Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afscheidspredikatie Ds. F. Mallan van de gemeente Vlaardingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afscheidspredikatie Ds. F. Mallan van de gemeente Vlaardingen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

op zondag n.m. Ie Pinksterdag 6 juni 1976

Zingen: Psahn 119 : 3 en 17 Psalm^84: 3, 4 en 6 Psalm 143 : 10 en 11 Psalm 122 : 3 Lezen: Psalm 143

Was 7 juni 1972 de door God bepaalde tijd, dat onze leraar ds. F. Mallan, zijn intreepredikatie mocht houden, thans na precies 4 jaar zou de afscheidspredikatie volgen. Het aantal zondagen — van eeuwigheid bepaald — waarop de Gemeente Vlaardingen haar herder en leraar in de bediening des Woords en der Sacramenten aan zich verbonden zag, was vervuld om te dienen tot verheerlijking van Gods onkreukbare gerechtigheid of oneindige barmhartigheid naar Zijn yrijmachtig welbehagen. In deze laatste dienst hield ds. MaUan zijn voorrede uit Psalm 84 : 6: „Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn." De weg, die al Gods volk in dit jammerdal moet gaan. In dit optrekken naar Sion in de oprechte keus komt het Goddelijk werk openbaar in hem wiens sterkte in den Heere mag zijn met achterlating van alles. Maar ook in welker hart de gebaande wegen zijn, die God Zelf gebaand heeft van eeuwigheid, waardoor zonder krenking van Gods recht een weg tot de zaligheid ontsloten is. Die ziel wil geen andere weg, wordt daarvoor ingewonnen, krijgt die waarheid lief. Alleen door die weg willen ze naar Sion gebracht worden. Daar moet het op aan door het donkere moerbeziëndal, naar Jeruzalem. Die weg wordt steeds donkerder en smaller. Dan stellen zij Hem tot een Fontein, die Drieënige Verbondsgod, de Vader Wiens welbehagen het is hun dat Koninkrijk te geven. Christus wordt hen tot een Fontein. De Heilige Geest uitgestort op de eerste Pinksterdag brengt hen tot die Fontein. In het begin gedacht van kracht tot kracht voort te gaan, steeds voller, steeds rijker, maar iedere keer weer nieuwe kracht nodig te ontvangen van legerplaats tot legerplaats.

Dominee heeft mogen geloven, dat die Psalm ook voor hem geldt in zijn vertrek naar Rhenen, tot hij in Sion zal mogen komen. De tekst voor deze laatste dienst was uit Psalm 143 vers 10: „Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt Mijn God, Uw goede Geest geleide mij in een effen land", waarin dominee de gemeente bepaalde bij: „Een bede om de leiding van Gods goede Geest."

1. Een onderwerping aan Gods wil.

2. In een kinderlijk vertrouwen.

Gods welbehagen is Gods wil des besluits en des bevels om te mogen doen wat de Heere welbehagelijk is. Dat moest geleerd worden. Van nature leven wij naar onze eigen wil üi onze diepe val en bondsbreuk. De dood gegeten aan de verboden boom, kan hij niet anders meer. hetzij in een vrome godsdienstige of zon^ dige goddeloze weg. Alleen door genade gaat hij weer vragen naar Gods wil. Zie de apostel Paulus: „Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal.? Allen is nodig om tot die onberouweHjke keuze te komen. Dan moet Goddelijke liefde in ons hart uitgestort worden. Dan moeten we aan de zijde Gods terecht komen. Dan hebben we zelf niets meer te vertellen. Deze bede is toch in het hart van de dominee geweest. De Heere heeft hem doen gevoelen, dat het Zijn wü was het beroep naar Rhenen aan te nemen. Hij is nooit banger geweest, dan om zijn eigen weg te gaan. Het geeft hem vrijmoedigheid een pleitgrond te hebben in Gods wil en dit zelf niet gezocht te hebben. Om naar Rhenen te gaan was Gods wil tegen zijn wil. Het is een wonder als we naar Gods wü gaan vragen. Als God Zijn wil gaat volvoeren, schiet er geen andere weg meer over. Met de Heere is hij nooit beschaamd uitgekomen, wel met zichzelf. Dit vindt weerklank in de ziel: „Want Gij zijt mijn God." Dierbare inhoud. Door God in Zijn eeuwige liefde opgezocht en daarom vragende gemaakt naar Zijn wü.

