Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JEFTA'S GELOFTE AAN DE HEERE VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JEFTA'S GELOFTE AAN DE HEERE VI

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

En het geschiedde als hy haar zag, zo verscheurde hy zijne klederen en zeide: Ach, myn dochter, gy hebt my ganselyk nedergebogen, en gy zyt onder degenen die mij beroeren; want tfe heb myn mond opengedaan tot den Heere, en ik zal niet kunnen teruggaan.

En zy zeide tot hem: Myn vader, hebt gy uw mond opengedaan tot den Heere, doe mij, gelijk ah uit uw mond gegaan is; naardien u de Heere volkomen wraak gegeven heeft van uwe vijanden, van de kinderen Ammons. Richteren 11: 35. 36.

„Mijn Vader" zijn haar eerste woorden, die Jefta als door de ziel snijden. Welk een tedere aanspraak. Zullen die woorden gevolgd worden door een fel verwijt. Daar leek het niet op. Maar zou ze dan haar vader verzoeken, indien mogelijk de gelofte niet te vervullen. Dat was in dit geval zeker te verwachten geweest. Hoe zwaar zou die beproeving niet zijn. Doch geen van beide. Jefta heeft de geloofsbeproeving doorstaan en is in deze dieper ontdekt geworden. Gods doel is met de beproeving de uitkomst te geven. Jefta hoeft zijn dochter niet aan te sporen, nog onderwerping af te dwingen. De Heere neemt het voor Jefta op. Hij. die de harten der koningen neigt als waterbeken, heeft Jefta's dochter voor wat er gebeuren ging volkomen ingewoimen. ..Hebt gij uwen mond opengedaan tot den Heere, doe mij gelijk als uit uw mond uitgegaan is, naardien u de Heere volkomene wraak gegeven heeft van uwe vijanden van de kinderen Anunons", is haar antwoord.

Dat wil zeggen: Volbreng uw gelofte, al is het tot mijn nadeel. Gij zijt het nu zeker verplicht, gij zijt niet gevallen op het slagveld, en de Heere heeft u volkomen wrraak gegeven van uwe vijanden. Een volkomen overwinning is behaald, de vervulling uwer gelofte zal ook volkomen zijn. Hier gaat zij haar vader in de geloofsoefening voor. Jefta had niet kunnen denken, toen het beslissende ogenblik naderde, dat de gelofte op zulk een vnjze vervuld zou worden. Wat diende dit mede tot versterking van zijn geloof. Jefta kon niet terug omdat God niet terugging en alzo zijn geloof liet beproeven, opdat openbaar zou komen wat het geloof vermag. Niet voor niets werd hij onder de geloofshelden gerekend. Niet in eigen kracht heeft hij overwonnen, want dan was hij onder gegaan. Het geloof is een gave Gods door de Heilige Geest gewerkt bij aanvang, maar ook in de beoefening, en daardoor en daarin zou hij alleen kunnen roemen. ..Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijne Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen." Wat bij Jefta onmogelijk werd, was mogelijk bij God. God werkte aan de verlossing toen Jefta niet meer voor- en achteruit kon. Wat kwam dat Godswerk heerlijk uit in zijn dochter. Die was onvoorwaardelijk gemaakt. Laat deze zaak aan mij geschieden: roept ze uit. Welk een zelfverloochening treedt hier naar voren. „Laat twee maanden van mij af, dat ik heenga en ga af tot de bergen, en beween mijn maagdom, ik en mijne gezellinnen", was haar enige verzoek. De bergen als eenzame plaatsen werden verkoren om in de eenzaamheid haar hart uit te storten, haar maagdom te bewenen en zich voor te bereiden op hetgeen nu ingeleefd moest worden. Daarna volbracht Jefta aan haar zijn gelofte die hij beloofd had; en zij heeft geen man bekend.

TOEPASSING

Was Jefta niet uit een wettig huweUjk geboren en daarom een bastaard, de tijd van zijn geboorte, zowel als van zijn wedergeboorte was bij God bepaald. Niet om lichtvaardig met het besluit Gods de zonden te kleinachten. Verre van dat. Was Jefta als gevolg van de zonden van hoererij uit zijns vaders huis gestoten, door de zonde zijn we allen uit het paradijs verdreven, en in de grootste ellende terecht gekomen. De zonde van hoererij heeft nog nooit zo welig getierd. Nederland is aJs Sodom en Gomorra geHjk geworden. Ontevredenheid en een niet onderworpenheid aan het gezag neemt hand over hand toe. Wat kan de dochter van Jefta door Goddelijke genade als een toonbeeld van gehoorzaamheid onze jeugd tot een voorbeeld worden gesteld. Waar wordt zulk een ontzag voor de ouders nu nog gevonden. En hoe woekert de zonde van hoererij voort in onze dagen. Middelen zijn er genoeg om de zonde bedekt te houden. Hoe ziet het er nu uit in ons vaderland en daarbuiten.? Zijn het iniet de zonden bedreven tegen het zevende gebod in en buiten het huwelijk die het oordeel van de hemel inroepen. Hoe neemt het plegen van abortus hand over hand toe, mede door de toestemming van de burgelijke overheid. Wat wordt er al niet aangewend om zwangerschap te voorkomen.

