Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevestiging van Ds. F. Mallan te Rhenen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevestiging van Ds. F. Mallan te Rhenen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op woensdag 14 juli werd ds. F. Mallan als herder en leraar van de Ger. Gem. in Rhenen bevestigd. Zowel de bevestigings- als intreedienst hadden in het eigen kerkgebouw plaats. Voorganger in de bevestigingsdienst was ds. M. van Beek.

De voorzang was: „Ik hef tot U, Die in de hemel zit. mijn ogen op en bid". Psalm 123 : 1. Uit Gods Woord werd gelezen Jesaja 3.

Na het gebed zong de gemeente Psalm 86 : 2, 7 en 8.

In zijn voorwoord zei ds. van Beek dat nu de ure was aangebroken dat de gemeente van Rhenen met haar herder en leraar zou worden verenigd. Er is droefheid in Vlaardingen, „werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u", en blijdschap in Rhenen.

Wie kan Gods wijs beleid doorgronden, na zo'n lange tijd, na 48 jaar, een leraar te mogen ontvangen. O God. Uw weg is in het heiligdom; wie is een groot God gelijk God ? Uw weg was in de zee en Uw pad in grote wateren en Uw voetstappen werden niet bekend. De Allerhoogste laat Zich nooit begrijpen. God is groot en wij begrijpen het niet. Toch beleven we nu bange, duistere en veelbewogen tijden. De godzaligen worden weggeraapt voor de dag des kwaads. Weinigen zijn er die verstand van kermen hebben. Gods volk wordt thuisgehaald en men ziet er geen anderen voor in de plaats. De Heere heeft een twist met de inwoners van Nederland. Wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm ds Heeren geopenbaard ? De tekst van de prediking was Jes. 3 : 10 en 11:

„Zegt den rechtvaardige dat het hem wel gaan zal, dat zij de vrucht hunner werken zullen eten; wee den goddeloze, het zal hem kwalijk gaan, want de vergelding zijner handen zal hem geschieden."

De hoofdgedachte van de preek was: „Tweeërlei opdracht aan Gods gemeente"

waarin:
1. De goddelozen ernstig worden gewaarschuwd.
2. De rechtvaardigen hartelijk worden vertroost.

Punt 1 slaat op het 2e tekstgedeelte en punt 2 op het eerste.

1. De ware godsgezant is ook een gezant van Christus. Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade: wij bidden van Christus' wege, laat u met God verzoenen. Die worden uitgestoten in Gods wijngaard, d.w.z. dat zij zelf niet wülen. En dan om de goddelozen ernstig te waarschuwen. Gods oordeel wordt in het teksthoofdstuk uitgesproken, het was een tijd van pronk, pracht en praal, maar alles zal uitgerukt worden. In de staat der rechtheid waren er geen goddelozen. Door het eten van de verboden boom los van God geworden, zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende en zonder God in de wereld. Van nature horen We daar allen bij. We vermoeien Hem met onze ongerechtigheden. Wie is de Heere, Wiens stem ik zou gehoorzamen ? Ze hebben geen rust, vóór ze kwaad gedaan hebben, spotten met God en Zijn dienst, maar met de spotters zal God wel afrekenen.

Maar er zijn ook vrome goddelozen, waarover in Matth. 23 het zevenvoudige wee wordt uitgesproken. Dat geslacht is nog niet uitgestorven. Die hebben dikwijls op aarde veel voorspoed tot op de laatste dag toe.

2. Gods knechten worden aangegord door de Geest uit de hoogte. Paulus schrijft aan Timotheüs: „Predik het Woord, houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk, wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer." Er zijn in onze tijd toch ook nog rechtvaardigen, niet in eigen oog, dat zijn onze afnemers. Die in de tijd tot het ware geloof zijn bekeerd. Gods recht moet worden verheerlijkt, zonder krenking van Gods eeuwige deugden. Het zijn de goedertierenheden des Heeren. dat zij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben. „Dat zij de vrucht huimer werken zullen eten." Daar kennen ze zo weinig van. Zij vinden dat het met de geloofswerken zo laag afloopt. Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. Het zijn die rechtvaardigen, die zich er maar niet bij kunnen krijgen.

