Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer M.K. te N.,

U hebt me nogal veel vragen ter beantwoording gesteld. En ook zeer gewichtige vragen! Ook hebt u me laten weten hoe u er toe gekomen bent om met deze vragen te stellen. Volgens uw schrijven bent u er wel van overtuigd dat u zo niet sterven kunt. Een zeer ernstig geval heeft diepe indruk op u gemaakt. De ijdelheid van al wat van dit leven is, hebt u daardoor wel ingezien en vandaar bent u veel zwaarmoedig gestemd. Het ontneemt u de lust tot uw werk. Tegelijk moet ü van de mensen allerlei opmerkingen aanhoren, als dat u wel ernstig mag zyn, maar niet zo moet tobben. U moet volgens die mensen wat flinker, wat opgeruimder en optimistischer zijn. Nu vraagt u mij hoe een mens dan kan leven, als hy met de wereld niet meer mee kan en bij Gods volk niet behoort en toch in de wereld moet zijn. En dan stelt u mij een aantal vragen die ik hieronder wel even neer wil schrijven.

1. Hoe weet een mens het onderscheid tussen een droefheid naar het vlees en een droefheid naar God ?

2. Hoever kan consciëntieovertuiging gaan en waartoe kan het leiden ? '3. Hoe kan een mens zeggen de grootste der zondaren te zijn, daar hij altijd nog te goed is in eigen ogen ?

4. Is dat pessimisme ?

5. Kan een bekeerd mens toch een opgeruimd karakter hebben ?

6. Kan een onbekeerd mens in zwaarmoedigheid ten onder gaan, ook a maakt hy alles aan God bekend ?

7. Is dit ontevredenheid ?

8. Is ons gebed de Heere een gruwel ?

9. Heeft God Zich zover teruggetrokken, dat Hij Zich niet meer openbaart ?

lO.Is dit enigszins een minderwaardigheidscomplex, waarvan men dik wijls spreekt ?

Dit zijn dus de vragen die u mij gesteld hebt. Liever had u gezien dat ik deze vragen u persoonlijk zou willen beantwoorden, maar u geeft me wd de vrijheid om dit in ons blad te doen. Welnu, ik heb al meer geschreven, dat het mij niet mogelijk is om allerlei brieven persoonlijk te beantwoorden. Ik vind daarbij uw vragen ook wel nuttig ter beantwoording in de Wachter. Laten de mensen dan maar raden naar de persoon die de vragen stelt. In vele gevallen slaan ze hierin toch de plank mis. Alleen wil ik u wel zeggen, dat ik er tegenop zie om zulke gevnchtige vragen te beantwoorden. Vandaar heb ik u ook wel wat langer op antwoord laten wachten dan u wel begeerd zult hebben. Trouwens, er zijn er meer die lang moeten wachten, want daar er in een geheel jaar maar

'5 of 26 brieven van mij in het blad verschijnen, kunt u wel begrijpen lat er mensen zijn die een groot jaar of misschien wel twee jaar moeten ivachten. Ik probeer zoveel mogelijk al de vragen te beantwoorden die ik krijg, hoewel er ook wel vragen zijn waar ik toch echt niet op in kan gaan, daar we van ons blad toch ook geen leuterblad kunnen gaan maken, door allerlei onderwerpen aan de orde te gaan stellen die voor vele mensen blijkbaar wel van betekenis zijn, maar die toch de moeite ter beantwoording echt niet waard zijn.

