Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer J.B. te V.,

In de hof van Eden hebhen twee bijzondere bomen gestaan, namelijk de boom der kennis des goeds en des kwaads en ook de boom des levens. Nu hebt u iemand horen beweren, dat Adam niet alleen zich schuldig heeft gesteld aan de zonde van bedrijf, door te eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads, maar ook aan de zonde van nalatigheid door niet te eten van de boom des levens. U weet niet hoe die persoon aan deze opmerking komt. Van wie heeft hij die gehoord of in welk boek heeft hij die gelezen ? In ieder geval staat u er huiverig tegenover, maar zou toch graag willen weten hoe ik daarover denk.

Eerlijk gezegd, heb ik die opmerking nimmer horen maken en die ook nergens gelezen. Maar ik wil wel proberen om iets te schrijven over de boom des levens. In Gen. 2 : 9 lezen we: „En de Heere God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed ten spijze; en de boom des levens in het midden van den hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads." Als de mens van God is afgevallen en van de verboden boom gegeten heeft, dan lezen we in Gen. 3 : 22 dat de Heere gezegd heeft: „Zie, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en^het kwaad. Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid."

Zoals Hellenbroek ons in zijn vraagboekje leert, was de boom des levens een sacrament van het werkverbond. De waarheid van de belofte van het werkverbond werd erdoor verzegeld. Comrie zegt in zijn voorrede in het boek over het Verbond der Genade van Boston: „De boom des levens was Adam gewisselijk een zeker pand van dat hemelse leven, want waarom was hij anders daarvan verstoken na de val, dan om aan te tonen dat hij uit die staat gevallen was, en had derhalve geen recht tot dit teken."

In het werkverbond heeft de Heere de mens op het doen van de wet het eeuwige onverHesbare leven beloofd. De boom des levens nu stond in het paradijs als een zeker pand van de waarheid van die belofte. Zo zeker als die boom er stond, zo zeker zouden Adam en Eva bij een volharding in een volmaakte gehoorzaamheid het eeuwige leven ontvangen. Ik kan natuurlijk nu wel een uitvoerige beschrijving gaan geven van het werkverbond, maar ik acht dat niet nodig. U kunt in de voorrede van Comrie in het boek van Boston daar genoeg over vinden. En ook in de dogmatiek van ds. G. H. Kersten is een duidelijke behandeling te vinden van dit onderwerp. De boom des levens zegt ons duidelijk, dat er een verbond met Adam moet zijn gesloten. Het woord werkverbond vinden we in de Bijbel niet. En al degenen die niet willen weten van een toerekening van Adams schuld aan zijn nakomelingen, willen ook liever niet horen van een werkverbond. Maar dat de Heere aan Adam het eeuwige onverliesbare leven beloofde op het doen van de wet, wijst ons duidelijk op een verbondssluiting Gods met Adam. Van de wet als wet had Adam zulk een beloning niet te verwachten. Als we de wet overtreden, worden we gestraft, maar als we de wet onderhouden, hebben we geen bijzondere beloning te verwachten. De Heere gaf wel een bijzondere beloning op het doen van de wet. Maar dat wijst er dan ook op, dat de Heere een verbond met Adam moet hebben gesloten, waarin deze belofte aan Adam is gedaan. Er is toch ook een proefgebod geweest. De Heere heeft duidelijk tot Adam gezegd: „Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten. Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven." Dat was dus het proefgebod. Als er zulk een proefgebod is geweest, zal er ook wel een zekere proeftijd zijn geweest, hoewel de Schrift daarvan niet spreekt. We kunnen echter heel duidelijk lezen dat de mens niet mocht eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads en dat de Heere na de val de weg afsneed tot het gebruik van de boom des levens. Het is ook zeer opmerkelijk, dat we niet lezen dat de Heere cherubs heeft geplaatst tegen het oosten van de hof, om de mens de weg af te snijden waardoor hij zou kunnen terugkeren in die hof waaruit hij verjaagd was, maar dat Hij cherubs stelde tegen het oosten des hofs van Eden en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van de boom des levens. Gen. 3 : 24.

