Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK STAAT en SCHOOL

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

OVERHEID en ONDERDAAN De schending van art. 36 NGB 66

Het ingediende bezwaar werd om deze redenen gegrond geacht: de belijdenis was niet over­ eenkomstig Gods Woord. Aan Calvijn persoonlijk wü men niets verwijten: het was de dwalïig van zijn eeuw. De oorsprong moet gezocht worden bij Augustinus, van wie afkomstig is het: compelle intrare, dat is: dwingt ze om in te gaan. De deputaten wijzen daarna op een tweetal, wat zij noemen, specifiek Gereformeerde beginselen. Ten eerste de vrijheid der consciëntie. Deze vrijheid brengt volgens hun advies onlosmakelijk mee dat ook vrijheid van godsdienstoefening moet bestaan. Ten andere: Overheid en Kerk zijn twee gescheiden zelfstandige machten die niet op eUcaars gebied mogen ingrijpen. De historische ontwikkeling van het Calvinisme zou volgens de deputaten het zegel drukken op die beide beginselen. Dat blijkt niet slechts uit de geschiedenis maar ook uit het feit dat andere (buitenlandse) kerken hun beHjdenis in dat opzicht gewijzigd hebben. Met name zijn dat kerken in Engeland en Amerika.

De deputaten meenden het resultaat van hun onderzoek te kunnen samenvatten in enige conclusies. Vooreerst, dat de gewraakte zinsnede oorspronkelijk de bedoeling had dat de Overheid met dwang en geweld afgoderij en

valse godsdienst moet tegengaan. Ten tweede, dat deze gewddoefening geen grond vindt in Gods Woord omdat in dienst van Christus' Koninkrijk slechts geestelijke wapenen mogen worden gebruikt. Ten derde dat dit oude Gereformeerde gevoelen verklaarbaar is bij „onze vaderen" omdat het de algemene geloofsovertuiging was van hun tijd. Ten vierde dat andere Gereformeerde Kerken hun confessie op dit punt reeds hebben gewijzigd. Ten vijfde dat deze verandering van inzicht „te erkennen en te eerbiedigen is als de vrucht van de leiding des Heiligen Geestes, die naar de belofte van Christus aan Zijn discipelen geschonken, hen in aUe waarheid leiden zou." Op deze gronden adviseren deputaten aan de Synode het gravamen van de bezwaarde broederen voor „gegrond te verklaren en zodanige maatregelen te nemen als nodig zullen zijn om hun consciëntiën te ontlasten."

Tenslotte buigen de deputaten zich over de vraag op welke wijze tegemoet gekomen kan worden aan de bezwaren: wijziging of nadere verklaring hoe de confessie moet worden opgevat. Het voor en tegen daarvan overwegende menen deputaten dat wijziging het meest raadzaam is. Deze wijziging zou uitgevoerd moeten worden door schrappen of tussen haakjes plaatsen en in een noot verklaren waarom deze woorden niet meer door de Gereformeerde Kerken beleden worden. Eindelijk wordt in het advies nog eens herhaald dat het gravamen zich richt tegen de uitspraak der belijdenis dat dwang en geweld niet overeenkomstig Gods Woord is. Et wordt op gewezen dat in de belijdenis blijft staan dat de Overheid het Koninkrijk van Jezus Christus heeft te doen vorderen en vooral het Woord des Evangelies heeft te doen prediken.

Tot zover het Advies dat in handen werd gesteld van een commissie die daarover had te rapporteren. Deze commissie heeft nagegaan hoe de provinciale Synoden der Gereformeerde Kerken oordeelden over de inhoud van het advies. Hierbij bleek weinig eenstemmigheid over de wijze waarop de kwestie moest worden opgelost. Geen provinciale Synoden verdedigde de „in beschuldiging gestelde zinsnede der Confessie", maar de voorstellen tot „verbetering" vertonen een bonte veelvormigheid: tussen haakjes plaatsen, wijzigen met een nadere verklaring, niet schrappen in afwachting van een algehele herziening.

In de commissie zelve „tot haar leedwezen" al evenmin algehele eenstemmigheid. Een deel, de meerderheid, acht schrapping niet doeltreffend maar willen dat achterwege laten omdat er thans geen manier te vinden is om uit de impasse te geraken Twee leden van de commissie, willen juist wel schrappen en tevens verklaren dat de tijd niet gekomen is „om de roeping der Overheid te dezer zake in de Belijdenis uit te drukken." Een laatste deel van de commissie acht het gravamen geoorloofd, maar meent dat de Synode dient uit te spreken dat de gewraakte zinsnede niet de juiste uitdrukking is van het geloof der Gereformeerde kerken inzake de roeping der Overheid.

De Synode vergaderde in de nazomer van 1905 en besloot de woorden „om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst en het rijk van de antichrist te gronde te werpen in artikel 36 der Confessie te schrappen, daarbij de wenselijkheid uitsprekende dat „in de nieuwe uitgaven van de Nederlandse Geloofsbelijdenis de woorden, die nu uitgelicht zijn, aan de voet van de bladzijde worden gedrukt met vermelding van de reden waarom zij uit het artikel zijn uitgenomen. In de exemplaren welke dienen tot officiële ondertekening voor ambtsdragers moeten deze woorden woeden doorgehaald. Aan de Hoge Overheid zal van deze wijziging in de Confessie worden kennis gegeven." De stemmingsuitslag ter Synode was 24 voor en 16 tegen. Hier rijst nadrukkelijk de vraag of bij een verhoudingsgewijs zo groot aantal tegenstemmers wel gesproken kan worden van een geloof dat de gewraakte woorden niet conform den Woordé Gods zijn. Het heeft er veel meer de schijn van dat de wijziging doorgedreven werd om de tegenstrijdigheid tussen kerkelijke belijdenis en staatkundig beginsel weg te nemen.

Bovendien had de Synode meer gewicht behoren toe te kennen aan het onloochenbare feit dat de belijdenis niet slechts bezit is van de Gereformeerde Kerken maar van allen, ook buiten die kerkgemeenschap die de Nederlandse Geloofsbelijdenis beschouwde als hun van de vaderen overgeleverd. Hadden niet de buitenlandse afgevaardigden ter Synode van Dordt 1618 - '19 de wens uitgesproken dat de Nederlandse Kerken haar heerlijke belijdenis ongeschonden mochten bewaren tot de wederkomst van Christus ? Het zou de Synode tot ere gestrekt hebben dat zij met haar authoriteit de belijdenis verdedigd had tegen de aanslag van dr. Kuyper en de zijnen. Tenminste had de Synode behoren op te treden als pleitbezorger inplaats van met schennende hand de belijdenis te bekorten. Het is anders gegaan. De Synode van Utrecht 1905 heeft, en niet alleen in dit opzicht, een zwarte bladzijde geschreven in de Nederlandse kerkgeschiedenis. Het advies dat hiervoor kort weergegeven is,

omvat enige tientallen bladzijden druks, die niet onweersproken mogen blijven. D.V. daarover een volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's