Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEDROEFDE VROUWEN BIJ HETGRAF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEDROEFDE VROUWEN BIJ HETGRAF

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd. Gij zoekt Jezus den Nazarêner, Die gekruist was; Hij is opgestaan, Hij is hier niet; ziet de plaats waar zij Hem gelegd hadden. Doch gaat heen, zegt Zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galiléa; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft."

Marcus 16 : 6 en 7.

De Paasdagen liggen weer voor ons. Als naar gewoonte plaatsen we een korte meditatie in ons blad over het feit dat op deze dagen herdacht wordt.

De geschiedenis van Christus' opstanding zegt ons wel heel duidelijk voor wie dit feit alleen maar rechte betekenis kan hebben. Jezus heeft Zich na Zijn opstanding aan de wereld niet meer geopenbaard. Dat zegt ons genoeg. Alleen Zijn ware volgelingen zouden Hem wederzien, omdat Hij voor hen gestorven en opgewekt was.

Tot die ware volgelingen behoorden ook die bedroefde vrouwen, die des morgens vroeg zich naar het graf begeven hebben om het lichaam van Christus te zalven. De ware liefde tot Christus is daarin bij die vrouwen heel duidelijk openbaar gekomen. Van verre hadden zij het kruislijden aanschouwd. Ze hebben ook gezien hoe Hij begraven werd, want zij aanschouwden, volgens het laatste vers van het vorige hoofdstuk, waar Hij gelegd werd. Op de sabbath hebben zij gerust naar het gebod.. Maar zo gauw als de sabbath voorbijgegaan was, zijn zij naar het graf gegaan om de blijken van haar tedere liefde aan het dode lichaam van Jezus te bewijzen.

Hoewel daarin de liefde zich duidelijk openbaar-, ae, zo kunnen wij daarin toch ook een onwetendneid bespeuren aangaande het feit van Christus' opstanding. Deze onwetendheid behoefde er niet te zijn. Was het niet duidelijk in de Schriften voorzegd, dat de Middelaar niet alleen lijden en sterven zou, maar ook zou opstaan uit de dood ? Och ja, niet alleen kon men daar zulke duidelijke voorzeggingen van vinden in dé Schrift, maar Jezus Zelf had het voorzegd dat Hij uitde dood zou opstaan. Hij had gezegd, dat Hem macht gegeven was, niet alleen om Zijn leven af te leg-gen, maar ook om het wederom aan te nemen. Hij zou de afgebroken tempel Zijns lichaams in drie dagen weer opbouwen.

Al wat voorzegd was, moest echter eerst werkelijkheid worden voor Zijn ware volgelingen. Het bevindelijk leven kan geloochend worden, daar men de openbaring in de Schrift voldoende acht, maar de discipelen en de vrouwen zijn echt Schriftuurlijk geleid. Jezus heeft Zijn discipelen gezegd, dat zij allen aan Hem geërgerd zouden worden, want de Schrift moest daarin vervuld worden. Als dit echter gebeuren zou, zou in een weg van bevinding de waarheid van de Schrift bevestigd worden. Laat men dat maar tegenspreken. Met zulk een bevinding hadden de discipelen niet veel op. Maar de Schrift moest bevestigd worden, dus het moest gebeuren. Zo wordt men dus een Schriftuurlijk christen, in een weg van bevinding. Daar weten die Schriftuurlijke christenen van deze tijd niet van. Die zijn nog nooit aan Jezus geërgerd geworden. Zulk een bevestiging van de waarheid van de Schrift in hun leven achten zij niet nodig.

Van onderscheiden standen in het genadeleven willen zij ook niet weten. Geloof is geloof volgens hen. Tussen een ingepland geloof en de oefening des geloofs willen zij geen onderscheid zien. Het geloof richt zich op de Schrift en op de beloften en dat is voor hen aUes. Calvijn zou dat ook zo gesteld hebben. Zijn volgelingen begonnen al af te wijken. Maar zij staan vlak naast Calvijn. Zij houden het bij de Schrift. Maar het was toch te wensen dat ze werkelijk de Schrift eens mochten gaan verstaan. Dan ging heel hun geleerdheid eraan.

Bij de vrouwen die naar het graf gingen, was er een ware zaligmakende kennis van de Persoon des Middelaars. Onbekend maakt onbemind. Maar zij hadden Hem lief. Ze waren nauw aan Hem verbonden. Toch waren ze nog zo onwetend van de noodzakelijkheid van Zijn sterven en opstanding. Het grote geheim van het verlossingswerk was ze nog niet ten volle ontdekt. Dat het leven achter de dood lag, konden zij niet bekijken. Neen, Jezus was dood en Hij bleef dood. Maar Hij had wel een plekje in het hart van die vrouwen gekregen. En als Jezus een plekje in het hart gelcregen heeft, raakt Hij dat nooit meer kwijt. De liefde vergaat nimmermeer. Die blijft liggen op de bodem van alle zieleraadseleh. De liefde dreef die vrouwen naar het graf. Onderweg deed zich echter ineens een grote zwarigheid voor. Toen ze van huis gingen hebben ze aan geen steen gedacht. Maar op weg naar het graf hebben zij tegen elkander gezegd: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen ? Van de wachters hebben ze wellicht niet geweten. Die waren ook nog bij het graf.

