Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een bevoorrecht volk in Christus. II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een bevoorrecht volk in Christus. II

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christus in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijnen wil. Tot prys der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde. In Welken wij hebben de verlossing door Zyn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar den rijkdom Zijner genade.”

Efeze 1:5-7.

In de eerste plaats wensen wij dan met elkander stil te staan bij het grote voorrecht van hun verkiezing in Christus.

De apostel Paulus heeft in de stad Efeze met vrucht mogen arbeiden onder de zegen des Heeren. Daar zijn er onder zijn bediening velen toegebracht geworden tot de gemeente die eenmaal zeker zullen zalig worden. De satan met al zijn handlangers hebben wel alles in het werk gesteld en in het geweer geroepen om dat Godswerk te keren. Maar het zaligmakende Godswerk is niet te keren, hoe de duivel ook moge rondgaan als een briesende leeuw, zoekende wie hij zal mogen verslinden. De Koning der Kerk heeft eenmaal dat waarachtige woord gesproken in Zijn omwandeling op aarde in Matth. 16 : 18: „En de poorten der hel zullen Mijn gemeente niet overweldigen." Doch Paulus heeft onder dat alles daar met vrijmoedigheid mogen prediken Gods voUe raad tot zaligheid der uitverkorenen. Paulus schrijft hier aan de ware gelovigen in Christus Jezus en die heüigen te Efeze genaamd worden. Zij waren dus een bevoorrecht volk niet buiten Christus maar in Christus tot eer van God en de zaligheid hunner onsterfelijke zielen. Wij worden hier dus niet bepaald bij zulke voorrechten en weldaden die hier in de tijd onder Gods voorzienigheid in Zijn algemene goedheid ontvangen worden en die met de dood ophouden. Hij wijst hen op de uitnemende weldaad der eeuwige voorverordinering ten eeuvrigen leven om tot in alle eeuwigheid de eretitel van kinderen Gods te mogen dragen. Alle erenamen hier op deze aarde verkregen zullen eenmaal vergaan, want Salomo zegt in Spreuken 10 : 7: „De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der godlozen zal verrotten." En die de naam van Gods kinderen mogen dragen, dragen ook in Gods Woord de naam van rechtvaardigen en die zullen in der eeuwigheid niet wankelen (Psalm 55 : 23). De oorzaak van dat onuitsprekelijke voorrecht ligt niet in hun zelf maar in de eeuwige verkiezende liefde Gods des Vaders en dat van voor de grondlegging der wereld. Zij zijn dan ook verordineerd naar het welbehagen van Zijnen wil tot het recht om eeuwig Zijn volk te mogen zijn. Dat is de vaste onveranderlijke bepaHng, hetwelk de Heere gemaakt heeft in de eeuwige praedestinatie omtrent de personen die zalig zuUen worden. Dat was nu des Vaders welbehagen in Christus, zoals Christus daar Zelf van gesproken heeft in Lukas 10, waxmeer Hij zeer verheugd was in de geest en zeide: „Ik dank U, Vader ! Heere des hemels en der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja. Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U."

Daarom worden zij in Gods Woord ook gekenden genaamd, omdat zij voorgekend zijn tot de gelukzaligheid, gelijk Rom. 8: 29 dat ons duideUjk verklaart: „Want die Hij tevoren gekend heeft die heeft Hij ook tevoren verordineerd en ook geroepen." enz. Degene door Welke zij bevoorrecht zijn is dan inzonderheid de Eerste Persoon, hun Vader, die genaamd wordt de Vader van onze Heere Jezus Christus. Die heeft hun niet verkoren om Christus wil tot de zaligheid alsof Hij de verdienende oorzaak van hun verkiezing zou geweest zijn. Christus is met Zijn zoen- en kruisverdiensten wel de oorzaak van de gelukzaligheid Zijns volks maar niet van hun verkiezing tot dezelve. Want de uitvoering van het verlossingswerk door Christus is een vruchtgevolg van de verkiezing maar niet de oorzaak. Dienaangaande heeft de Vader dan ook Christus Zelf uitverkoren om Zijn eeuwige voornemens over Zijn geliefde volk uit te voeren. Daarvan spreekt ons 1 Petrus 1: 20: „Dewelke wel voorgekend is geweest voor de grondlegging der wereld, maar geopenbaard is in deze laatste tijden om uwentwil." Maar er wordt nergens in de Schrift geleerd dat zij om Christus wil zijn uitverkoren, maar wel in Christus. In het 4e vers van dit hoofdstuk wordt het uitdrukkelijk gezegd: „Gelijk Hij ons heeft uitverkoren in Hem, voor de grondlegging der wereld en dat tot heiligheid; en hier wordt voorgehouden van tot aanneming tot kinderen, waar meer gezien wordt op het gelovig bewustzijn dat men om Christus en door Christus zich tot een kind Gods mag weten. Daarom lezen vnj hier dan ook van door Jezus Christus, en mogen weten dat Hij alles voor hen volkomen volbracht had en de middelmuur des af scheidsels, door Adams bondsbreuk gekomen, voor hen geheel heeft weggenomen. De oorzaak van hun verkiezing in Christus wordt uitdrukkelijk genaamd het welbehagen des Vaders, hetgeen helder en klaar blijkt uit het 11e vers: „In Hem, in Welken wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die tevoren verordineerd waren naar het voornemen Desgenen, Die alle dingen werkt naar den raad van Zijnen wil." Dus heeft Christus Zelf als waarachtig God, met de Vader en de Heilige Geest hun ook uitverkoren en heeft een Drieenig God Zijn volk in Christus uitverkoren en wordt Christus in de verkiezing genaamd het Hoofd der gemeente. Maar in de eeuwige vrederaad komt Hij voor als het Hoofd des verbonds, representerende alleen Zijn uitverkorenen. Dit volk is dan ook bij name uitverkoren, elk persoonlijk, dus niet een algemene verkiezing maar een personele verkiezing van elke uitverkorene en zijn zij bij de Heere bij name bekend.

Vader Hellenbroek zegt dat zo kernachtig in zijn vragenboekje als hij handelt over de vrije praedestinatieleer en is hij zuiver Schriftuur-' lijk, zich beroepende op Rom. 9 : 13: „Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat." Zo heeft ook Christus tot Zijn discipelen getuigd in Lukas 10 : 20, dat zij zich niet moesten verblijden daarin dat hun de duivelen onderworpen waren in Zijn Naam, maar zij moesten zich veel meer verblijden dat hun namen geschreven stonden in het Boek des Levens des Lams in de hemelen (zie Openb. 20: 15). Het zijn dan zij die de Naam des Vaders geschreven hebben aan hunne voorhoofden, hetwelk zij niet gedaan hebben, noch de heilige engelen, maar de Heere Zelf uit eeuwige liefde. O, wie zal dan dat eeuvrige. vrije soevereine wonder der verkiezing boven zovele anderen ooit kunnen bevatten. Die in dat grote voorrecht mogen delen hier in de tekst, dat zijn Paulus en de gelovige Efeziërs, want hij spreekt van ons in zijn schrijven. Hij mag dat hier op dit moment voor zichzelf zeker geloven tot zijn verwondering en verheerlijking Gods en de Efeziërs er op wijzen in de strijd des geloofs hier op aarde tot hun vertroosting en dat hun grote voorrecht is van eeuwigheid tot in eeuwigheid. Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een bevoorrecht volk in Christus. II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's