Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis 181

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 181

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 631 t.m. 635.

631. Gethsémané betekent: olijvenpers. Het was een plaats of hoeve beneden aan de Olijfberg. Zoals reeds gezegd moest men de beek Kedron (dat is: duisternis) passeren om er te komen. Wellicht werd die beek zo genoemd wegens de diepte van het dal en de donkere slagschaduwen, welke de bomen, die aan beide zijden van de weg groeiden, erop wierpen.

632. Er is een opmerkelijke tegenstelling tussen de hof van Eden en de hof van Gethsémané. In de hof van Eden was de eerste Adam geplaatst. Het was een lusthof, waarin het hem aan niets ontbrak. Daar hebben onze voorouders door moedwillige ongehoorzaamheid de zaligheid verbeurd. Gethsémané is de plaats waar de Tweede Adam zich vrijwillig begaf. Geheel alleen heeft Hij aldaar de pers getreden, zoals Jesaja profetisch getuigde: Er was niemand van de volken met Mij . . ; . En Ik zag toe, en er was niemand die hielp; en Ik ontzette JVIij, en er was niemand, die ondersteunde (Jes. 63). In de hof van Eden zijn alle mensen onder de vloek gekomen en daar heeft de verzoeker een overwinning behaald die nooit genoeg beweend kan worden, 'm de hof van Gethsémané heeft Christus de Satan geheel verslagen en het eeuwige leven voor de Zijnen verworven.

633. Toen David over de beek Kedron trok was hij vluchtende , voor zijn zoon Absalom. We kunnen dit lezen in 2 Sam. 13 : 30: En David ging op door den opgang der olijven, opgaande en wenende en het hoofd was hem hewonden; en hij zelf ging barrevoets.... David verliet Jeruzalem, omdat zijn zoon Absalom en velen van het volk niet langer wilden dat hij over hen zou regeren. De joden wilden ook niet dat Christus over hen koning zou zijn. David ging wenende over de beek Kidron, de Heere Jezus ging ook in de hof en heeft er geweend. Davids ziel was benauwd, de Heere was bedroefd tot de dood toe. Achitofel, Davids - raadsman ging tot zijn vijanden, om te beraadslagen over zijn dood. Judas, Jezus' discipel ging tot de overpriesters om zijn Meester te verraden. David bad vurig om uitkomst, zich onderwerpende aan de wil des Heeren, de Heere Jezus bad: Vader, niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede. Toch is er een groot onderscheid tussen David en Christus.

De 'eerste vluchtte uit vrees voor de dood, Christus ging vrijwillig de dood tegemoet. David ontweek de strijd, Jezus ging de strijd opzettelijk in. David moest die weg gaan als kastijding wegens zijn zonden, de Heere Jezus ging zonder ooit een misdaad te hebben begaan doch als borg, beladen met de zonden van Zijn volk.

634. Acht discipelen zijn aan de ingang van de hof achtergebleven. Dit heeft de Heere Jezus hun bevolen tot hun bestwil, want Hij kende hun zwakheid. Hij handelde met hen als iemand die zich in een uiterst gevaar begeeft, en dan vooraf zijn dierbare betrekkingen in veiligheid brengt. Jakob heeft, toen hij hoorde dat zijn broeder Ezau gewapend hem tegemoet kwam, zijn vroirwen en kinderen in twee hopen verdeeld, terwijl hijzelf alleen achter bleef. De Heere Jezus wist dat Judas ook die plaats wist en dat hij komen zou met een gehele bende om hen te overvallen. Hoewel Hij hen allen buiten het gevaar stelde, heeft Hij drie discipelen, te weten Petrus en de twee zonen van Zebedéus, wat verder meegenomen. Misschien waren zij het krachtigste of het hooggevoelendste van allen. Meer waarschijnlijk nog is, dat Hij hen verkoos omdat zij - getuigen geweest zijnde van Zijn verheerlijking op de berg-- ook getuigen zouden zijn van Zijn diepe vernedering in de hof. Het achttal is als het ware niet verder gebracht dan tot de Voorhof van deze tempel, terwijl er drie in het Heilige werden ingevoerd. In het Heilige der heiligen ging de Hogepriester alleen om daar het offer te brengen.

635. De drinkbeker is een oudtestamentisch beeld voor iemands toegewezen deel, hetzij begeerlijk of bitter. Want in dejs HEEREN hand is een beker, staat er in Psalm 75, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit....