Komt dat niet duidelijk openbaar in sommige kringen waar het aantal kinderen geboren en gedoopt niet tot de helft komt van de doopleden door wie-belijdenis wordt afgelegd. Zou dat niet bezocht worden ? Is er groter zonde dan het buiten werking stellen van een vruchtbare baarmoeder.? D'an de zonde tegen het zesde gebod, het doden van de vrucht, omdat geen groot gezin gewenst wordt, of ook om de zonde tegen het zevende gebod buiten het huwelijk bedekt te houden en zo de schuld met schuld vermeerd zal éénmaal gewroken worden. Wat worden toch de vruchten geopenbaard van onze naamloos diepe val in Adam. En als het aan de vorst der duisternis lag zou er geen kind meer geboren worden en dat om de volvoering van Gods Raad in het toebrengen der Zijnen tegen te gaan. Doch de kinderen zullen geboren moeten worden, daar heeft God Zijn uitverkorenen onder, die toegebracht moeten worden. Het is het oogmerk des duivels, evenals met de kindermoord in Egypte en Bethlehem om Gods werk in de kiem te smoren. Doch het Hgt vast in het Goddelijk welbehagen, en zo vist de duivel toch achter het net. Jefta was op onwettige wijze geboren. Hij kan zich op zijn afkomst niet beroemen. Maar hij is wel op een wettige wijz^e tot God bekeerd geworden en onder de geloofshelden geplaatst. Dat was nu alleen Gods werk en dat is alleen maar wettig. Door genade heeft hij zich dan ook alleen maar op Gods werk kunnen beroepen. En dat blonk zo helder uit in deze geloofsheld, en niet minder bij zijn enige dochter. Zij heeft zich geheel in de Heere kwijt mogen raken met al wat daar voor haar verdere leven aan verbonden was. Voor goed zou ze van het huwelijksgeluk verstoken blijven.

In de moedervreugde zou ze niet mogen delen. En wie zal dat beter aan kunnen voelen dan degenen die in het huwelijksleven de kinderzegen moeten missen, waar tot de laatste mogelijkheid naar was uitgezien. Het geslacht van Jefta zou niet meer voortgeplant worden. Geen zaad van zijn kinderen zou hij op aarde meer aanschouwen. Had hij als bastaard van geboorte, noch zijn dochter recht van toegang tot de vergadering des Heeren, de vervulling dezer gelofte betekende het einde van zijn geslacht. Jefta raakt zijn naam kwijt, maar daarentegen zal de Naam des Heeren verheerlijkt worden en voortgeplant van kind tot kind. Hier mocht hij. tesamen met zijn dochter inleven; „Niet ons, maar Uwe Naam alleen zij de eer."

Doch de Heere Zelf heeft Jefta's naam (wel niet in geslacht) voortgeplant in de heilige bladeren. Wat mocht de gang en het leven van Jefta en

zijn dochter ons tot jaloersheid verwekken. Wat worden die geloofsoefeningen toch gemist in deze geesteloze tijd. Het ware Godswerk wordt bijna niet meer vernomen. Jefta kon niet meer terug. Waar de Heere de ziel uit de wereld trekt, overtuigt en overbuigt, kan zij niet meer terug. Ruth kon niet meer terug naar Moab. Gods volk kaïjL niet meer terug naar hetgeen ze hier mee breken moest.

De satan lokt om de wereld door allerlei wetten en verzekeringen het kruis te doen ontgaan. „Ik heb mijn mond opengedaan tot den Heere, en ik zal niet kunnen teruggaan." Het was het antwoord van de jongelingen in Babel aan Nebukadnezar. U zij bekend, o- koning, dat wij uwen goden niet zullen eren, noch het gouden beeld dat gij hebt opgericht zullen aanbidden." Ook hebben ze van des konings tafel niet willen eten. Daniël heeft tegen het gebod van koning Darius (niet vrezende de kuü der leeuwen) drie tijden daags gebeden met open vensteren naar Jeruzalem. Deze allen hebben hun mond opengedaan tot de Heere en hebben idet terug gekund. Gods volk komt in wegen waarin zij door voor en tegen niet voor of achteruit kunnen. En wat kan het al niet bang worden van biimen dat ze nog terug zullen gaan. Doch de küiderlijke vreze is het die Jozef staande hield, en al Gods volk in de zware beproeving staande houdt. Het is niet de ontvangen genade die staande houdt, daar zijn voorbeelden genoeg van in Gods Woord. Het is de verborgen kracht Gods die hen niet terug doet-gaan.

Jefta en allen die in die gangen worden gebracht kunnen niet terug, omdat God niet terug gaat. Hij gedenkt aan Zijn verbond. En hetgeen uit Zijn lippen gegaan is bHjft vast en onverbroken. AMEN.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's

JEFTA'S GELOFTE AAN DE HEERE VI

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's