Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer v. d.H. te V.,

In wat ons in de Schrift van Melchizedek wordt medegedeeld, is iets wat u niet geheel duidelijk is. De apostel zegt ons in Hebr. 7 van Melchizedek, dat hy was zonder vader en moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen noch einde des levens hebbende; maar de Zoon Gods gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid.

De moeilijkheid waar u volgens uw schrijven het meeste mee zit in die tekst, is niet zozeer dat van hem vermeld wordt dat hij geen vader of moeder had, maar dat hy geen begin der dagen had noch einde des levens heeft.

De mededeling in de Schrift van dat hij geen vader of moeder had, behoeft geen moeiüjkheden voor ons op te leveren. Melchizedek was niet uit èen priesterHjk geslacht zoals de priesters uit het geslacht van Aaron. Als priester had hij dus geen vader of moeder.

In het vraagboekje van Hellenbroek wordt in het lesje van het priesterambt van Christus, op Psalm 110 : 4 gewezen, waar Hij in de belofte in Zijn komst als Priester is aangekondigd. In die tekst lezen we: „Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. En dan wordt in genoemd vraagboekje de vraag gedaan: Wat vnl dat zeggen ? En het antwoord daarop is: 1. Dat Hij is alleen Priester; 2. Dat Hij is eeuwig Priester.

Het eerste is voor u wel duidelijk, zoals ik uit uw schrijven bemerk. De apostel geeft zelf in Hebr. 7 een duidelijke toelichting op wat hij heeft bedoeld met van Melchizedek te zeggen dat hij geen vader of moeder had. Christus is niet uit de stam van Levi of uit het geslacht van Aaron. In het 4e vers zegt de apostel: „Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is, van welke stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap."

Als u de dogmatiek van ds. G. H. Kersten hierover naleest, dan kunt u ook heel duidelijk dit verklaard vinden. Ik ga daar dus nu ook niet op in. Het tweede wat door Hellenbroek in zijn vraagboekje gezegd wordt van die ordening van Melchizedek, namelijk dat Hij is eeuwig Priester, schijnt u minder duidelijk te zijn dan het eerste. En dat laat zich verstaan. Wat Christus betreft, is het wel duidelijk, dat Hij is eeuwig Priester. Maar van Melchizedek als voorbeeld is dat minder duidehjk. U neemt ook aan, volgens uw schrijven, dat Melchizedek een gewoon mens geweest is. Maar dan kan er toch ook niet van hem gezegd worden, dat hij geen eind of oorsprong heeft ?

Als ik deze vraag van u tracht te beantwoorden, zou ik dat ook allereerst nog weer willen doen met u te wijzen op wat ds. Kersten in zijn dogmatiek hierover opmerkt, want ik vindt het daarmee toch eigenlijk al heel duidelijk gezegd. Hij zegt in het gedeelte waarin hij het priesterschap van Christus naar de ordening van Melchizedek behandelt: „En dewijl Gods eeuwige soevereiniteit Melchizedek ordende tot priester des allerhoogsten Gods, zo' is diens priesterschap eeuwig, terwijl dat van Aaron wegstierf. Een geheel andere ordening is dus die van Melchizedek dan die van Aaron. Melchizedek heeft een enig en eeuwigdurend priesterschap. Zo zien dus de woorden uit Hebr. 7: „Zonder vader; zonder moeder; zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende" niet alleen daarop (zo Owen verklaart) dat van Melchizedek „geen geschreven geslachtsregister staat opgetekend" en „diens vader en moeder ons niet bekend zijn", maar heeft Paulus' verklaring ook betrekking op het priesterschap, waartoe Melchizedek zonder geslachtsrekening geroepen was bij de soevereiniteit Gods, Die deze ordening maakte tot ene zonder begin der dagen en zonder einde des levens; zij is een ordening niet naar de wet des vlesdijken gebods, maar naar de kracht des onvergankeUjken levens. Daarin is Melchizedek „den Zone Gods geUjk geworden", d.w.z. als priester. Aarons bediening mocht Christus afschaduwen, zij vormde tevens een tegenstelling met de Zijne, dewijl zij tijdelijk was. Maar Melchizedek had een onvergankelijk priesterschap, en daarin was hij (anders dan Aaron) de Zone Gods gelijk geworden."

