Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

59 DE Bijbelse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

59 DE Bijbelse Geschiedenis

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verloren schaap, verloren penning, verloren zoon.

Vragen 251 t.m. 260.

Onder de Oude bedeling had de Heere door de mond van Zijn profeten laten zeggen dat Hij geen lust heeft in de dood des zondaars maar daarin, dat deze zich bekere en leve (Ezech. 33:11). Toen de Nieuwe Dag was aangebroken heeft Hij dit bevestigd want de Zoon van God heeft met woord en daad getoond dat Hij in de wereld, gekomen was om verloren zondaars zalig te maken. Hij nodigde schuldigen, vermoeiden en belasten om bij Hem vergeving en rust voor hun zielen te vinden. We lezen in Lukas 15 : 1 dat er vele tollenaars en zondaars tot Hem naderden, om Hem te horen. Voor hen was blijkbaar Zijn stem vol majesteit, genade en ontferming. Maar gelijk er in de dagen van Ezechiël waren die zich aan de prediking van vrije genade stootten, zeggende: De weg des Heer en is niet recht (Ez. 33 : 20), zo waren er ook in de dagen van Christus' omwandeling die zich aan Zijn genadebetoning ergerden. De farizeeën en de Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars en eet met hen- (Luk. 15 : 2).

Zij achtten het verre van behoorlijk dat de Heere Jezus zich met dat soort mensen ophield, dat Hij hen toeliet in Zijn gezelschap, ja dat Hij met hen aan tafel wilde zitten. De farizeeën verstonden niet dat God juist verheerlijkt wordt in de toebrenging van dezulken, ja hoe slechter degenen waren die tot de Zaligmaker kwamen, hoe meer Hij verheerlijkt wordt. Met drie gelijkenissen gaat de Heere Jezus nu aantonen hoe onbillijk Zijn gedrag beoordeeld wordt als men aanmerkingen maakt op Zijn liefde en vergevensgezindheid jegens hen die reddeloos verloren liggen. Wat mens onder u, vraagt Hy, hebbende honderd schapen, en één van die verliezende, verlaat niet de negen en negentig in de woestyn en gaat naar het verlorene totdat hy het vinde ? Het schaap is een toonbeeld van domheid en dwaalziekte. Wanneer een schaap van de kudde afdwaalt, is het onherroepelijk verloren. Het dwaalt al verder en verder af. Als de wolf of de beer op de loer liggen dqolt het hen tegemoet, hoewel het geen enkel wapen heeft om zich te verdedigen. Het is geheel weerloos. Dit weet de herder. Vandaar dat hij niet aarzelt om het aanstonds te gaan zoeken en niet rust voor hij het gevonden heeft. En als hij het dan geheel vermoeid en afgemat vindt, niet in staat om naar huis gedreven te worden, laat hij het niet aan zijn lot over met te zeggen: Het is niet waard om naar huis gebracht te worden, maar hij legt het op zijn schouders, en brengt het met veel moeite en met grote tederheid in de schaapskooi. Israël was van ouds een herdersvolk, zodat het hier getekende beeld door ieder begrepen werd. En zoals nu een goede schaapherder verblijd is, als hij een afgedwaald schaap gevonden heeft, zo is er, zegt de Heere Jezus tot de schare, in de hemel blijdschap over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben.

De tweede gelijkenis gaat over een verloren penning. Een vrouw heeft tien penningen, waarvan zij er één verliest. Zij doet al het mogelijke om hem weer te vinden. De donkerste schuilhoeken zoekt zij met kaarslicht af. Het huis wordt geheel en al met bezemen gekeerd. Zij zoekt net zo lang, totdat zij hem vindt. De geldswaarde van de penning was wel niet groot, maar mogelijk was het een zilveren munt die afgestempeld was en in de tempel ge-' bracht moest worden. Het kan ook zijn dat het één van de tien penningen was die zij als huwelijksgift gekregen had en die zij aan een snoer bij zich droeg. In ieder geval is haar blijdschap groot als de penning gevonden is. Zij roept de vriendinnen en de geburinnen samen, zeggende: Weest blijde met my; want ik heb de penning gevonden, die ik verloren

