Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De oorsprong van het Kerstfeest 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De oorsprong van het Kerstfeest 2

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorige artikel schetsten wij, hoe men er in de oude kerk toe gekomen is, de herdenking van Christus' geboorte in het vlees op 25 december te stellen. Het is zeer waarschijnlijk, dat keizer Constantijn de Grote in belangrijke mate hierin de hand heeft gehad.

Vele schrijvers, die elkander maar klakkeloos naschrijven, tot in onze tijd toe, stellen deze keizer voor als een groot christen. Wij wülen zijn betekenis niet onderschatten, daar hij het is geweest, die het christendom de vrijheid heeft gegeven, in het bekende edict van Milaan in het jaar 313. Maar voor wie eerlijk en onbevooroordeeld kennis neemt van de resultaten van het historisch onderzoek, is het toch wel erg moeilijk, om deze keizer ook zelf als een christen voor te stellen. Hij liet zich pas dopen op zijn sterfbed, in het jaar 337. Hoe het toen bij hem innerlijk gesteld was, daarover kunnen en willen wij niet oordelen. Het is vooral de geschiedschrijver Eusebius van Caesarea geweest, door wie het nageslacht over het algemeen zo gunstig oordeelt over keizer Constantijn. Men kan daarvoor namelijk rijkelijk putten uit Eusebius' boek: „Het leven van Constantijn." Maar met alle achting voor Eusebius, wiens „Kerkelijke Historiën" van onschatbare waarde zijn voor onze kennis van de kerk van de eerste drie eeuwen — in zijn lofuitingen aan het adres van zijn keizerlijke vriend is hij werkelijk te ver doorgedraafd.

Door Eusebius kennen wij het beroemde verhaal van het visioen, dat keizer Constantijn zou hebben gehad, vlak voor de beslissende slag in de strijd om het keizerschap. Constantijns tegenstander was Maxentius, die Rome in handen had. Het was in het jaar 312. Constantijns leger rukte op naar Rome. Maar onder zijn soldaten was een geweldige biigelovige angst om Rome — het geweldige, heilige, onovervwnnelijke Rome! — aan te vallen. Om dat bijgeloof te overwinnen, liet Constantijn zijn soldaten het teken van het kruis op hun schilden aanbrengen. Hij bestreed het bijgeloof van zijn mannen dus feiteUjk door nog erger bijgeloof.

Maar nu vertelt Eusebius in zijn „Leven van Constantijn". dat de keirer daartoe gedreven was geworden door een gezicht, dat hij gezien had. Volgens Eusebius was dat zo gegaan: Constantijn had in zijn nood de God der christenen aangeroepen, of Hij hem te kennen wilde geven of Hij hem wilde bijstaan in de strijd. Toen zag hij, terwijl de zon reeds ter kimme neigde, boven de ondergaande zon aan de hemel een lichtend kruis met daarboven in het Grieks de woorden „overwin in dit teken." Ontzetting greep hem aan en het gehele leger, dat het teken in de hemel mede aanschouwde. Ja, ieder zag zelfs, dat het kruis aan de hemel meeging, waarheen ook het leger trok. Nog begreep de keizer niet, wat de bedoeling mocht zijn van wat hij gezien had. Maar in de nacht verscheen Christus hem in een droom en beval hem een afbeelding te maken van wat hij gezien had, en dit als afweermiddel te gebruiken in de strijd tegen de vijand.

Eusebius schrijft dit in het jaar 325, dertien jaar later. Hij voelt blijkbaar, dat zijn lezers dit verhaal moeilijk geloven zullen. Daarom voegt hij eraan toe, dat Constantijn het veel later zelf aan hem heeft verteld en de waarheid ervan met eden bezworen heeft.

Zeer opmerkelijk is echter, dat Eusebius in zijn kerkgeschiedenis, waarvan hij het betrokken gedeelte omstreeks het jaar 315 heeft geschreven — tien jaar eerder dus — van dit gebeuren geen melding maakt en alleen maar mededeelt, dat Constantijn God om bijstand aanriep. Lactantius (in het jaar 318) vermeldt alleen, dat de soldaten kruisen op hun schilden aanbrachten op grond van een droom, die Constantijn had, zonder daar verdere bijzonderheden van te geven.

Daarom houden vnj het ervoor, dat de keizer het verhaal in de uitgewerkte vorm, die het in 325 had, met bepaalde bedoelingen zo aan Eusebius verteld heeft. Of misschien had des kdzers verbeelding hem wel parten gespeeld, gelet op zijn hang naar het geheimzinnige en bovennatuurlijke. Uit de mededeling, dat Constantijn er eden op gezworen heeft, kunnen wij opmaken, dat Eusebius het verhaal eerst zelf blijkbaar ook niet geloofd heeft. En het is voor ons ongeloofwaardig, dat als alle soldaten het teken in de hemel ook zouden hebben gezien, deze gebeurtenis aanvankelijk onbekend zou zijn gebleven.

