Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amos 1 : 9 en 10.

HOPENDE: We hebben nu gehoord hoe de Heere rnet de Syriërs en de Filistijnen af zou rekenen. Nu krijgt in de verzen die we thans hebben te bespreken, Tyrus een beurt. De inwoners van Tyrus waren trouweloze verbondsbrekers. We lezen zo in de verzen 9 en 10: „Alzo zegt de Heere: Om- drie overtredingen van Tyrus, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Mijn'volk met een volkomen wegvoering hebben overgeleverd aan Edom, en niet gedacht aan het verbond der broederen. Daarom zal ik een vuur zenden in den muur van Tyrus, dat zal haar paleizen verteren." Ook door de mond van Jesaja, Jeremia en Ezechiël heeft de Heere Tyrus het oordeel aangekondigd. Men kan dat uit die profetieën nagaan. Tyrus had niet gedacht aan het verbond der broederen. David en Salomo hadden met Tyrus een verbond gesloten. In 2 Sam. 5:11 kunnen we lezen: „En Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en cederenhout en timmerlieden en metselaars; en zij bouwden David een huis." En in 1 Kon. 5 : 1 lezen we: „En Hiram, de koning van Tyrus, zond zijn knechten tot Salomo (want hij had gehoord, dat ze Salomo tot koning gezalfd hadden in zijns vaders plaats), dewijl Hiram David altijd bemind had." En in 1 Kon. 9 lezen we dat Hiram Salomo als zijn broeder aangesproken heeft.

UITZIENDE: Uit zulk een broederschap is er ook wel weer heel wat te leren. We kunnen ook in 2 Sam. 20 van iemand lezen die een ander als broeder aansprak, maar hem tegelijk doodsloeg. Dat was Joab. Hij zeide tot Amasa: „Is het wel met u, mijn broeder ? " „En Joab vatte met de rechterhand den baard van Amasa, om hem te kussen. En Amasa hoedde zich niet voor het zwaard dat in Joabs hand was, zo sloeg hij hem daarmede aan de vijfde rib, en hij stortte zijn ingewand ter aarde uit en hij sloeg hem niet ten tweede male, en hij stierf."

Met zulke broeders heb ik ook wel kennis gemaakt. Die geven je dus een kus, maar ze slaan je gelijk met het zwaard aan de vijfde rib. Erg broederlijk. Men spant echter met andere broeders samen tegen het Israël Gods. Edom was immers ook een broedervolk van Israël. Maar het is door de Heere Tyrus zwaar aangerekend, dat men Zijn volk met een volkomen wegvoering had overgeleverd aan Edom. Al was Edom een broedervolk, Edom was Israels eeuwige vijand. Dat kon Tyrus weten. Maar wat Tyrus had gedaan, had Tyrus opzettelijk gedaan. En het was hierin toch openbaar gekomen, dat Tyrus niet tot het door God verkoren bondsvolk behoorde. Wel had de koning van Tyrus zich zeer broederlijk tegenover David en Salomo gedragen. In 2 Sam. 5 lezen we dus dat Hiram, de koning van Tyrus, boden tot David zond, en cederenhout en timmerlieden en metse­ laars; en zij bouwden David een huis. En in 1 Kon. 5 lezen we dat Hiram, de koning van Tyrus zijn knechten tot Salomo zond, want hij had gehoord, dat ze Salomo tot koning gezalfd hadden in zijns vaders plaats. En dan staat er zo bij, dat Hiram David altijd bemind had. Hiram zal dat ook wel gemeend hebben. Het kan ook nog wel zijn, dat hij een aanbidder van de ware God geweest is. Maar hij heeft daarmee de godsdienst van zijn onderdanen toch nog niet kunnen hervormen. Wel blijkt het uit de geschiedenis dat Tyrus niet behoorde tot de volken die de Heere voor het aangezicht van Israël wilde uitroeien. En ook heeft Tyrus zozeer geen vijandschap ooit tegen Israël gepleegd. Maar te verradelijker was dan nu toch de handeling van Tyrus tegen Israël geweest, als men Israël met een volkomen wegvoering had overgeleverd aan Edom. Het doet me zo denken aan de woorden van de apostel Johannes, als hij zo in zijn zendbrief schrijft: „Zij zijn uit ons uitgegaan maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat ze zouden openbaar worden, dat ze niet aUen uit ons zijn."

