Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LIJDENSMEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LIJDENSMEDITATIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Zwaard ! ontwaak tegen Mijnen Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de Heere der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijne hand tot de kleinen wenden." Zacharia 13 : 7.

De tijd is weer aangebroken dat de ware kerk des Heeren een zevental weken hoopt te overdenken het smartvolle en onuitsprekelijke lijden van de enige Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus. Steeds meer worden in die overdenkingen de heilgeheimen van Gods eeuwige wijsheid en grondeloze liefde tot Zijn eer en tot zaligheid der uitverkorenen ontsloten voor het oog des geloofs. Gelijk in het O.T. veel profetisch gesproken is over het wonder van Jezus Menswording, zo ook veel over het ontzaggeHjke lijden van Hem. Niet alleen David heeft daarover veel gesproken in de psalmen als in psalm 22; en psalm 69, maar ook de profeten hebben dat in ruime mate door des Heeren Geest gedaan. De apostel Petrus laat ons daaromtrent niet in het onzekere als hij schrijft aan de ware gelovigen in de verstrooiing in 1 Petr. 1:11: „Onderzoekende, op welken of hoedanigen tijd de Geest van Christus, Die in hen was, beduidde en tevoren getuigde het lijden dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna volgende." In deze is dan ook de profeet Jesaja niet de minste geweest zoals ons uit Jes. 53 dan ook wel duidelijk blijkt. Maar ook in ons tekstwoord komt wel helder aan het licht dat ook de profeet Zacharia daar door des Heeren Geest is ingeleid geworden. Dus is ons tekstwoord wel zonder enige tegenspraak een lijdensprofetie over de lijdende Verlosser. Hij spreekt hier dan van het oproepen van 't zwaard der gerechtigheid en dat:

1. Door de rechtvaardige Rechter.

Deze woorden zijn van de Eerste Persoon in het Goddelijke Wezen, Dewelke is God de Vader, de Eerste in de bestaanswijze en de Eerste in de Goddelijke werken, ter onderscheiding van de Tweede Persoon, de Zoon. Hij spreekt hier van „Mijn Herder", en van de Man, die Mijn Metgezel is; en daarbij noch: Spreekt de Heere der heirscharen. Hij is het dan ook die dat zwaard oproept om te slaan, en dat is in de eerste plaats niets anders dan het zwaard van Zijn wrekende gerechtigheid omdat. Hij als de Allerhoogste, Heilige en Rechtvaardige Majesteit onteerd en beledigd 'is door de zonde. Hij doet dit namens de drie Goddelijke Personen, want naar het huishoudelijke werk der Goddelijke Personen handhaaft de Vader de geschonden gerechtigheid en vordert Hij volkomen voldoening van elke schender Zijner heilige Majesteit en volkomen betaling. Hij richt in de eerste plaats zijn aanspraak tot het zwaard, hetzelve oproepende en bevel gevende, daar Hij alle zonden haat en moet straffen, want een HeUig, Volmaakt Opperwezen kan geen gemeenschap met het kwade hebben.

Eeimiaal behoefde dat z.yaard niet opgeroepen te worden om te slaan, toen wij in Adam volmaakt gesteld waren in de lusthof van Eden, krachtens het werkverbond. De Schepper van hemel en aarde heeft de mens volmaakt geschapen naar Zijn beeld, bestaande in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Dat kon niet anders waar Hij dat van eeuwigheid besloten had, en Zijn Raad moet uitgevoerd en volvoerd worden daar Hij Zelf getuigt in Jes. 46 : 10: „Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn Welbehagen doen, daar Gode al Zijn werken van eeuwigheid bekend zijn." (Hand. 15) Daarbij de Heere kan niet iets scheppen dat onvolmaakt is en zou dat strijden met Zijn volmaaktheid. De Schrift vermeldt het ons zo duidelijk, dat de Heere zag al wat Hij gemaakt had, en ziet het was zeer goed. Dat was wel bij uitnemendheid de naar Zijn evenbeeld geschapen mens, waar deze ware het pronkjuweel van Zijn schepping. Daardoor kende hij de enige en drieënige God en dat was zijn zielsverzadigende blijdschap en verheuging. Daar leefde de mens in de onmiddellijke gemeenschap met Zijn Maker, wandelende met de Heere als een Vriend. Daar mocht de mens met recht een vriend Gods genaaind worden. O, wat is hij dan toch in een volheeïlijke en zalige staat geschapen.