Dat dominee hier heeft mogen staan 4 jaar lang, is alleen vrucht geweest van de opzoekende liefde Gods.

Dominee bepaalde de gemeente ten tweede bij het kinderlijk vertrouwen. Juist voor deze Pinksterdag is deze stof zeer geschikt en gepast. Al vallen er voor de gemeente vanwege zijn afscheid schaduwen over de herdenking van dit volheerlijke feit. God heeft Zich in Zijn eeuwige liefde in Christus willen openbaren tot zaligheid en dan op dat plekje, waar we werkelijk voor Hem hebben mogen invallen als een verloren schepsel. De knecht des Vaders heeft niet hoeven te vragen: „Leer Mij Uw welbehagen doen." Hij, Die de Zoon van God was, werd de knecht des Vaders. Het was Zijn spijze, die wü te volbrengen. Daar heeft dominee wat van mogen zien, dat door Zijn gewilligheid Zijn volk nu gewülig kon worden gemaakt. De Heere Jezus zal met Zijn Geest niet vrijken tot vertroosting van de, levende

kerk, al gaat de dominee weg. Die goede Geest zal bij haar blijven aUe de dagen. Er wordt gevraagd om de goede Geest en Zijn

leiding. Van nature hebben wij een kwade geest, de duivel. Maar zovelen als er door die goede Geest geleid worden, die zijn kinderen Gods. Hij maakt de zondaar van dood levend. De v«nd blaast waarheen hij wü. Men weet niet vanwaar hij komt. Die Geest ontdekt, ontgrondt, maakt plaats voor Christus. Er is geen verlossing meer buiten die Persoon. Die Geest verheerlijkt Christus door Hem aan te wijzen in het Woord, door die Middelaar Zelf aan het hart te ontdekken. Ook om hem daarna weer in een smartelijk Persoonsgemis te brengen. Zulk een ziel mist de omhelzende daad des geloofs. Het is noodzakelijk om niét opgebouwd te worden, zijn gemis te horen verklaren, wat er aan ontbreekt. De noodzakelijkheid hiervan wordt ontdekt. Dit kan nooit buiten de leiding van die goede Geest, die met Christus verenigt en hem verzekert van zijn aandeel aan Hem, verzegelt tot de dag der verlossing. Die Geest leidt ons dan in een effen land, dat is de zaligheid in een Drieënig God, in dat eeuwige Goddelijke welbehagen. Er wordt gevraagd om de leiding ook in de verdere weg in dit leven. Onze wegen zijn kromme wegen. Wij zoeken die op. Maar juist in de weg des Heeren zijn de tegenheden. Maar dan vraagt men zich af, zou het wel van God zijn. Als de Heere echter licht er over geeft, dan wordt het een effen land. Dan denken wij echter aan een ander effen land des hemels. Dan is alles uit de weg geruimd. Dan is het eeuwig een effen land. Van zichzelf verlost, van de bestrijdingen des satans, dan behoeft men niet meer te zondigen. Alle raadselen zijn dan voor goed opgelost. Dominee gaat liever daarheen, dan naar Rhenen. Maar v\rij moeten het aan de Heere overlaten. Er blijft alleen over: „Leer mij Uw welbehagen doen." Mocht onze verzuchting zijn, wat we nu gaan zingen uit Psalm 143 : 10: Leer mij, o God, van zaligheden.

Het is pijnlijk voor u en mij u te moeten ver­ laten. Er is veel gebeurd. Ouderling Lodder plotseling weggevallen, het andere jaar ouderling Vuyk. gedenken wij de beide weduwen in hun smart en droefheid. Dominee heeft niet voor niets hier moeten zijn. Thans een geheel andere kerkeraad. Hij heeft zijn werk in alle zwakheid en gebrek mogen doen. De Heere heeft hem willen sterken. Hij mocht het Woord willen bedauwen tot eeuwige zaligheid van onsterfelijke zielen. In alle gebrek heeft dominee getracht het Woord te brengen, niet met gemoedelijke praatjes. Dominee is nergens banger voor, dan voor al die gevoelsgronden. Niets is zo gevaarlijk dan gevoelsprediking, buiten de Persoon des Middelaars om.

