Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis  84

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 84

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Barmhartige Samaritaan.

Vragen 331 t.m. 340.

De aanleiding tot het uitspreken van de welbekende gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan was een gesprek dat de Heere Jezus had met een zeker wetgeleerde. Deze wetgeleerde was opgestaan, zo verhaalt ons Lukas, om Christus te verzoeken en hij vroeg hem: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven ? Het was dezelfde vraag die ook de rijke jongeling deed. De wetgeleerde deed het echter met een ander oogmerk. De Heere geeft deze vrager geen rechtstreeks antwoord, maar laat hem zelf een antwoord geven, door hem de vraag te doen: Wat is in de wet geschreven ? Hoe leest gij ? De Zaligmaker kende ongetwijfeld de gedachten en de bedoelingen van zijn hart en toch weigerde Hij niet hem de rechte weg aan te wijzen. De man was een wetgeleerde zodat het zijn beroep was van de wet studie te maken, nu, zo wü de Heere zeggen, handel naar de kennis die gij krachtens uw beroep verkregen hebt en bedenk hetgeen er geschreven is, en dan zal het eeuwige leven u niet ontgaan. De wetgeleerde bleek inderdaad te weten wat in de wet geschreven is, en hij antwoordde terecht dat de hoofdsom ervan is: God lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelven. Hierop antwoordt de Heere Jezus weer: Doe dat en gij zult leven. Daarmee vnl de Heere zeggen dat er een groot onderscheid is tussen het weten wat er geschreven is en het volbrengen der wet. De Schriftgeleerde begon nu te begrijpen dat Christus hem ging wijzen op zijn tekortkomingen. Hij wilde echter voorkomen dat hij zichzelf zou moeten veroordelen. Er staat zo opmerkelijk: Maar hy, willende zichzelven rechtvaardigen, zeide tot Jezus: En me is myn naaste ? (Lukas 10 : 29). Maar het antwoord dat hij op deze vraag ontvangt zal zodanig zijn dat er geen uitvlucht meer mogelijk is zodat hij er met schaamte mee zal moeten instemmen, hoe pijnlijk hij het ook vindt. De Heere Jezus gaat namelijk de aard en de strekking van het gebod der naastenliefde voorstellen in een gelijkenis, die ontleend is aan het dagelijks leven. Op de onveilige weg van Jeruzalem naar Jericho, aldus de gelijkenis, wordt een weerloos wandelaar door rovers overvallen. Jeruzalem was hoog gelegen, en Jericho lag in een vallei. In dit opzicht was de weg niet moeilijk, want men ging steeds naar beneden. De moeilijkheid van die weg school in zijn woestheid. Hij lag tussen de rotsen en daarom werd hij slechts door weinig reizigers betreden. En omdat hij bovendien zeer onveilig was, daar het gebergte een goede schuilplaats bood voor rovers, maakte men liever dé tocht over Betlilehem naar Jericho', al was dit dan ook een omweg. Maar deze man had zich op de gevaarlijke weg begeven met het gevolg dat hij door struikrovers werd overvallen. Zij brachten hem zware slagen toe, beroofden hem van alles, zelfs van zijn klederen en toen zij niets meer van hun gading bij hem vonden, lieten zij hem zwaar gewond in deze verlaten streek achter. Zie hoe hij daar neerligt, met de dood voor ogen. Wie zou niet met medelijden vervuld worden als hij zich de ellendige toestand van deze mens indenkt ? Als er niet spoedig hulp opdaagt zal hij door bloedverlies sterven. Maar nu gaat de Heere Jezus verder aantonen dat er nog andere lieden dan brute rovers liefdeloos kunnen zijn. Mensen, van wie men zou verwachten dat zij hulpvaardig zouden optreden, kunnen blijkbaar een hart omdragen waarin alleen zelfliefde woont,

O, hoe vurig verlangde de gewonde reiziger er naar dat er iemand van zijn medemensen voorbij zou komen en hoe verheugd zal hij geweest zijn toen hij inderdaad voetstappen hoorde. Gelukkig, daar kwam iemand aan. Het blijkt een priester te zijn, een dienaar Gods. Hij zal gedacht hebben: dat is een bijzondere besturing van Boven dat nu juist deze persoon langs deze weg moet komen. Het is iemand die leert uit de wet en de profeten dat men de arme verdrevene in huis zal brengen en als men een naakte ziet, dat men hem dekt en dat men zich voor zijn vlees niet zal verbergen (Jes. 58 : 7). Ja, leert de wet zelfs niet dat men zijns broeders os of zijn ezel met hem zal oprichten als hij hem vallende op de weg zien zal (Deut. 22:4) ? Een priester zal dus ongetwijfeld weten wat hem te doen staat als hij iemand in zo een deemiswaardige toestand langs de weg ziet liggen. Maar welk een teleurstelling. Hem ziende, ging hij tegenover hem voorby. Volgens de grondtekst betekent dit dat hij zo dicht bij de ongelukkige was gekomen dat deze vlak voor zijn voeten lag en hij over hem had moeten heenstappen, indien hij rechtuit had willen verder gaan. Zonder twijfel zal hij zich gerechtvaardigd hebben, maar of het gegronde redenen zijn, die hij bij zichzelf meent te hebben voor zijn gedrag, is de vraag.