Dat neemt niet weg, dat —al is de vorm waarin het verhaal ons overgeleverd is, legendarisch — Constantijn in die omstandigheden wel degelijk het een of andere visioen kan hebben gehad. Dit is in, ieder geval zeker, dat hij zijn overwinning op Maxentius heeft toegeschreven aan „de God van de christenen." Het beeld, dat van hem na zijn overwinning opgericht werd op het Forum in Rome, toont hem met het kruis in ziin hand. Later voerde hij in zijn leger een prachtig uitgevoerde banier met het zg. Christus-monogram (de eerste twee letters, de CH en de R in het Grieks dooreen) en elke lesjerafdeling droeg een kopie daarvan mee. Ook gaf hij een jaar later de christenen vrijheid van godsdienst. Maar het gaat te ver, om hem op grond daarvan als christen voor te stellen.

Constantijn was in de eerste plaats politicus. Zijn bemoeienissen met de godsdienst waren

ondergeschikt aan zijn politieke plannen. Hij begunstigde het christendom, maar daarnaast evenzeer het heidendom. Beide partijen moesten zich aan hem verplicht gevoelen. Op zijn munten bleven heidense opschriften en emblemen voorkomen. In de nieuwe hoofdstad Konstantinopel liet hij naast kerken ook heidense tempels bouwen. Ook in de ariaanse twisten liet hij zich allereerst door politieke overwegingen leiden: wat was het beste, b.v. voor de handhaving van de rust in het rijk. Zo hield hij aanvankelijk zorgvuldig het midden en helde hij later naar de arianen over. Hij heeft zich op zijn sterfbed ook door de leider der ariaanse partij, bisschop Eusebius van Nikomedië, laten dopen (niet te verwarren met de bovengenoemde geschiedschrijver Eusebius). Welnu, zo zijn er zekere aanwijzingen, dat Constantijn ook vereerder bleef van de „sol invictus", de zonnegod waarover wij de vorige maal uitvoerig hebben geschreven. Beelden, waarop hij zich met de zonnegoed laat afbeelden, dragen het onderschrift „Constantijn, die evenzeer licht als de Helios" (Helios, de Griekse naam van de zonnegod).

Zo probeerde Constantijn zowel de God van de christenen als de sol invictus te dienen. Uit dit beginsel moeten we ook zijn zondagswet verklaren. In het jaar 321 bepaalde de keizer, dat de wekelijkse „dag des Heeren" van de christenen voortaan een verplichte rustdag zijn zou.

jnaar de naam van de dag was zondag. De dag was tegelijk aan de sol invictus gewijd. Zo konden christenen en heidenen op de eerste dag der week elk hun eigen godsdienstige verplichtinge voldoen. De christen-soldaten moesten tijd en gelegenheid krijgen ter kerke te gaan en de heiden-soldaten moesten op zondag bidden, hun handen omhoog heffen, hun geestesoog op de „koning des hemels" richten en hem als beschermer en helper aanroepen.

(Terzijde: de zondagsviering is geen uitvinding van Constantijn, zoals de zevende-dags-adventisten ons wijs willen maken. Reeds lang vóór Constantijn zijn er vele aanwijzingen, dat de christenen hun onderlinge samenkomsten op de eerste dag der week, de „dag des Heeren" hielden.)

Het is niet onwaarschijnlijk, dat dergelijke gedachten ook van invloed geweest zijn bij de vaststelling van de Kerstdag op de 25e decem­ ber. De christenen wilden het feest van de sol invictus kerstenen, zoals wij de vorige keer zagen. Maar de veronderstelling Ujkt ons niet gewaagd, dat Constantijn het feest van de sol invictus en de herdenking van de geboorte van Christus bewust heeft willen laten samenvallen in het kader van een politiek om tot een geleidelijke samensmelting van beide godsdiensten te komen.

In het jaar 354 werd het Kerstfeest in Rome officieel op de kalender van christelijke feestdagen opgenomen, terwijl er aanwijzingen zijn, dat het in ieder geval reeds sinds 336 jaarlijks in Rome gevierd werd. Het oosten volgde later.

We zijn nog niet klaar. In een afsluitend artikel willen we tenslotte laten zien, dat er in de vierde eeuw ook zuiver theologische redenen waren om het Kerstfeest te beklemtonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De oorsprong van het Kerstfeest 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1975

De Wachter Sions | 8 Pagina's