Getracht met de hulp des Geestes de noodzakelijkheid van het ontdekkende werk des Geestes voor te stellen. Gedurig in elke prediking duidelijk te laten horen wat de weg is, waarin God Zijn volk leidt. Hoe Hij de mens van zijn schuld overtuigt. Hij de mens in zijn verlorenheid doet komen, opdat hij een Middelaar nodig zal krijgen voor zijn ziel. Hoe die enige Middelaar dan ook ontdekt wordt aan die ziel. Een gestalte in het hart krijgt. Getracht ia elke prediking op Hem te wijzen. Dat was zijn roeping die enige Naam te verkondigen. Daar ligt dat Woord. De eis van de waarachtige bekering gepredikt. De geestelijke doodsstaat verkondigd. Het vrije soevereine Godswerk moet verheerlijkt worden. Mocht er nog wat van openbaar komen, dat domine niet tevergeefs gearbeid zou hebben. Hij heeft getracht alle ingebeelde hoogtes neer te werpen. Mocht God hem als middel daartoe gebruikt hebben, want God maakt onbekeerde mensen. Daar kan de Heere wat aan kwijt. Dominee denkt aan de catechisanten. Hij deed dit werk heel graag. Dank voor de blijken van toegenegenheid ook van de kinderen van de zondagschool en van de gemeente zelf. Gedenkt ook de leiders der zondagschool.

Tenslotte neemt dominee afscheid van de kerkeraad, met weemoed in het hart. In plaats van ouderling Lodder en Vuyk, gaf de Heere broeder Terreehorst. We hebben in liefde met elkaar mogen omgaan. Dominee weet hoe hij aan ouderling Terreehorst gekomen is. Hoeft daarvan geen verslag te geven, daar geeft de Heere getuigenis van en dit zal de Heere blijven geven. Geve de Heere in verloochening dit werk te mogendoen. Mochten er nog zuchters in de gemeente zijn. Mocht hij veel de Heere nodig hebben. De Heere heeft ons aan eikaar vnUen verbinden. Mochten de diakenen een steun aan uw zijde zijn. Er is nog nooit een verkeerd woord gevallen onder ons. We waren het steeds eens in de beslissingen en besluiten. De Heere mocht u geven met elkaar op te trekken. Ook de koster werd dank gezegd voor de vele hulp en de organist voor zijn arbeid.

Twee kinderen moet dominee in Vlaardingen achterlaten; ook in Gouda reeds twee kinderen. Dit maakt het afscheid nog moeilijker. Zijn echtgenote hoopt met hem op te trekken. Altijd tot hulp en steun geweest. Dat die goede Geest ons geleide in een effen land.

Namens de kerkeraad en gemeente spreekt ouderling Terreehorst tenslotte de scheidende leraar toe. Hij memoreert de intreepredikatie van vier jaar geleden, over de kamerling, waarvoor Füippus vanuit een grote gemeente moest komen, waarvan wij niet lezen dat deze gemeente gedachtes van onvrede had. Dominee sprak toen de wens uit, dat er maar veel van zulke kamerlingen gevonden mochten worden, van zulke onvruchtbaren, gesnedenen, doodsvruchten voortbrengende, die het leven in eigen hand niet konden houden, waar plaats was gemaakt voor de prediking van Jezus. Aan deze wagen was dominee ook toegevoegd geweest. De eeuwigheid zou het openbaren. Die zagen zichzelf niet als levende stenen, maar als steigerhout, ja brandhout voor de hel, maar door Gods genade mochten ze gebracht worden tot de waarachtige belijdenis des harten en hun weg met bUjdschap reizen.

Dominee werd nog toegezongen uit Psalm 37 vers 12, en legde als scheidende leraar tenslotte voor de laatste maal als leraar van Vlaardingen de zegen op de gemeente.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Afscheidspredikatie Ds. F. Mallan van de gemeente Vlaardingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's