De weg tot de boom des levens werd dus afgesneden. Die boom kott gevallen mens het leven niet meer geven. Welk een duidelijk bewijs vinden we in die Goddelijke uitspraak in Gen. 3 : 22 van de onmogelijkbeid voor de gevallen mens om ooit nog in een verbroken werkverbond het leven te vinden dat hij verloren is. God bHjft de eis van het werkverbond handhaven. Hellenbroek vraagt: „Is door de zonde het verbond der werken vernietigd ? " En dan is het antwoord op die vraag: „Ja, ten opzichte van deszelfs macht om iemand te rechtvaardigen."

De eis van het werkverbond blijft dus onverkort gehandhaafd tegenover de gevallen mens, maar de minste mogelijkheid is er niet meer om door een beantwoorden aan die eis het leven te verdienen. Het hield dan ook heel wat in, als de Heere sprak: „Zie, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad. Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid." Als de Heere heeft gezegd: „Zie, de mens is geworden als Onzer een", dan was dat geen spot. De Heere heeft hier de mens niet bespot, daar hij hem weer in Zijn gunst had aangenomen. De Heere had die dierbare moederbelofte toen reeds gedaan en ook had Hij Adam en Eva rokken van vellen aangetogen. Voor ons hebben die woorden die de Heere gesproken heeft, als Hij de mens uit de hof van Eden heeft verdreven, nog zeer veel te zeggen. De mens was door satan bedrogen. Als de Heere nu heeft gezegd: „Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid", dan heeft Hij daarmee wel te kennen gegeven dat de satan als die aartsbedrieger de mens nu wel op een andere wijze weer zou zoeken te verleiden, namelijk door hem nog weer een weg tot het leven te doen zoeken üi het verbroken werkverbond. Met die verleiding heeft satan na de val al heel wat mensen naar het eeuwig verderf gesleept.

U hebt mij deze vraag gedaan, omdat u wilde weten of zo'n bewering van dat de mens nalatig was geweest door niet te eten van de boom des levens, ook iets te maken heeft met een algemeen onvoorwaardelijk aanbod van genade. Die persoon die u dat hebt horen beweren, zal er zulk een bedoeling wellicht niet mee hebben, om er de kant van de algemene aanbieding mee op te gaan, maar wel heeft de uitspraak des Heeren die we vinden in Genesis 3 : 22 ons in dit opzicht niet weinig te zeggen. De gevallen mens kan niet anders uit zichzelf, dan in een verbroken werkverbond nog het leven zoeken. Van het genadeverbond wordt dan ook wel een verkapt werkverbond door hem gemaakt. Zo maakt men van het werkverbond een genadeverbond en van het genadeverbond een werk; verbond.

Het is alles eigen werk wat de klok luidt en de genade komt als een sloep achter het schip aan. Krachtig hopen we ons te blijven verzetten tegen een drie-verbonden-leer en tegen die algemene aanbieding, omdat men hiermee niet anders doet dan de vrije genade verduisteren en de mens met zijn eigen werk op de troon zetten, al geschiedt dat dan ook onder het gescherm van zeer evangelisch te willen zijn.

Geachte Vriend, het is zeer opmerkelijk, dat de Schrift begint met over een paradijs te spreken en over een boom des levens en dat de Schrift daar ook mee besluit. In Openbaring 22 wordt ook over een Boom des levens gesproken. En zoals u ongetwijfeld weet, wordt Christus daarmee bedoeld. We lezen in het 2e vers van Openbaring 22: „In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde der rivier was de Boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht; en de bladeren des booms waren tot genezing der heidenen." En in het 14e vers lezen we dan: „Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den Boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad."