Daarbenevens heeft de Heere direct met Adam opgericht het verbond der Werken. Dat deed de Heere enkel naar Zijn vrijmachtig welbehagen en in Zijn nederbuigende goedheid, om 'de mens op een bijzondere wijze te besturen en verbondsgewijze te regeren. En daar de Heere dat verbond vrij en souverein heeft gesloten met Adam daar heeft Adam dat ook vrijwillig en met lust aanvaard, zonder enige dwang. Zo is de Heere wel de Oprichter van dat Verbond maar Adam was het hoofd daarvan, en heeft God naar Zijn vrije souvereiniteit alle mensen in Adam begrepen, representerende al zijn nakomelingen. In dat verbond werd het eeuwige leven beloofd op gehoorzaamheid als een bijzondere belofte; maar werd ook de dood bedreigd bij ongehoorzaamheid wanneer de mens zou eten van die merkwaardige boom, n.1. de boom der kennis des goeds en des kwaads. Als hij dat zou doen dan zondigde hij op een allerverschrikkelijkste wijze, moed- en vrijwillig zonder enige dwang. Dan stelde hij zijn Schepper, de God der Waarheid tot een leugenaar, zich los rukkende van Zijn Maker, Die de psalmen geeft in de nacht. Daardoor verstoorde hij dan alle gemeenschap met God en zou hij Zijn bittere vijand worden en de Heere te haten met een volkomen haat. Daardoor zou hij dan oproepen het zwaard van Gods gerechtigheid om hem op een rechtmatige wijze vreselijk te straffen met tijdelijke en eeuwige straffen tot verheerHjking van Zijn onkreukbare rechtvaardigheid. De rechte verhouding met de Heere verbroken zijnde, dan moet Hij die krachtens Zijn heilige natuur rechtvaardig wreken anders moet Hij ophouden God te zijn. Hetgeen wij nu hier in ons tekstwoord beluisteren is wel een bewijs dat de mens van Zijn

Schepper is afgevallen, alle gemeenschap met Hem verbroken, en diep schuldig geworden, moetende zwaar gestraft worden. •

Daarom horen wij hier: „Zwaard ! ontwaak." O, een bewijs dat elk mens nu ligt onder het rechtvaardige oordeel van een rechtvaardige Rechter, Die zijn heilig recht moet handhaven. Want door die éne zonde, het eten van die verboden boom, is de dood in de wereld gekomen, en dat van één mens; en door toerekening krachtens de verbondsbetrekking is de dood tot alle mensen doorgegaan. (Rom. 5). Daar Hij nu Zijn Kerk in Christus heeft uitverkoren van voor de grondlegging der wereld, dus van eeuwigheid, en in Zijn gemeenschap moet hersteld worden, heeft Hij het zwaard Zijner gerechtigheid opgeroepen om hun zonden in Christus te straffen. En dat tot voldoening aan Zijn rechtvaardigheid, en op, grond daarvan tot een volkomen verzoening in Christus met hen. Ziet, zo is door onze diepe, rampzalige val in Adam, onze Weldoener, onze Rechter geworden zoals Gods woord ons duidelijk leert. Dan is Hij een rechtvaardige Rechter, Die nooit onrecht doet hetgeen Abraham getuigt in Genesis 18 .25: „Zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen." Lezen wij niet van David in de 7de psalm dat hij getuigt dat God een rechtvaardige Rechter is, een God die te allen dage toornt ? Is Hij niet de Rechter die dezen vernedert en die verhoogt, omdat het verhogen niet komt van het oosten, noch van het westen, noch uit de woestijn. (Psalm 75). Zegt Jeremia niet van Hem dat Hij is de Heere der heirscharen, de rechtvaardige Rechter, Die de nieren en het hart proeft en dat Jeremia Zijn wraak mocht aanschouwen en. daar hij zijn twistzaak aan Hem had overgegeven. (Jer. 11 : 20). Aan Hem zijn wij alle verantwoording schuldig en eist nu van elk mens volkomen betaling want Hij wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiedde. Dat zwaard zal niet altijd slapen en in zijn schede blijven, daar er hier op aarde al een klein proefje van wordt ondervonden door de tijdelijke ellenden die de mens hier moe.t lijden en doorstaan. Maar het is nog in het minst niet het duizendste deel van hetgeen straks ondergaan moet worden en doorstaan in de buitenste duisternis. Want bij het sterven in onze onbekeerde staat zal dat zwaard opgeroepen worden om de ziel met de zwaarste straf te straffen zonder enige verlichting en dan bij de jongste dag ten volle naar ziel en lichaam beiden. Om dan met dat zwaard eeuwig geslagen te worden tot betaling, zonder ophouden of maar enige verzachting, onder Gods rechtvaardige wraak en gloeiende toorn, doch zonder afbetaling.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's

LIJDENSMEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's