Nogmaals een gerucht van voetstappen — zou het deze keer een barmhartiger persoon zijn .? Het is een Leviet. Er woonden te Jericho veel priesters en Levieten. Mogelijk keerden zij terug van de tempeldienst langs deze weg. Ook de Leviet zag de zwaar gewonde man liggen. Het kan zijn dat hij aanstonds vaststelde dat de priester hem niet geholpen heeft en dat hij op grond daarvan zichzelf voorhield dat hij het nu ook niet behoefde te doen. We lezen dat hij hem zag en tegenover hem voorbij ging, hetgeen zeggen wü, dat hij hem zo ver mogeHjk uit de weg ging. Stel u nu de wanhopige toestand van de tweemaal teleurgestelde stakker voor.

Maar nu komt de derde voorbijganger. De ongelukkige heeft wellicht geen hulp meer verwacht, en zeker niet van de persoon die thans nadert. Want het is een Samaritaan, een van die lieden die vijandig staan tegenover het volk der Joden. Men zou haast verwachten dat de Samaritaan zal voltooien wat de moordenaars begoimen waren. Maar welk een verschil! De Samaritaan wordt met ontferming bewogen. Zie hoe hij meteen bereid is hulp te verlenen. Onmiddellijk stijgt hij van zijn lastdier: hij schijnt zich geen ogenblik te bedenken. De nood is groot, dat ziet hij, uitstel kan niet lijden. Met tedere zorg gaat hij eerst de wonden verbinden. Hij doet wat hij kan om de pijn te verzachten. Olie en wijn had hij blijkbaar bij zich en daarmee behandelt hij het verminkte lichaam. Daarna tilt hij hem op zijn ezel. Zonder dralen vertrekt hij en blijkt bereid te zijn zelE te gaan lopen. Het oponthoudt van zijn reis heeft hij er voor over. Hij had wellicht veel meer verontschuldigingen kunnen maken dan de priester en de Leviet, maar hij denkt er niet aan zijn dodelijk gewonde medemens aan zijn lot over te laten. Stap voor stap brengt hij hem naar de dichtbijzijndste herberg. En ook daar beschouwt hij zijn liefdeplicht niet als geëindigd. Hij doet geen half werk. Ktij overnacht met de patiënt in de herberg en als hij de volgende dag verder moet reizen, geeft hij de waard voorlopig twee penningen en belooft hem, wanneer de uitgaven voor de verpleging meer bedragen, dit meerdere bij zijn terugkomst te zullen bijpassen. Eerst na dit alles geregeld te hebben vervolgt hij zijn weg. We zien hoe nauwkeurig de Heere Jezus het liefdewerk van de Samaritaan geschetst heeft. Vanzelfsprekend heeft Hij dit met opzet gedaan, want het gaat bij elke gelijkenis om de toepassing. De wetgeleerde had voorgewend niet te weten wie zijn naaste was, en dit heeft de Heere hem nu door deze ge-

lijkenis geleerd. Het is opmerkelijk dat Christus hem zelf de toepassing doet vinden. Hij vraagt niet: Wie behandelde de arme man als zijn naaste, en hield dus het gebod ? Was het de priester, de Leviet of de Samaritaan ? Neen, de Heere keert het om en zegt: Wie van deze drie dunkt u de naaste geweest te zyn desgenen, die onder de moordenaars gevallen was ? Het is alsof Hy vraagt: Wie zoudt gij willen dat uwr naaste in zo'n geval was ? De wetgeleerde moet het juiste antwoord nu wel geven. We lezen dan ook dat hy zeide: Die barmhartigheid aan hem gedaan heeft. Hij kan het woord „Samaritaan" blijkbaar niet over zijn lippen krijgen, want de Joden hadden een hartgrondige afkeer van dat gehate volk. Maar deze zelfvoldaanheid en deze haatgevoelens maakten hen overtreders der wet, en daaraan ontdekte de Heere nu deze vragensteller. De grote Hartenkenner legde de vinger op de wonde, evenals Hij dit deed bij de rijke jongeling. Hoe scherp moet de wetgeleerde de kracht der waarheid van Christus' onderwijs gevoeld heb-. ben. En met hoeveel gezag moet daarop ook het woord van de Heere Jezus in zijn oren hebben geklonken; Ga heen, en doe gy desgelijks. Vragen:

331. Was het ambt van wetgeleerde en schriftgeleerde onderscheiden ?

332. Met welk oogmerk zou de wetgeleerde naar de weg ten leven gevraagd hebben ?

333. Gc^ hy een goed antwoord op de vraag naar de eis van de wet ?

334. Wat houdt het in dat hy zichzelf wilde „rechtpoardigen" ?

335. Wat wordt bedoeld met de uitdrukking „halfdood" ?

336. Hoe moeten wy het verstaan dat de priester „by geval" dezelfde weg afkwam ?

337. Wflflrtoe werd in die tyd olie en wytt vooral aangewend ?

338. Waarom zou de Heere Jezus uitdrukkelijk verhaald hebben dat de Samaritaan twee penningen gaf voor verdere verpleging van de gewonde ?

339. Toon nader aan dat de wetgeleerde door de gelykenis gedwongen werd te erkennen dat alle mensen elkanders naasten zyn ?

340. Kunnen nog andere leringen uit deze gelijkenis genomen worden ?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis  84

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's