Daar wordt dus ook weer over een doen van Gods geboden gesproken. Maar daarmee wordt een nieuwe gehoorzaamheid bedoeld, als vrucht van de inwendige vernieuwing naar Gods Beeld. En daaraan is nu ook het leven verbonden. Het eeuwig onverliesbaar leven. Het leven blijft dus verbonden aan het- doen van de wet. De eis van het werkverbond blijft onverkort en onverzwakt gehandhaafd in het zaligen van de van God afgevallen zondaar. Zo wordt Sion door recht verlost. De wet is borgtochtelijk door de Middelaar voor Zijn volk gehoorzaamd. Hij is de grote Wetvervuller. En als vrucht van de toegerekende gerechtigheid van die Middelaar, zal men nu weer Gods geboden mogen doen in de weg der ware heiligmaking, hoewel die gehoorzaamheid hier in dit leven altijd maar zeer onvolmaakt is. Christus is echter de Zijnen ook tot heiligmaking • gegeven. Bij die Boom des levens moeten zij terechtkomen. Die in waarheid de geboden des Heeren leren doen als vrucht van de toegerekelide gerechtigheid, zullen uit het diepe besef van hun totale onvermogen tot enig goed uit zichzelf, de toevlucht leren nemen tot die Boom des levens. En als zij dan ook zullen ingaan in de stad, zullen zij door de poorten ingaan in de stad. De Middelaar heeft de toegang tot het paradijs weer ontsloten. Hij heeft daarbij die cherubs met dat vlammig lemmer eens zwaards moeten passeren. Het zwaard van Gods gerechtigheid is op Hem neergedaald. Zo is Hij de Boom des levens voor Zijn volk geworden.

0 men spreken over een nalatigheid ? Och Vriend, ik heb zoveel zonden fan nalatigheid. Maar mijn grootste nalatigheid is wel, dat ik geen toeïlucht neem tot die Boom des levens en dat ik altijd nog vrucht zoek foort te brengen buiten deze Boom om. De Heere heeft wat werk aan een mens, om hem van die eerste boom des levens maar af te brengen en om 1 bij die andere Boom des levens te brengen. Ik zou me er maar niet te veel in verdiepen of de mens nalatig is geweest in het eten van de boom des levens in het eerste paradijs. Altijd maar weer als het gaat over de val tan de mens, is men geneigd om veronderstellingen te maken over wat er zou zijn geweest en wat er zou zijn gebéurd als de mens niet gevallen was.

De mens is gevallen. En wat daar het gevolg van is, dat kunnen we weten. 'e zijn diep ellendig door onze val geworden. Met een vroom praatje komen we daar niet meer uit. We moeten bevindelijk goed aan de weet ; omen, dat de weg naar de boom des levens in het eerste verbond voor ons radikaal is afgesneden. Er is door ons niets meer te herstellen. Als we dat nu maar goed aan de weet komen, dan is dat genoeg en dan behoeven we niet meer te weten of we nalatig zijn geweest in het eten van de boom des levens. We hebben gegeten van de verboden boom. Dat zegt ons Gods Woord. Dat is de val des mensen geweest. Laten we ons daar nu maar aan houden. Verder is onze grootste ellende dat we onze ellende niet recht kennen. Vandaar zijn we nalatig om tot Christus als de Boom des levens de toevlucht te nemen en proberen we altijd nog om het leven te vinden bij die boom die ons het leven niet meer geven kan.

De Heere geve u, om de Boom des levens Die aUeen het leven ons nog geven kan, maar recht nodig te mogen krijgen. Wie we ook zijn, maar bij die Boom moeten we allen terechtkomen, als schuldige en doemwaardige schepselen, voor wie er geen andere weg tot de zaligheid overblijft dan de weg van vrije genade. Daar meen ik thans niets meer aan toe te moeten voegen. En daarom besluit ik dit briefje met hartelijke groeten, u Gode bevelend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's