Nadat gezongen was:

Wie, ver van U, de weelde zoekt.
Vergaat eerlang en wordt vervloekt.

Maar 't is my goed, mijn zaligst lot,
Nabij te wezen bij mijn God. Psalm 73 : 14.

las ds. van Beek het formulier om te bevestigen de dienaren des Goddelijken Woords. Op de drie hem gestelde vragen antwoordde ds. Mallan het besliste: „Ja ik, van ganser harte", waarna ds. van Beek de zegenwens van het formulier uitsprak.

De bevestiger richtte vervolgens een persoonlijk woord tot ds. Mallan: Hij wenste hem toe dat hij van Godswege veel vrijmoedigheid zal mogen verkrijgen om de tale Kanaans te spreken en dat zijn grootste vermaak moge zijn dat God wordt verhoogd en om te roemen in vrije genade.

Ds. van Beek sprak voorts een enkel woord tot de familie van ds.Mallan, kerkeraad en gemeente van Rhenen.

Staande zong de gemeente ds. Mallan toe:

Als 't mij benauwd of bang gevallen is.
Dan heb ik mij vermaakt in Uw geboden. Psalm 119: 72.

Hierna las ds. van Beek uit het formulier de woorden van vermaning aan de bevestigde dienaar, waarna hij in dankgebed voorging. De slotpsalm was:

Laar Uw gena ons met haar troost verrijken
En laat Uw werk aan Uwe knechten blijken.

Psalm 90: 9.

INTREDE Ds. F. MALLAN TE RHENEN

Ook bij de intrede bleek dat de opkomst groot was, niet alleen uit Rhenen zelf, maar ook uit het gehele land. Ook in de avonddienst waren verscheidene predikanten aanwezig. Naast die van onze gemeenten, ook uit ander kerkverband. Ook burgemeester en wethouders waren vertegenwoordigd.

De intreedienst werd aangevangen met het zingen van:

Gij zijt mij. Heer, ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren.

Psalm 32:4.

De schriftlezing was uit Psalm 119 : 1 - 24. Na het gebed zong de gemeente de verzen 7, 9 en 10 van Psalm 119.

Ds. Mallan bepaalde in zijn inleidend woord de gemeente bij het volgen van Jezus. „En er kwam een zeker schriftgeleerde tot Hem en zeide tot Hem: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook henengaat." Die wilde zich voegen bij de leerlingen van de Heere Jezus. Daar ben ik erg blij mee, zouden wij als antwoord hebben verwacht. Maar Jezus heeft tot die man gezegd: „De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge." Die werkelijk geroepen werden, waren zo volgzaam niet. Die worden vreemdelingen op aarde gemaakt. De tekst voor de prediking was dan ook Psahn 119 : 19:

„Ik ben een vreemdeling op de aarde,
verberg Uw geboden voor mij niet."

Ds. Mallan plaatste boven de predikatie:

„De vreemdeling op zijn pelgrimsreis".

en bepaalde de gemeente achtereenvolgens bij:

1. Wat hij belijdt.
2. Wat hij begeert.

1. David was koning over Israël, koning in eer en aanzien, toch door wederbarende genade vreemdeling op aarde. Met de anderen heeft hij beleden dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Uit kracht van eeuwige verkiezing bestemd voor het hemelse Kanaan. Daarom worden die door God verkorenen in de tijd toegebracht. De Heere zei tot Abraham: „Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis." Abraham heeft niets geweten van het land dat God hem wijzen zou. God heeft hem vreemdeling willen maken en heeft hem vreemdeling willen houden. De Heere zal hem de weg tot de zaligheid bekend maken, geroepen tot eeuwige zaligheid om het hemels Kanaan te beërven. Buiten Christus, buiten die persoon des Middelaars is er geen zaligheid. Hoe ouder de kinderen des Heeren worden, hoe zwaarder de bekommernissen en beslommeringen zijn. Kunnen niet altijd zien dat het vreemdelingen op aarde worden, Gods liefde is. Alleen bij hemels licht kan dit worden gezien. De pinnen moeten niet te vast worden ingestoken. Vreemdeling, overal vreemdeling op aarde zijn, anders gaat het niet goed. David heeft vele overwinningen mogen behalen, maar hij bleef een vreemdeling gelijk ook de aartsvaders.

2. In Psalm 119 wordt veel gesproken over de geboden, rechten en inzettingen des Heeren. David vroeg de Heere of Hij die voor hem niet wüde verbergen, want anders ging hij in duisternis zijn weg en werd hij verschrikt. Alleen met de Heere kan men overal door heen. De opdracht van een geroepen leraar is: „Troost, troost Mijn volk zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem en roept haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden.”

De verborgenheden des Heeren moeten ontsloten worden, als ze toegesloten zijn dan zijn we met vrees en bangheid vervult. En daarom gaan ze op de knieën. Goed gebeden is half gepreekt. Waar de mens niet kan komen, daar moet de Heere hem brengen. De redelijke godsdienst is zo eenvoudig niet. Daar komt men wel achter als de tekst wordt toegesloten. Men moet een kindeke worden. Het is voor de wijzen en verstandigheden verborgen. Eigen ondervinding kan ons niet helpen. Alleen als de Heere komt dan is het een ruim veld, dan zijn alle dingen nieuw. De goede mens brengt goede dingen voort uit de goede schat des harten. Er is geen sprake van een gemoedelijk praatje, geen eigen bevinding, alleen Gods Woord heeft gezag. Een leraar moet dienaar des Woords zijn. Hoe meer men onderzoekt, hoe minder men er van weet en daarom: „Verberg Uw geboden voor mij niet." Er is geen sprake van gemoedelijkheid, er moet niet in de gestalte worden opgebouwd. Er is onder de hemel geen andere Naam, door Welke moeten zalig worden. De zaligheid is in geen Ander. Gods volk gaat de noodzakelijkheid zien om eens Anderen te worden. Dat is de enige troost in leven en in sterven. Op die noodzakelijkheid moet steeds gewezen worden. Zij gaan: van kracht tot kracht, een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. Als een arme Lazarus door de engelen gedragen te worden in Abrahams schoot. En hebt ellendigen dat land, bereid door Uwe sterke hand. Dat het de Heere moge behagen om Zijn geboden niet verborgen te houden. „Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God; Uw goede Geest geleide mij in een effen land."

Na de prediking verzocht ds. Mallan de gemeente te zingen:

Gij maakt eerlang my 't levenspad bekend
Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde"

Psalm 16: 6.

Hierna ging ds. Mallan over tot het houden van de gebruikelijke toespraken. Allereerst sprak hij een woord van dank tot ds. van Beek, die hem nu voor de derde keer heeft mogen bevestigen. Vervolgens richtte hij zich tot de classis Barneveld. Dominee zei dat hij het beroep naar Rhenen onvoorwaardelijk had moeten aannemen, en hoopte samen in broederlijke liefde het goede voor de gemeente Rhenen en de classis te zoeken.

Kandidaat A. v. Straalen heeft het beroep naar Barneveld aangenomen. Ook daar zal strijd op volgen. Maar als wij maar aan de zijde Gods mogen vallen. De classis Gouda is nu zonder predikant. We hebben daar met elkaar zeer aangenaam mogen werken, hebben Gods gunstrijke tegenwoordigheid mogen gevoelen.

Zich richtend tot de afgevaardigden sprak ds. Mallan enkele hartelijke woorden tot de predikanten van het eigen kerkverband en ander kerkverband en verschillende andere aanwezigen.