En ze zijn nog bij het graf. Neen toch, ze zijn toch gevlucht ? Die wachters zijn toch allang uit de tijd ? Ja, die wachters- die bij Jezus' graf waren, zijn reeds lang overleden. Maar toch zijn er nog wachters. Erüook is er nog een steen. Ja, er zijn zelfs vele stenen, nu nog op de Paasdagen in 1978, voor degenen die ook iets weten van de liefde en ook van de onwetendheid van die vrouwen. Moet men nu zo Paasfeest vieren ? Met zoveel stenen-voor de mond des grafs ? En dan die wachters ! „Ik heb vele bestrijders, o Allerhoogste !" Een openstaande schuld. Geen Jezus meer in het oog. En dan die vijandschap tegen zulk een weg. Geen levend en gevoelig gemis meer. En dan die on- en wangestalten. Moet men nu zo Paasfeest gaan vieren ?

Ja, zo zal men moeten weten dat er een levende Jezus is en wat dat betekent. „En opziende, zagen zij, dat de steen afgewenteld was, want hij was zeer groot."

De Middelaar was uit de dood verrezen. In het Evangelie naar de beschrijving van Mattheüs kunnen we het medegedeeld vinden, hoe er een grote aardbeving had plaatsgevonden en er een engel was nedergedaald uit de hemel, die de' steen van de deur des grafs had afgewenteld. Uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden en werden als doden. En de Levensvorst is uit het graf verrezen.

Als de vrouwen bij het graf gekomen zijn, zagen ze dat de steen afgewenteld was. Daar hadden ze niets meer aan te doen. Aan heel het werk der zaligheid hebben wij niets meer te doen. De steen is afgewenteld. De vrouwen zijn in het graf gegaan. Maar welk een teleurstelling. Het was een meevaller dat die steen afgewenteld was. Maar een opwekking of bemoediging wordt soms weer zo gauw door een teleurstelling gevolgd. De vertwijfelingen volgen altijd weer op de bemoedigingen. Maar geen vertwijfeling of bemoediging doet aan het feit van Christus' opstanding iets af of toe. Dat feit is een vaststaand feit. De engel heeft daarvan mogen gewagen tot de bedroefde vrouwen. Ze zochten een dode Jezus, maar er was voor deze vrouwen een levende Jezus. De engel zeide tot de vrouwen: „Zijt niet verbaasd. Gij zoekt Jezus den Nazaréner, Die gekruist was." Het zien van de engel heeft de vrouwen verbaasd. Zulk een gezicht van een reine, heilige hemelbode, kon niet anders dan die vrouwen met schrik en vrezen bevangen. De vrouwen behoefden echter niet te vrezen. De schuld was weggedragen; het recht voldaan. De engel had de verborgenheid van het grote verlossingswerk die vrouwen te prediken. De Middelaar was gekruist. Dat was verleden tijd.

Hij was nu opgestaan uit de dood. De plaats kon getoond worden waar Hij gelegen had in het graf. Zonde, dood, hel en graf waren overwonnen.

Geen gewapende engel met een vurig lemmer eens zwaards trad hier de vrouwen tegemoet, maar een engel van goede boodschap. Er was voor deze vrouwen een levende Jezus. Deze levende Jezus zou Zich zeker door die vrouwen doen zien. Ze behoefden het dus alleen met de boodschap van de engel niet te doen. Ze moesten heengaan en Zijn discipelen ervan in kermis stellen dat Hij ze voorging naar GaUléa. Aldaar zouden ze Hem zien. Ook Petrus. Hij werd apart genoemd. Welk een wonder voor zulk een Petrus die tot drie keer gezegd had dat hij Christus niet kende. Aan hem zou de opgestane Middelaar Zich ook nog apart openbaren.

Zo zouden Zijn ware volgelingen Hem zien, gelijk Hij ze gezegd had. Als de grote Profeet en Leraar der gerechtigheid had Hij ze onderwezen. Ze hadden er niet veel van begrepen, al had Zijn onderwijs ze ook nauw aan Hem verbonden, want het waren toch de woorden des eeuwigen levens. Nu zouden ze het echter ten volle ervaren dat Zijn woorden, woorden des eeuwigen levens waren. Met niet minder konden ze het ook doen dan met een openbaring van een levende Jezus aan hen. Ze behoefden het ook niet met minder te doen. De kerk behoeft het nog niet alleen met de Schrift te doen. Men mag Hem leren kennen in de kracht Zijner opstanding. En dan wordt het verstand geopend, waardoor men de Schriften zal mogen verstaan.

Zo mocht het Paasfeest voor ons worden. Het feit van Christus' opstanding wordt ons weer gepredikt en wordt weer door ons herdacht. Maar hoe arm is ons Paasfeest vieren als we nog geestelijk dood zijn. Al is er een levende Jezus, zo is er dan bij ons toch niet anders dan de dood. En zo reizen we op de eeuwige dood aan. Hoevelen zijn er zo reeds voor eeuwig verloren gegaan, ook al werd hun een levende Jezus gepredikt. Het feit van Christus' opstanding heeft nooit betekenis voor hen kunnen krijgen. Maar Jezus is opgestaan, opdat een geestelijk dode zondaar levend zou kunnen worden. Dat kan ons nog gepredikt worden. „De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zuUen leven."

Bedroefde vrouwen kunnen worden getroost. Ongelovige Thomassen kunnen uit de strikken des ongeloofs worden bevrijd. De door God geslagen Herder zal Zijn hand tot de kleinen wenden. Ze zullen te Jeruzalem getroost worden. Men zal Hem zien, verlost van smart en pijn. Zo zal de blijdschap het hart der vromen strelen. Welaan dan, in welk een weg en in welk een stand, als het maar in waarheid is:

Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet. . , Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven; Nooddruftigen verachten Zijn goedheid niet; Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE BEDROEFDE VROUWEN BIJ HETGRAF

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's