Hieruit weten wij dat er niets bij toeval gebeurt, maar dat God - evenals een huisvader aan zijn kinderen - ieder zijn deel uitreikt. Dit kan vooren tegenspoed zijn. Naar Zijn vrijmachtig welbehagen geeft Hij ieder zoveel als Hem goeddunkt. Hetgeen de Heere Jezus in de hof van Gethsémané onderging, vergelijkt Hij ook bij een beker die Zijn Vader Hem te drinken geeft. Wat de oorzaken waren, welke Hem daarvan deed gruwen, kunnen we nooit ten volle peilen. Indien wij zeggen: het is de nadering van de dood geweest, dan is dit zeker de diepste oorzaak niet, hoewel het ten dele erin was begrepen. Sterven is immers iets waarvoor de menselijke natuur terugdeinst. De scheiding van ziel en lichaam is geheel in strijd met zijn aard en zijn bestemming krachtens schepping. De Heere Jezus had een onzondige, heilige menselijke natuur, en het kan niet anders of al wat in Hem was had een afgrijzen van de dood. Hij wist dat Hij de dood moest ondergaan en ook onder welke afschuwelijke omstandigheden: de pijnlijkste folteringen zouden de mensen Hem aandoen, zij zouden Hem verstoten. Hem overleveren aan de heidenen, honen en bespotten, één van Zijn discipelen zou Hem verraden, al Zijn vrienden zouden Hem verlaten enz. Al die bijkomende omstandigheden zouden Zijn sterven uitermate biTter maken .... En toch zijn er nog andere oorzaken, waaruit Zijn ontzaglijke strijd in de hof verklaard moet worden. Een onzichtbare vijand is Hem genaderd: de Satan. Deze valt op Hem aan ! De Heere Jezus was op aarde gekomen om de macht van de duivel te ver-". breken. Door de val was de mens de Satan toegevallen en was deze de overste der wereld ge-i worden, zodat ook de uitverkorenen onder zijn.' heerschappij gevangen lagen. Die heerschappij moest vernietigd worden en hiertoe was de . Zoon van God in de wereld gekomen - zo ver^, . klaart Johannes - opdat Hij de werken des: \ duivels verbreken zou. Maar zo gemakkelijk-; laat de sterkgewapende zijn prooi niet los. Hij' stelt zich te weer om met Christus te worstelen : teneinde zijn heerschappij te behouden. Reeds, dikwijls had hij gepoogd Hem ten val te brengen, maar zijn toeleg was tot nu toe mis-' lukt. Steeds had hij beschaamd moeten afdruipen. •

Nu echter vangt de laatste felle worsteling aan. Satan weet dat, als hij nu verliest, zijn nederlaag volkomen is. Daarom doet hij een poging om de ^ Middelaar alsnog van Zijn borgwerk te doen af-1 zien. De vurige pijlen van de vorst der duister-, ; nis - hoewel hij Christus nooit overwinnen kon -

aren ook een oorzaak dat Hij in ontzettende angsten en droefenis kwam te verkeren. Binnen zijn heilige ziel gevoelde Hij als het ware de vuurvonken van de hel, de vreselijkste aanvechtingen van de oude slang, die Zijn onschuldige ziel kwelde en benauwde. Hierop slaat hetgeen Lukas meedeelt: En in zwaren strijd zijnde, had Hij te ernstiger. Doch ook hiermee is de eigenlijke en de diepste oorzaak van het zielelijden van de Heere Jezus nog niet verklaard. De Schriften getuigen ervan dat Hij plaatsbekledend de toorn Zijns Vaders tegen de zonden heeft moeten dragen. Als Borg voor de uitverkorenen kwam Hij te staan voor de geduchte rechterstoel van een de zonde wrekend God. Zijn heilige wet was geschonden en Hij eiste van de Borg voldoening van de schuld. De profeet had dit aangekondigd, toen hij zei: Ms dezelve geeist werd, toen werd Hij verdrukt. De wateren van Gods oneindige toorn liepen nu op Christus aan, riiet om Zijn eigen zonden, wanï die had Hij niet, maar om de zonden van Zijn volk. "Wat Ik niet geroofd heb, moet Ik wedergeven, moest Hij nu klagen. Het zwaard van Gods gerechtigheid was op Zijn ziel gericht, omdat Hij Zijn leven ging stellen voor Zijn schapen. Een andere mogelijkheid, dan dat Hij de beker van Gods toorn zou ledigen, was er niet en dit verwekte in Zijn ziel zulk een ontzetting dat Hij erdoor verteerd dreigde te worden. Hoe treffend hebben de opstellers van het Avondmaalsformulier daarop gewezen als zij - tot troost voor Gods volk - de kerk voor ogen stelden „dat' Hij de toorn Gods, onder welken wij eeuwig hadden moeten verzinken 'voor ons gedragen heeft.... toen Hem de last van onze zonden, en van den toorn Gods, het bloedige zweet in den hof uitgedrukt heeft."

Gij hebt mij in den kuil gelegd, In diept', in duisternis gesloten; Uw grimmigheid heeft mij verstoten. Mij neergedrukt, mij troost ontzegd; Gij doet op mij Uw oordeel komen. Als onweerstaanb're waterstromen.

Psalm 88 : 4.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis 181

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's