had. Ook nu maakt de Heere Zelf de toepassing als Hij zegt; Alzo is'er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert. Hoe groot is de waarde van een mensenziel, in het oog des Heeren, en hoe ver is het er vandaan dat de engelen er ontevreden over zouden zijn, indien aan een verlorene genade wordt betoond. Nog een derde gelijkenis voegt de Heere hieraan toe, namelijk die van de verloren zoon. Eej^ zeker mens, sprak hij, had twee zonen. Eén van deze was degeHjk en oppassend van gedrag en de ander was ongedurig en verkwistend van aard, waarvan hij duidelijk blijk geeft als hij op onbetameUjke toon vraagt: Vader, geef my het deel des goeds, dat mij toekomt. En waarom verlangde hij het deel zelf in handen te hebben ? Was het om zich toe te leggen op zaken, er handel mee te drijven en het zodoende te vermeerderen} Neen, daar dacht hij niet aan. Maar hij was het toezicht van zijn vader moe, de goede orde en tucht in het gezin van zijn vader verveelde hem, hij wilde vrijheid en wel die vrijheid óm te zondigen. Ook deze gelijkenis is uit het leven gegrepen want de zucht naar vrijheid komt veel voor in jonge mensen die een godsdienstige opvoeding hebben gehad. Zijn vader gaf deze jongen zijn zin: hij deelde hun het goed. Hij berekende wat er beschikbaar was en gaf wat hem toekwam. En zodoende is zijn zoon als een onbezonnen avonturier weggereisd in een ver gelegen land. Hij heeft zich ergens gevestigd waar hij zich kon uitleven en van de wereld kon genieten. Hij besteedde al zijn geld aan hetgeen zijn genoegens kon bevredigen, hij leefde overdadig, met het gevolg dat in korte tijd alles verteerd was wat hij had. Maar toen hij zijn vermogen kwijtgeraakt was verlieten hem ook zijn vrienden. Zijn overdadig leven had hem arm gemaakt, hetgeen nog verhaast was door een hongersnood, die het land teisterde. Hij kwam in een allerdroevigste toestand want hij begon gebrek te lijden, staat er. Noodgedwongen voegde hij zich bij een van de burgers van het vreemde land om zich te verhuren voor een of andere dienst. Die zond hem op zijn land, niet om zijn schapen te weiden, maar om de zwijnen te hoeden. De verarmde zwerver wilde zichzelf zo lang mogelijk helpen en hij stelde zich tevreden met alles wat zijn honger kon stillen. Zelfs het voedsel der zwijnen begeerde hij te eten, maar niemand gaf hem die. Blijkbaar was niemand bereid om te helpen, omdat men wist dat hij zelf al deze ellende over zich gebracht had. Hij moest het nu ervaren dat het tevergeefs is zijn vertrouwen op enig schepsel te stellen en dat mensenhulp ijdelheid is. Deze radeloze toestand was echter de aanleiding tot zijn terugkeer en berouw. We lezen eerst dat hij tot zichzelven kwam. Door Gods genade werden de beproevingen geeiligd, hij ging nadenken. Het vreselijke van ijn toestand ging hij overwegen. Hoeveel huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood en ik verga van honger ! Hij dacht terug aan zijn vader en aan diens huisgezin, hoe oed deze zorgde voor allen, zelfs voor de geingste dagloner. Zo bij zichzelf redenerende en verwegende dat zijn toestand nu zo' slecht is n zoveel beter kon worden indien hij slechts én van zijn 's vaders knechten zou kunnen orden, komt hij meer en meer tot het besluit: k zal opstaan en tot mijn vader gaan. Hij beoeft er nu niet langer over na te denken, maar ij zal terstond doen wat hij zich voorgenomen eeft. De grote afstand naar huis zal hem niet eerhouden. Hij maakt zich los van de burger an het land bij vrie hij zich gevoegd had. Hij aat ook al overwegen wat hij zal zeggen. Zijn chuld en dwaasheid wil hij voor zijn vader beijden. Ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb ge­ zondigd tegen den hemel en voor u. En ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden. We horen hem daarmee zichzelf veroordelen en zichzelf onwaardig keuren de minste gunst te ontvangen. De nederigste post wilde hij innemen: Maak mij als een van uw huurlingen, dat is goed genoeg, ja nog te goed voor zulk een als ik ben. En zo brengt hij zijn besluit tot uitvoering en onderneemt hij de weg naar huis. En dan vinden we een beschrijving van de grote liefde en barmhartigheid waarmede de vader hem ontvangt. Als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, staat er. Hoe levendig en aandoenlijk wordt de genegenheid van ouders tot hun kinderen in deze gelijkenis voorgesteld. Eer iemand anders van het gezin hem bespeurde, had zijn vader hem gezien. Het was alsof hij op de uitkijk gestaan had en de weg afspeurde met de gedachte: O, mocht ik mijn ongelukkige zoon nog eens naar huis zien komen. En als dit dan werkelijkheid wordt en hij hem in de verte ziet naderen, langzaam wegens de last van schaamte en vrees, dan loopt de vader hem tegemoet. Hij strekt zijn armen naar hem uit en valt hem om zijn hals. HOiCwel hij schuldig was en slagen verdiend had, hoewel hij vuü was, zodat een ander hem niet zou willen aanraken, drukte zijn vader hem aan zijn hart en hij kuste hem. Alles duidde er op lj.oe hartelijk welkom hij was. Al zijn vorige dwaasheden zijn vergeten en worden niet meer genoemd, geen enkel woord van verwijt wordt uitgesproken. De zoon wilde zijn onderwerping uitspreken gelijk hij zich voorgenomen had, maar zijn vader viel hem in de rede en sloot als het ware zijn mond. Welk een verrassing was dit alles voor deze verloren zoon. Op zulk een ontvangst had hij nooit durven hopen. Zie met welk een achting en eerbewijzen hij bejegend wordt. Hij komt aan in lompen gekleed, maar zijn vader wil dat hem het beste kleed wordt aangetrokken, dat er een ring aan zijn hand en schoenen aan de voeten worden gedaan. Alles duidt erop dat de vader voornemens is zijn kind een nieuw familiebezit te geven. Het gemeste kalf dat bestemd was voor een feestmaaltijd moet geslacht worden en het gehele gezin zal in de blijdschap delen. Allen worden genodigd om te eten en vrolijk te zijn, want deze mijn zoon, zegt hij, was dood, en is weder levend geworden. En dan lezen we dat zy begonnen vrolijk te zijn; de vader die het voorbeeld gaf met zich te verblijden deelde zijn vreugde aan de anderen mede. De oudste zoon schijnt in het veld geweest te zijn toen de maaltijd en de vrolijkheid al was begonnen. Als hy het huis genaakte, staat er, hoorde hy het gezang en het gerei en hij vroeg zich af wat dat mocht zijn. Toen hij vernam dat zijn broeder als een boetvaardige was thuisgekomen en dat zijn vader hem welkom had geheten en een feestmaal had aangericht ergerde hem dit in hoge mate. Hy werd toornig en wilde niet komen. Hij brengt zijn vader onder het oog dat hij zich altijd als een gehoorzaam kind had gedragen en hij beklaagt zich erover dat zijn vader hem nooit recht gewaardeerd heeft. Gij hebt mij nooit een bokje gegeven, mort hij, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolyU zijn. Hij wilde niet in het huis ingaan, of zijn broeder moest buiten gesloten worden. Hij misgunde hem de goede ontvangst door zijn vader, en hoewel deze hem trachtte te overtuigen dat zijn handelwijze -geen nadeel voor hem betekende, (want al het mijne is het uwe), bleef hij weigeren aan de vreugde deel te nemen. Kon de Heere een treffender beeld geven van de innerlijke ontfermingen Gods in Christus jegens verloren en tevens doemschuldige zondaars dan met deze gelijkenis ? Maar hoe scherp heeft Hij meteen de ware aard uitgebeeld van^ degenen die aan het werk van Zijn vrije genade-bediening aanstoot namen. Zouden al de hoorders Zijn onderwijs hebben verstaan .^ Hebben wij het verstaan ?

Vragen:

251. Waaruit ontstond feitelijk de blijdschap van de herder die zijn verdwaalde schaap terugvond ?

252. V\/aarop valt de nadruk by de vreugde van de vrouw wegens het vinden van een verloren penning ?

253. En in welke gelijkenis laat de Heere Jezus vooral de vergevende liefde Gods uitkomen ?

254. Welk doel streefde de jongste zoon in de grond der zaak na toen hij zijns vaders huis vaarwel zegde ?

255. Wat houdt het in dat hy „gebrek begon te lijden" ?

256. Wat is „tot zichzelf komen" ?

257. Welke kenmerken van oprechte bekering worden verder in deze gelijkenis voorgesteld ?

258. Waarin werd de verloren zoon by zyn terugkeer onderscheiden van een huurling ?

259. En in welke uitdrukking vertoonde de oudste zoon zijn ware aard ?

260. Welke les ligt er in het gedrag van de oudste zoon ?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's

59 DE Bijbelse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's