Tegenover het priesterschap van Aaron wordt dus van Melchizedeks priesterschap gesproken als een eeuwig priesterschap. Nu zou de vraag natuurlijk bij u kunnen rijzen of het priesterschap van Aaron ook niet duidehjk wees op de grote waarde en betekenis van Christus' hogepriesterUjke bediening. En ik moet u daarop vanzelf antwoorden dat het priesterschap in het geslacht van Aaron, door God Zelf ingesteld zijnde, Christus als Hogepriester in geheel Zijn hogepriesterlijke bediening duidehjk afschaduwde. In het offeren, bidden en zegenen, waren de priesters uit het geslacht van Aaron treffende voorbeelden van Christus. Toch was ook de afschaduwing weer flauw en zwak, als we er aan denken dat Aarons priesters zondige mensen waren, die ook voor hun eigen zonden moesten offeren, wat Christus niet heeft behoeven te doen, alsook dat zij niet zichzelf ten offer brachten en verder door de dood verhinderd werden om priester te bUjven. Hun offeranden moesten ook steeds herhaald worden. Maar ook de ingang ia het biimenste heiligdom eenmaal per jaar van de hogepriester moest steeds herhaald worden. Zo werd dus eigenlijk de vrucht van Christus' hogepriesterlijke offerande in het priesterschap van Aaron niet duidehjk aanschouwd. In Aarons priesterschap werd dus wel de offerande der verzoening voorgesteld, maar niet zO' heerlijk en klaar de vrucht der verzoening, gelijk als int Melchizedeks priesterschap. En dat is het waar de apostel ons op wijst in Hebr. 10, als hij daar zo zegt: „En een iegehjk priester stond wel alle dagen dienende, en deszelfde slachtofferen dikmaals offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen; maar Deze, één slachtoffer voor de zonde geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods, voorts verwachtende totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten. Want met één offerande, heeft Hij in eeuwigheid vohnaakt degenen, die geheiligd worden."

Melchizedek was priester en koning tegehjk. Aarons priesters mochten geen koning zijn en de koningen mochten geen priesterlijk werk doen. Christus is echter wel Priester en Koning tegelijk. En Zijn hemelvaart was ook Zijn koninklijke triumftocht, want als Overwinnaar over alle vijanden is Hij opgevaren naar de hemel. Melchizedeks priesterschap wees dus veel meer dan dat van Aaron op de vrucht van Christus' priesterhjke bediening. Hij was niet de Zoon van God, maar er staat duidelijk dat hij de Zoon van God gelijk geworden is. En zijn priesterordening was dan ook naar de kracht des onvergankeHjken levens. Om de woorden van een zeker schrijver te gebruiken: „Volgens de Schrift, of in de Schrift leeft dus Melchizedek als hogepriesterlijk koning voort, en daar de Schrift God Zelf vertegenwoordigt, zo leeft Melchizedek in zijn waardigheid voort bij God, en is die waardigheid voor God, voor de Schrift en voor de mens een eeuwig priesterschap."

Geachte vriend, u voelt wel dat ik zo op de betekenis van Melchizedeks priesterschap, zoals hij daarin een voorbeeld van Christus was, nog wel wat door zou kunnen gaan. Ik hoop echter dat het u nu duidehjk zal geworden zijn, waarom er van Melchizedek als een eeuvrig priester wordt gesproken. Onder het schrijven is me echter iets in de gedachten gekomen, wat ik nu nog even zou wülen meedelen.

Het is nu al weer heel wat jaren geleden dat ik bij het sterfbed stond van een vrouw, die me iets mocht meedelen wat ik nooit meer heb kunnen vergeten. Deze vrouw had ik al verschillende malen bezocht en naar haar staat voor de eeuwigheid gevraagd. Het was echter een zeer eenvoudige vrouw met weinig verstandehjke ontwikkeling. Ze moest er zich steeds maar van afmaken met te zeggen dat ze het me niet kon meedelen zoals het in haar hart leefde, daar ze de gave miste die anderen mochten bezitten, om duideÜjk in woorden uit te drukken wat er

in haar hart leefde en was omgegaan. Ik heb haar vanzelf erop gewezen dat het nodig was om iets te kunnen vertellen van wat men meende beleefd te hebben, al was het nog zo eenvoudig. Toch bespeurde ik iets in die vrouw waarom ik ze niet hard durfde te behandelen, maar het mijn verzuchting was dat de Heere het nog eens duidelijk mocht doen openbaar komen als Zijn werk in haar te vinden was.

