meditatie

„Want des Heeren deel is Zyn volk, Jakob is het snoer Zijner erve. Hy vond hem in een land der woestijn, en in een woeste huilende wildernis: Hij voerde Hem rondom; Hij onderwees hem; Hy bewaarde hem als Zijn oogappel." Deuteronomium 32 : 9 en 10.

Het mensdom wordt in des Heeren Woord een geslacht genaamd. Dat kunnen wij lezen in Hand. 17 : 26: „En heeft uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op de gehele aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning." Het ganse geslacht des mensen is dus gemaakt en dan worden daarmede aangeduid alle mensenkinderen die op de aarde geleefd hebben, nu leven en nog leven zullen zolang als de wereld nog staan zal en de rollen der eeuwen nog geen einde genomen hebben. Hier wordt ons geleerd dat het menselijk geslacht of de mensenkinderen zichzelf niet gemaakt of voortgebracht hebben, maar dat dit het werk van een Ander is, namelijk, van de Almachtige God, de Schepper van hemel en aarde en van alles wat daarin is. Daarom is Hij de Heere des hemels en der aarde Die nergens in- of uit te sluiten is want Hij is overalomtegenwoordig. Hij is aan geen tijd of plaats gebonden en Zijn toezicht gaat over alles. Hij wordt van mensenhanden niet gediend, als iets behoevende want Hij is het volmaakte, volzalige Opperwezen, van niemand afhankelijk, maar de Onafhankelijke, daar Hij anders geen God ware. Hij heeft niemand boven Zich en daar is niemand Hem gelijk en is alzo een Enige Heere, zoals wij lezen in Deut. 6:4: „Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere." O, Hij heeft het leven in Zichzelf en Hij geeft allen het leven, de adem. en alle dingen. Die eeuwige God heeft het ganse menselijke geslacht gemaakt uit één bloede, namelijk uit Adam en Eva en zijn onze eerste voorouders in het paradijs geweest. Deze heeft Hij zeer wonderlijk en wonderbaarlijk voortgebracht, daar Hij de eerste mens geformeerd heeft uit het stof der aarde naar het lichaam en een levende ziel ingeblazen heeft.

Zo heette dan de eerste mens Adam hetwelk betekent, „schoonheid" of ook wel „rode aarde" omdat hij uit de aarde genomen is en als eerste mens uit de aarde, aards is. De vrouw heeft Hij gebouwd uit een rib van Adams lijf, zodat zij door Adam eerst Manninne werd geheten omdat zij uit de man genomen was. Zo was de mens het pronkjuweel van heel de schepping en uitgevoerd zoals Hij dat van eeuwigheid in Zijn eeuwig besluit bepaald had, op Zijn tijd, bescheiden hebbende de tijden tevoren geordineerd. Zo is de mens als een prachtig borduursel voortgebracht van dé hand des Almachtigen Scheppers, Die maar tespreken heeft en het is er, te gebieden en het staat er, zoals bij al het andere geschapene heeft plaats gehad. - Maar wat de uitbreiding van het mensehjk geslacht betreft dan heeft Hij dat van eeuwigheid, dus ook van te voren geordineerd in Zijn eeuwig besluit, dat zulks zou gebeuren door geboorte. Daarom wordt dan ook gezegd dat Hij uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt heeft zoveel als er naar Zijn eeuvrig besluit moeten komen. Dienaangaande wordt het menselijk geslacht Gods geslacht genoemd en lezen wij: „Wij dan, zijnde Gods geslacht."

Dat had zelfs een van hun poëten te Athene gezegd: „Want wij zijn ook Zijn geslacht." Daarom kan en moet van elk mens gezegd worden dat hij onbegrijpelijk en op een vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt is en in het verborgene. Ps. 139. Zo is het nu dat wij in Hem leven, ons bewegen en zijn, want zonder Hem kunnen wij ons niet roeren noch bewegen, onze ogen niet sluiten, onze hand niet uitstrekken noch onze voet verzetten, enz.

En waartoe dat ganse menselijke geslacht voortgebracht ? Wel om op de gehele aardbodem te doen wonen zoals Hij ook al te voren geordiaeerd heeft. Daarbij heeft Hij dan ook een ieder zijn woning en woonplaats bepaald. Onze woning en woonplaats is door de Heere bepaald; ook waar vwj geboren zullen worden, waar en hoe ons leven is, waar vwj het leven zullen doorbrengen en ook zullen eindigen als wij de laatste adem uitblazen. Zo is Adam ons geslachtshoofd en zijn vrij samen afstammelingen van die ene stamvader. En omdat wij nu daardoor Gods geslacht waren, zijn wij daarmee een aanzienlijk geslacht geweest en van zeer hoge adel, daar vnj versierd waren met Gods beeld en in een nauwe verbondsgemeenschap met onze Formeerder stonden, in vrede en liefde met Hem levende, in Adam ons verbondshoofd. Maar nu heeft dat maaksel met zijn Formeerder getwist en is ongehoorzaam geworden aan Zijn gebod. Hem alle gehoorzaamheid opzeggende door te eten van de verboden vrucht. Te dien einde heeft de rampzalige val moeten medewerken om het ganse menselijke geslacht op de gehele aardbodem te doen wonen. Dat kunnen wij ook duidelijk lezen in Gen. 11. Daar wilden de mensen een toren bouwen welks opperste tot in de hemel reikte en daarin openbaarde men dat men als God wilde zijn. Door de straf op die zonde van hoogmoed werden zij verspreid over de aardbodem, opdat zo, naar Gods eeuwige raad zouden komen vele geslachten, volken, natiën en tongen. Door de vreselijke zondeval is het nu dat overal ter wereld het ene geslacht gaat en het andere komt, totdat Christus zal komen op de wolken des hemels om te oordelen de levenden en de doden. Daarom zegt de wijze Prediker, die koning was te Jeruzalem, in Pred. 1 : 4: „Het ene geslacht gaat, het andere geslacht komt. En hoevele geslachten zijn er al voor ons geweest over het ganse wereldrond, die geboren en gestorven zijn.

Wordt vervolgd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen