande de Grote Verzoendag van de Oude Bedeling. Wat het overige vasten betreft keurde Hy alleen het misbruik af. Dr. Steenblok schreef hierover in zijn dissertatie „Voetius en de sabbat" dat het eigenlijk religieuze vasten is, een vrijvnllig zich onthouden van spijs en drank als middel ter bevordering van geestelijke oefeningen, bepaaldelijk gebed en vernedering voor God. Het is echter niet meer dan een verhinderingen wegnemend en de mens disponerend middel tot de oefeningen der godzaligheid, niet zulk een oefening zelf. Hij haalt daarbij aan wat Voeüus dienaangaande zegt, namelijk dat „de vaste periodieken van vasten- en feestdagen (...) op zichzelf reeds in hun algemene binding, geen grond in de Schrift, geen norm, noch motief als goed voorbeeld hebben bij de apostelen of de apostolische kerk. Zij zyn af te keuren, af te wijzen, af te schaffen menselijke inzettingen." 177. Onder schatten verzamelen verstaat de H. Schrift niet het aannemen van aardse goederen wanneer zij ons volgens Gods beschikking ten deel vallen, maar wel het „verzamelen", dat is het onophoudelijk streven er naar, waarbij men zich de vermeerdering van zijn bezitting tot zijn hoogste doel stelt. Dit begerig verzamelen is een dwaasheid volgens het woord van Christus (Matth. 6 : 19), omdat zij onbestendig zijn en elk ogenblik ons kunnen worden ontnomen. Want wat is onredelijker dan zich grote moeite te getroosten voor dingen die of door mot en roest vergaan of door mensen geroofd kunnen worden; elke hand des gewelds zal immers gericht zijn op het huis waar schatten vergaderd zijn. Dit schatten verzamelen is echter niet alleen dwaas, maar het is ook onchristelijk, het verraadt een onheiligen zin, een lust tot vertoning en dooft de indrukken omtrent goddelijke zaken in het gemoed uit.

178. Een „eenvoudig oog' betekent hier een oog dat recht ziet, dus dat geen gebrek heeft, zodat het in staat is de ware gedaante der dingen en de juiste afstand er van waar te nemen. Met toepassing op het geestelijke is een eenvoudig oog de geschiktheid der zielsvermogens om goed en kwaad te onderscheiden. Indien het oog der ziel eenvoudig is dan worden zowel de aardse als de hemelse dingen op hun rechte waarde gesteld en dan gaan de diepste genegenheden uit naar het koninkrijk Gods, zoals de Heere Jezus in 't vervolg nader verklaart.

179. Het woord Mammon heeft oorspronkelijk de betekenis van: vermogen, gewin, vnnst. De uitdrukking „Gt/ kunt niet God dienen en de Mammon", drukt uit dat de mens die zijn vertrouwen stelt op zijn rijkdom en goederen een afgodendienaar is. Naast de ware God dient hij een andere, maar hij misleidt zichzelf, want niemand kan twee heren dienen. Die zich aan de rijkdommen der wereld overgeven en God willen dienen doen vergeefse moeite, daar zij trachten twee met elkaar strijdige dingen te verenigen.

180. Elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad omdat elke dag al genoeg onrust en moeite in zich heeft, zodat wij die last niet behoeven te verzwaren door bij de dag van heden de zorg voor morgen te voegen. De Heere houdt hier Zijn volgelingen voor dat zij bij hun reis door dit moeitevolle leven hun eigen pijnigers niet zullen zijn door zwaardere zorgen op zich te nemen dan nodig is, maar dat zij bij de dag zullen leven en niet verder vooruit zullen zien dan hun roeping vereist.

Geen ijd'le zorg doe u van 't heilspoor dwalen; Houd in uw weg het oog op God gericht. Vertrouw op Hem en d'uitkomst zal niet falen; Hij zal welhaast uw recht, voor elks gezicht, Doen dagen als de morgenzonnestralen. En blinken als het helder middaglicht.

Psalm 37 : 3.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's

40 DE Bijbelse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's