Bij uw vragen ligt het toch wel anders, hoewel het de brief te lang zou maken als ik al uw vragen op volgorde zou trachten te beantwoorden. Ik probeer dus al uw vragen wel te beantwoorden, maar doe dit dan maar in een schrijven over de hoofdzaak die in al uw vragen aan de orde komt. En de hoofdzaak is toch wel het onderscheid tussen de droefheid naar God en de droefheid der wereld. De apostel schrijft daarover in 2 Cor. 7: 10. Als ik iets daarover probeer te schrijven, dan geloof ik dat ik daarmede al de andere vragen wel gelijk beantwoorden kan. De ware droefheid naar God komt uit de Uefde voort. Met consciëntieovertuigingen kan het zeer ver gaan, maar de ware droefheid naar God wordt daarin gemist. In die coosciëntieovertuiging is er alleen maar sprake van eigenliefde. Er is dan alleen maar een vrees voor de straf. En toch weet men ook nog niet goed wat de straf is, want anders zou men geen hand aan zijn eigen leven kurmen slaan, wat zoveel gebeurt. U vraagt mij waartoe de consciëntieovertuiging kan leiden. Welnu, die kan de mens aan de strop brengen. Maar ik heb er toch weleens een indruk van gehad, dat men nimmer zover zou kunnen komen, als men goed wist wat het betekent om voor eeuwig verloren te gaan. Met een consciëntieovertuiging kan men dat ook niet weten, want de zaligmakende overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel wordt gemist. Men kan het dus wel bang hebben uit vrees voor het oordeel en het kan daarin zeer ver gaan, maar toch weet men niet goed wat de hel is, want anders zou men er zo niet in ktmnen springen. Een kind van God komt er met al de genade die God verheerlijkt kan hebben, wel achter dat men bewaard moet blijven en dat men buiten die bewaring overal toe in staat is. Het kan onder de bestrijdingen van satan ook zeer ver gaan, zodat men in de verzoeking komt om een hand aan eigen leven te slaan. Toch heeft men kennis gemaakt met de schrik des Heeren en vandaar roept men toch uit zijn diepe nood tot God om voor zulk een wanhoopsdaad bewaard te mogen bUjven. Men weet ook wat het zijn zal om eeuwig God te moeten missen. Men is niet alleen met vrees vervuld geworden voor de straf, maar er is ware liefde in de ziel tot een heilig en rechtvaardig God gekomen. Jot zulk een God Die niet anders dan goed kan doen, ook in de openbaring van Zijn rechtvaardigheid in het straffen van de zonden. Maar zo heeft men dan ook Zijn goedertierenheid gezien in de zovele weldaden en bemoeienissen die Hij zo onverdiend bewijst.

Die goedertierenheden worden zo groot, omdat men waarlijk de grootste der zondaren wordt. Dan is men niet meer te goed in eigen ogen. Het zijn dan geen woorden meer waarmee men belijdt de grootste der zondaren te zijn, maar men verfoeit zich voor God in stof en as. De zonden die men bedreven heeft, zijn meer dan de haren des hoofds. En in de ware droefheid naar God, is het de ziel tot bittere smart dat men Hem zoveel arbeid gemaakt heeft met zijn zonden en vermoeid heeft met zijn ongerechtigheden. Dat doet met David uitroepen: „Daar is geen vrede in mijne beenderen vanwege al mijn zonden; want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn ze mij te zwaar geworden." Zo zal men met Efraïm op de heup kloppen en beschaamd en schaamrood worden, omdat men de smaadheid van zijn jeugd moet dragen. Als de tollenaar durft men zijn ogen niet op te heffen naar de hemel en men roept uit: „O God, wees mij zondaar genadig !" Zo zal men zich gedragen als een ellendige en treuren en wenen. Zijn lachen wordt dan veranderd in treuren en zijn blijdschap in geween. Maar in deze droefheid zijn de offeranden Gods te vinden, nameüjk een gebroken geest en een gebroken en verslagen hart. Zo is er een droefheid naar God in de ziel. Zulk een droefheid werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. En zo is die droefheid geheel onderscheiden van de droefheid der wereld. Het is bij een mens die zulk een droefheid kent, waarlijk om God te doen. Maar God kan met zulk een zondaar geen gemeenschap hebben. Dat neemt die zondaar over. Hij erkent Gods rechtvaardigheid, want hij leeft ook onder diepe indrukken van Zijn vlekkeloze heiligheid. En toch kan hij de Heere niet meer missen. Hoe smartelijk wordt hem dat Godsgemis ! Daarom vlucht hij toch onder alles door naar God toe en schreeuwt hij Hem na bij dagen en bij nachten. Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzoi schreeuwt zijn ziel tot God. Zijn ziel dorst naar God, naar de levende God.

Dat is geen pessimisme of zwaarmoedigheid waarbij het alleen maar gaat over de gevolgen der zonden. U bemerkt wel dat ik uw vragen nu gelijk toch in volgorde beantwoord.

U hebt me gevraagd of een bekeerd mens een opgeruimd karakter kan hebben. Ook hebt u gevraagd of een onbekeerd mens in zwaarmoedigheid ten onder kan gaan, ook al maakt hij alles aan God bekend. En u hebt me gevraagd of dit laatste ontevredenheid is.