Deze vrouw werd ziek en het werd sterven voor haar. Ze was zich dat ook bewust. Toen ik bij haar kwam vroeg ik haar hoe ze nu zelf over het sterven dacht en of ze daar nu wel bereid voor was. Ze liet me weten dat er geen vrees en benauwdheid meer bij haar was, want dat er twee dingen bij haar waren gebeurd. Ik vroeg haar wat die twee dingen waren. En toen vroeg ze mij of ik de Bijbel eens wilde nemen en het in die Bijbel wilde opzoeken wat er met haar gebeurd was. Ze verzocht me allereerst te lezen Nehemia 7 : 63 en 64. Ik las dat voor. De woorden waren: „En van de priesters, de kinderen van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van BarziUai, die een vrouw van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet genomen had, en naar hunnen naam genoemd was. Dezen zochten hun geschrift, wülende hun geslacht rekenen, maar het werd niet gevonden; daarom werden zij als onreinen van het priesterdom geweerd."

Toen ik deze woorden voorgelezen had, vertelde ze me onder tranen, hoe dit beleving was geworden. Haar geslachtsrekening werd onder de priesters niet meer gevonden. God had haar laten zien hoe zè in Adam het priesterschap kwijtgeraakt was. Al haar beweegoffers waren als waardeloos weggevallen en ze was als een onreine van het priesterschap geweerd. Ze moest er voor eeuwig rechtvaardig buitenvallen.

Ik vroeg haar of het daarbij gebleven was. En daarop vroeg ze me weer onder tranen of ik nu eens wat anders voor haar wilde voorlezen uit Gods Woord. Ik moest haar nu Hebreeën 7 voorlezen. Ik begon te lezen: „Want deze Melchizedek was koning van Salem, een priester des allerhoogsten Gods, die Abraham tegemoet ging, als hij wederkeerde van het slaan der koningen, en hem zegende; aan welken ook Abraham van alles de tienden deelde; die vooreerst overgezet wordt, koning der gerechtigheid, en daarna ook was een koning van Salem, hetwelk is een koning des vredes; zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen noch einde des levens hebbende; maar den Zoon Gods gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid." Ze wenkte me nu even op te houden. En ze ging me nu vertellen hoe de Heere haar die zonder geslachtsrekening zijnde als een omeine van het priesterdom was geweerd, naar dit hoofdstuk had gebracht en hoe ze die dierbare grote Middelaar en Hogepriester toen had mogen vinden. Die in haar plaats was gaan staan en ook zonder geslachtsrekening was, maar dat nu, opdat HQj haar Hogepriester zou kunnen zijn. En toen vroeg ze mij óf ik nog wüde lezen wat er verder in dat hoofdstuk geschreven staat van vers 17 tot en met 22. Ik las toen voor: „Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheid en onprofijtelijkheid wil, want de wet heeft geen ding volmaakt, maar de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken. En voor zoveel het niet zonder eedzwering is geschied (want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden, maar Deze met eedzwering door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heëre heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). Van een zoveel beter verbond is Jezus Borg geworden."

In het bijzonder bij het lezen van die laatste woorden werd zij zo vol dat het zichtbaar was dat de inhoud van dit Schriftgedeelte haar te machtig werd. Vol verwondering zat ik bij haar bed. Ik gevoelde dat hier de woorden zaken waren geworden. Hier zat ik bij een bed van een mens zonder geleerdheid, die moeilijk praten kon. Maar hier werd me een zuivere Schriftuurlijke exegese gegeven uit de beleving des harten vandaan, die men op de hoge scholen met al zijn geleerdheid nimmer zo had kunnen geven. Deze vrouw behoefde me nu niet veel meer te vertellen. Ik ben naar huis gegaan met veel aangenanie overdenkingen over wat ik daar had ontmoet en gehoord. Al spoedig stierf die vrouw en ik heb haar uit Hebreeën 7 : 22 gemakkelijk kunnen begraven.

Geachte Vriend, ik denk dat het u nu nog een beetje duidelijker zal kutmen zijn, waarom Christus zonder geslachtsrekening moest zijn en daarin door Melchizedek moest worden afgeschaduwd. Ik ken u bij mijn weten persoonlijk niet, maar ik kan niet anders doen dan u en alle lezers van het blad van harte toewensen dat men er op deze wijze eens bevindelijk achter zal mogen komen waarom Melchizedek zonder geslachtsrekening was. Daarom zou ik het nu bij deze toelichting maar willen laten, u van harte de genade des Heiligen Geestes toebiddend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's