HOPENDE: Het is toch altijd maar weer gebleken, dat Bileam van 's Heeren wege een waarheid heeft moeten spreken, als hij gezegd heeft: „Zie, dat volk zal alleen wonen en het zal onder de heidenen niet gerekend worden." Dat geldt voor het Israël van de nieuwe dag nog. Men kan niet altijd zich van de omgang met degenen die buiten zijn geheel onthouden. Als men dat uit hooghartigheid wél doet, is men ook niet op de plaats waar men wezen moet. Het is waar, dat de apostel zegt, dat wij alleen maar moeten oordelen degenen die binnen zijn, daar God oordeelt degenen die buiten zijn, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat wij degenen die buiten zijn, allen maar bij dezelfde vuile hoop moeten gooien. We oordelen dan wèl degenen die buiten zijn, terwijl we tegelijk vergeten dat er binnen eigen kring genoeg te oordelen is, daar we daar de huichelaren en de tijdgelovigen kunnen vinden. Bij degenen die binnen zijn, is het dus ook niet alles Israël wat de naam van Israël draagt. Neen, David heeft de vriendschap van Hiram niet afgeslagen. Ook Salomo niet. Zij hebben beiden die vriendschap nog weten te waarderen en er gebruik van weten te maken, maar uit hun isolement vandaan. Als men gebruik van de hulp van Hiram maakt, dan wordt er soms gedacht dat men zijn isolement prijsgeeft. Dat behoeft het echter helemaal niet te betekenen. Dat zien we bij David en Salomo. En David en Salomo hebben in oprechtheid gehandeld. Ook zal Hiram wellicht in oprechtheid gehandeld hebben. Zo was er dus geen verkeerde taktfek in het spel. Maar later is het toch gebleken dat Tyrus vijandig tegenover Israël stond. Men dacht niet aan het verbond der broederen. Al lag er een verbond met Israël, men viel aan de zijde van Ezau.

UITZIENDE: Het is toch altijd maar één van beide: Voor of tegen ! Christus heeft gezegd: „Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit."

Zo zien we daaruit toch altijd maar weer, dat er een band bij God vandaan

gelegd moet worden, door hart vernieuwende genade. Alleen de door God verkorenen komen tot de eeuwige zaligheid. Ook uit Tyrus. De Heere Jezus vertrok een keer naar de delen van Tyrus en Sidon. En er kwam een Kananese vrouw tot Hem uit die landpalen. We kennen de geschiedenis. En in Mare. 3 lezen we: „En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte van Galiléa en van Judéa, en van Jeruzalem en van Iduméa en van over den Jordaan; en die van omtrent Tyrus en Sidon, een grote menigte, gehoord hebbende hoe grote dingen Hij deed, kwamen tot Hem." Jezus kon in Tyrus niet verborgen blijven, zoals we lezen in de geschiedenis van ^e Kananese vrouw. 'En volgens Handelingen 21 is Paulus ook nog in Tyrus geweest en waren er toen nog ware discipelen des Heeren daar te Tyrus. En die hadden Paulus er niet voor over dat hij te Jeruzalem gevangen genomen zou worden. Zij zeiden hem door de Geest, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. Och, er is over Tyrus nog wel wat te zeggen. De Tyriërs waren welvarende handelslieden. De ligging van Tyrus, vlak bij de zee, was daartoe zeer gunstig. Maar de uitwendige welvaart maakten de Tyriërs ook weer zeer ijdel en hovaardig. Ze hebben echter ook hun dienst nog weer moeten bewijzen bij het bouwen van de tweede tempel. Vele oordeelsaankondigingen door de mond der profeten waren voor Tyrus bestemd. En volgens de profetie die we nu voor ons hebben, zou de Heere een vuur zenden in de muur van Tyrus, dat haar paleizen zou verteren. Al was Tyrus ook van sterke muren voorzien en al waren al haar kooplieden vorsten, tegen het oordeel Gods zou men niet bestand zijn. Maar de Heere had dus toch Zijn uitverkorenen nog onder Tyrus.

HOPENDE: En laten wè ook de ernstvoUe woorden van de Heere Jezus rn'aar niet vergeten, als Hij gezegd heeft dat het Tyrus en Sidon verdraaglijker zal zijn in de dag des oordeels dan die steden waarin Zijn krachten het meest geschied waren.

Maar verder zegt ons ook nog Psalm 45: En de dochter van Tyrus, de rijken onder het volk zullen Uw aangezicht met geschenk smeken. Ook weten we wat de 87ste Psalm ons zegt van de Filistijn, de Tyriër en de Moor. Nu vriend, met die Tyriërs voel ik me toch wel verbonden. De volgende keer moeten we het nog weer over Ezau hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's