Het karakter speelt zeker wel een rol in de weg der bekering en in de weg waarin de Heere een mens leidt. Iemand met en zwaarmoedig karakter zinkt nu eermiaal eerder en dieper in een put van moedeloosheid weg dan iemand met een opgeruimde natuur. De Heere werkt ook overeenkomstig het karakter van de mens. Maar anderzijds doet ook weer het karakter aan het werk der zaligheid niets af of toe. Zwaarmoedige mensen tillen overal zwaar aan en zijn vandaar ook wel zeer ernstig in hun levensopvatting. Maar toch tillen ze nog niet zwaar genoeg. Ze tillen er wel te zwaar aan ten opzichte van zichzelf, maar niet ten opzichte van God. Daarom kurmen ze in zwaarmoedigheid ten onder gaan en een eind aan hun eigen leven maken. Maar als ze er zwaar aan zouden tillen ten opzichte van God, dan vielen ze als een verlorene voor Hem in. Dan zonken ze in de nood hunner ziel in een put weg, waaruit ze door Hem alleen verlost konden en zouden worden. Maar dan zouden ze ook weten dat ze alleen uit genade uit zulk een diepe jammerkuil werden opgehaald. Hier is dus geen sprake meer van ontevredenheid. Hier wordt een schuldige zondaar het met God eens.

U voelt misschien wel aan, dat het hart van versclul steeds in dat ene punt schuilt. De liefde Gods is er of die is er niet. Wordt de liefde Gods gemist, dan is er alleen maar die verdoemeHjke eigenliefde. En als er niet anders dan eigenliefde is, raakt men zijn eigen waarde ook niet kwijt. Vandaar kan zijn gebed dan ook niet anders dan de Heere een gruwel zijn. Men nadert tot God met de mond, maar het hart houdt zich verre van Hem.

Het is wel hard als ik u dit schrijven moet, rnaar ik schrijf u toch de waarheid. Misschien kunt u bij uzelf niet anders dan de droefheid der wereld vinden. Wellicht hebt u me daarom al deze vragen gesteld. U hebt me een ernstig voorval genoemd dat diepe indruk op u heeft gemaakt. Ik neem van u aan dat u een onrustig leven hebt. U komt er echter niet verder mee. Daarom schrijft u al uw zwaarmoedigheid toe aan uw karakter en vraagt u mij of de Heere Zich zover heeft teruggetrokken dat Hij Zich niet meer openbaart. Ja, ook vraagt u mij of hier geen sprake is van een minderwaardigheidscomplex.

Aan het einde van uw brief laat u mij weten dat u beslist aan mij niet om bekering vraagt, ervan overtuigd zijnde dat ik u die ook niet geven kan. U wilt tegelijk ook wel eerlijk erkennen dat u zo geneigd bent om toch in al wat er in u omgaat iets goeds te zoeken. Als u dan gezegd wordt dat een overtuiging nog geen ©verbuiging is, dan gaat u met aUes weer omver en voelt u ook wel dat zo'n opmerking tegen uw vlees ingaat. Och, ik kan u in alles heel goed begrijpen. De mens probeert nu eenmaal zich toch ergens mee op de been te houden. Hij zoekt toch een bepaalde gemoedsrust waardoor hij nog verder kan leven. U bent daar de enige niet in. Zoals u in uw brief zich openbaart, zijn er meerderen onder de godsdienst.

U verwacht van mij geen bekering en ik neem aan dat u van mij ook niet verwacht dat ik u er enige hoop op geef dat er wel aanvankelijk een werk van bekering bij u aanwezig zou kunnen zijn. Toch hebt u eens even uw hart in uw schrijven tegenover mij willen luchten. U bemerkt wel dat u met al uw getob niet verder komt. En een mens moet en wü het toch weleens kwijt waar hij mee loopt. Het is dan ook nog weer begrijpelijk, dat men zijn hart voor mensen uitstort, als men zich bij de Heere niet kwijt kan.

Als u mij echter vraagt of de Heere Zich zover teruggetrokken heeft, dat Hij Zich niet meer openbaart, dan moet ik u erop wijzen dat we wel een ontzettende tijd beleven, waarin God weinig meer door Zijn Geest zaligmakend werkt, maar dat de wereld er toch niet meer zou zijn, als de Heere in het geheel niets meer doen zou. Er moeten er nog toegebracht worden. Daarom heb ik u met ernst op de noodzakelijkheid te vnjzen van een waarachtige bekering tot zaligheid als vrucht van de droefheid naar God. Ik kan begrijpen dat u als in een wanvinkel zich bevindt, waardoor al die vragen in u oprijzen. Ik zou echter een gevaarlijk werk doen, als ik u ging bemoedigen in al dat getob. Mijn plicht is om u er ernstig op te wijzen dat 'een mens een arglistig schepsel is. Als u nog niet te veel had, zou er wel wat gebeuren. Dit kan ik u wel eerlijk schrijven, dat het dan zou blijken dat de Heere nog Dezelfde is als Die Hij in vroeger tijden was. Aan een arm verloren zondaar zal Hij Zich zeker in Zijn eeuwige liefde in Christus openbaren. Hier komt geen zwaarmoedigheid in aanmerking en hier is geen sprake van een minderwaardigheidscomplex, maar van een nietswaardigheidscomplex. Zolang als we nog minderwaardig zijn, willen we nog maar