Burgemeester en wethouders van Rhenen werden dankgezegd voor hun tegenwoordigheid en voor alle betoonde medewerking.

In zijn toespraak betrok ds. Mallan de kerkeraad en de gemeente van Vlaardingen, bad hun de gedurige steun en sterkte des Heeren toe en hoopte dat het gestrooide zaad vruchten moge dragen.

Vervolgens richtte ds. Mallan zich tot de kerkeraad van Rhenen. Na 48 jaar leesdiensten thans hun eerste leraar ontvangen. Blij kunnen we ook zijn met de eigen school. De band met de kerkeraad moge worden bevestigd en bestendigd.

Hierna sprak ds. Mallan in hartelijke bewoordingen tot de gemeente van Rhenen, de koster, de organist, de catechisanten, allen, die hun medewerking hebben verleend en tenslotte sprak hij een persoonlijk woord tot zijn familie, o.a. tot zijn oude schoonmoeder, dat de Heere haar op haar hoge leeftijd nog groen en fris moge doen zijn.

Ds. Mallan ging hierna voor in dankgebed.

Nadat gezongen was Psalm 56 : 4: „Gij weet o God, hoe 'k zwerven moet op aard'" voerden de volgende afgevaardigden het woord: Allereerst sprak namens de classis ds. J. de Groot. Bepaalde de gedachten bij een sprekend voorbeeld uit de Bijbel hoe het met dienstknechten des Heeren kan gaan, bij de apostel Paulus, die in de nacht een gezicht van een Macedonische man zag, die hem bad en zeide: „Kom over en help ons." Paulus en Süas kwamen te Philippi in de gevangenis terecht met hun voeten in de stok. Dit was het middel tot bekering van de stokbewaarder. Ook Jozef kwam in de gevangenis terecht en hield geen vriend over.

Vervolgens sprak de burgemeester van Rhenen, Deze heette ds. Mallan hartelijk welkom en betuigde het goede te willen nastreven en hoopte dat ds. Mallan zegen op zijn arbeid mag zien.

Daarna voerde ds. E. du Marchie van Voorthuysen namens de Gereformeerde Bijbelstichting het woord, hoopte samen als bedienaar des Woords hetzelfde te mogen beogen, nl, Ezech. 3 : 17: „Mensenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen en hen van Mijnentwege waarschuwen."

Ds. C. Smits sprak namens de Mbuma-zending. Hij vond dat wat we moeten preken, uit onze ziel moet komen, dat het van harte moet zijn, Lodenstein zei: „Dat kon Leiden mij niet leren." Hij vond dat ds. Mallan een plaats heeft gekregen in het midden des volks en uitte de wens dat het moge zijn tot eer en verheerlijking van de deugden Gods .

Kandidaat A. van Straalen sprak over het eenzijdige Godswerk wat tot uitdrukking is gekomen en hoopte dat er bidders mogen worden gevonden, dan wordt er tot de Heere gezucht, opdat de Heere alles wel moge maken.

De laatste spreker was ouderling W. Verhoeks, die het woord voerde namens kerkeraad en gemeente van Rhenen. Hij stond stil bij de woorden: „Gods berg die is zeer wonderbaar". De Heere zegt: „Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen." Hij wees op de wijngaardenier: Zie, ik kom nu 3 jaar zoekende vrucht. Heere, laat hem ook nog dit jaar. Er zal nog mest om de boom gelegd worden en Gods Woord zal niet ledig wederkeren, het zal doen wat Hem behaagt. Na een hartelijk welkomstwoord te hebben gesproken, verzocht hij de gemeente staande te zingen Psalm 20: 1: „Dat op uw klacht de hemel scheure."

Na de sprekers te hebben bedankt eindigde ds. Mallan deze indrukwekkende dienst door voor het eerst als predikant van de gemeente Rhenen, de zegen uit te spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Bevestiging van Ds. F. Mallan te Rhenen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's