meer njn dan. dat we 2djn. Het eigen ik zit dus nog in de weg. Och, ik hoop dat u eens geheel uw waardigheid voor God verliest. En als ik u dit nu schrijf, dan vertel ik u daarmee wellicht in het geheel niets nieuws, want uw verstand zal u nog wel zeggen dat het daarheen moet, maar omdat u daar niet komen kunt, hebt u het juist zo moeüijk. En toch weet een mens nog maar niet goed dat daar de haper zit. Als het de Heere behagen zou om u eens op dat plekje te brengen waar u al uw waardigheid voor Hem mocht kwijtraken en alleen maar hel- en doemwaardigheid overhield, dan zoudt u zien dat u het toch maar niet goed geweten hebt dat u er zelf zo tuösen zat. Het werk Gods is zo eenvoudig en zal daarom niet anders dan verwondering baren in de ziel, als de nevels eens worden opgeklaard.

Hier loopt het niet over een karakter, maar hier openbaart zich het werk Gods in de ziel. Uit uw vragen heb ik opgemerkt dat u veel waar u over loopt te tobben toeschrijft aan uw zwaarmoedig karakter. Daarom wil ik tot besluit nog even iets schrijven over het karakter. U hebt me gevraagd of een bekeerd mens een opgeruimd karakter kan hebben en daartegenover een onbekeerd mens in zwaarmoedigheid kan ten onder gaan, ook al maakt hij zijn toestand aan de Heere bekend.

U verraadt met deze vraag, dat u de Heere met uw ellende tot medelijden wilt bewegen. Er ligt toch wel iets onrechtvaardigs voor u in, als een zwaarmoedig mens Qnder zijn eUende bezwijkt, terwijl hij die toch aan God bekendgemaakt heeft. Och vriend, er zijn inderdaad verschillende karakters, ook onder Gods volk. Zelf behoor ik ook niet tot die mensen die altijd zo'n opgeruimd karakter hebben. Maar ik ben er wel achter gekomen dat mijn neerslachtig humeur tot dat vlees behooi dat zich de wet van God niet onderwerpt. Het bedenken des vleses: enkel vijandschap tegen God. Ik heb nu eenmaal meer met mezelf oj dan met God. En nu is ieder mens daarin van nature eender. Dus heeft een kind van God een opgeruimd karakter, zo heeft hij daarmei nog geen overgebogen wil. Het temperament is echter verschillend ei daarom zal de een meer zichzelf door zijn onverenigdheid tot een last zijn dan de ander. Maar alleen de lirfde Gods brengt ons aan de zijde Gods. Dan willen we God niet meer tot medelijden bewegen en behoefi onze ellende geen oorzaak meer te zijn waarom God Zich over ons zou moeten ontfermen.

Vriend, u hebt nog te veel met uzelf te doen. En ik weet wel dat u zichzelf daar ook niet van kunt verlossen. Maar de schaal mocht toch nog eens een keer bij u overslaan, want dat is het toch maar waar het voor u en voor elk mens op aankomt. Dan behoeft God geen medfr Hjden meer met u te krijgen, maar dan zult u weten en ervaren dat Hij naar Zijn eeuwig welbehagen Zich ontfermt over dat kind dat daar op het vlakke des velds Hgt en waar geen oog medelijden mee heeft. En dan wil Hij aan u doen wat u zelf niet hebt kunnen doen en wat ik ook niet bij u kan doen. Lees dat maar eens in Ezechiël 16 na. Ik geloof dat ik het in mijn beantwoording van uw vragen hierbij wel laten kan. De Heere mocht u nog maar recht ontdekken en ontledigen, opdat u nog kwijt mocht raken wat er thans nog te veel bij u is. Daartoe beveel ik u onder hartelijke groeten Gode en Zijn genade aan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's