Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis 243.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 243.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Simon de tovenaar.

Vragen 841 t.m. 850.

Met het 8ste hoofdstuk van Handelingen begint Lukas een nieuw deel van het grootse werk der apostelen, nl. de verbreiding van het Evangelie, te beschrijven. We lezen in vers 1 dat Saulus een welgevallen had aan de dood van Stéfanus en dat er een vervolging uitbrak, waardoor de gemeente van Jeruzalem verstrooid werd. God had in Zijn ondoorgrondelijke raad en voorzienigheid bepaald juist die verstrooiing dienstbaar te stellen om ook in andere delen van het land de Waarheid bekend te maken. De vijanden wilden door vervolging van de gelovigen de naam van Jezus uitroeien, maar - zo als ook op andere tijden gebleken is - werd het bloed der martelaren het zaad der kerk. De apostelen bleven voorafenog te Jeruzalem, maar hun boodschap werd door anderen meegenomen door de landen van Judéa en Samaria. Overal waar de vervolgden kwamen strooiden zij het zaad des Woords om zich heen, zij lieten zich niet door het kruis weerhouden maar waren ijverig en moedig om te getuigen van de Naam van Christus. Dit was hun hoofddoel: onderdanen voor Zijn gezegend Koninkrijk te werven. Vanaf vers 5 maakt Lukas in 't bijzonder melding van het werk van Filippus: hij kwam af in de stad van Samaria, en predikte hun Christus. FiUippus was geen apostel, maar een van de zeven diakenen evenals Stéfanus geweest was. Men vermoedt dat Filippus intussen tot evangehst was aangesteld en we zullen later nog meer van zijn zegenrijke arbeid als zodanig horen. Hier vernemen we reeds dat de scharen zich eendrachtelijk hielden aan hetgeen van Filippus gezegd werd, dewijl zij hoorden en zagen de tekenen die hij deed. Overal waar het Evangelie de overhand heeft, is de satan gedwongen zijn invloed op de mensen prijs te geven. Zo ook in Samaria. Velen die onreine geesten hadden werden daarvan verlost. .en er werd grote blijdschap in die stad. We lezen tevens van geraakten en kreupelen, die genezen werden. Onder 's Heeren zegen werd de arbeid van Filippus dus zeer heilzaam voor de bewoners van die landstreek: velen van hen geloofden en werden gedoopt, beide mannen en vrouwen (vers 12). Nu komen we tot de geschiedenis van Simon de tovenaar. Er worden ons eigenaardige dingen over deze persoon meegedeeld, maar we leren ook de gesteldheid van het volk erdoor kennen: Lange tijd was hij onder hen bezig, plegende toverij, en verrukkende de zinnen .. . zeggende van zichzelf, dat hij wat groots was. In Galiléa of Judéa zou hij niet zo'n geweldige aanhang gekregen hebben, als hier in Samaria. Het hele volk liet zich lichtvaardig door hem begoochelen, want allen hingen hem aan, staat er, van den kleine tot den grote. Er komt echter verandering ! De mensen zagen dat Filippus de meerdere van Simon was, zowel in woord als in daad. De prediking van Filippus overtrof de fabelachtige spreuken van de tovenaar en de tekenen die de evangelist deed waren échte wonderen. Dit werd door de mensen gezien en erkend. Zij zagen in dat zij door Simon bedrogen waren geworden. Zij zagen ook dat zij kiezen moesten, want het Evangelie heeft geen gemeenschap met de werken der duisternis. En zo gebeurde het dat zij Simon verlieten en Filippus geloofden. Maar nu komt het wonderlijkste. We lezen: En Simon geloofde ook zelf en werd gedoopt. .. (vers 13). Filippus was geen hartekenner en blijkbaar legde Simon een belijdenis af, welke de schijn gaf van oprechtheid, zodat zijn verzoek om gedoopt te worden niet geweigerd werd. Er staat ook nog dat Simon gedurig in de nabijheid van Filippus bleef en dat hij zich ontzette over de grote krachten die er geschied­ den. Deze zegenrijke voortgang van het Evangelie in Samaria werd aan de apostelen geboodschapt. Aanstonds gevoelden dezen zich geroepen zelf daarheen te gaan, niet omdat zij Filippus wantrouwden, maar omdat de Heere hen in het bijzonder had aangesteld om Zijn kerk te stichten. Na aankomst van de apostelen gaf de Heere nog duidelijker getuigenis aan Zijn Woord, dat door Filippus verkondigd was. We lezen namelijk dat de Heilige Geest aldaar nog op niemand gevallen was, maar dat Hij op het gebed van de apostelen, en na het opleggen der handen, door hen ontvangen werd ... Thans komt de geschiedenis op Simon terug. Hij was reeds verbaasd wegens de wonderen, die FiUppus gedaan had maar nu stond hij nog veel meer versteld door hetgeen hij zag, namelijk dat door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd ... (vers 18). Uit zijn gedrag komt aanstonds openbaar dat hij de tekenen der apostelen helemaal verkeerd opvatte. Hij meende dat hij hier een bedrevenheid van mensen te zien gekregen had, die hem tot nu toe niet bekend was. Het maakt hem begerig dezelfde bekwaamheden te bezitten. Hij veronderstelt dat ze aan hem kan worden overgedragen als de apostelen dat zouden willen. Mogelijk is die gave te koop, zo overlegt hij. Hij zegt, zo lezen we in vers 19, Geeft ook mij deze macht, opdat, zo wien ik de handen opleg, hij den Heiligen Geest ontvange. Met die voorstel doet hij het werk Gods grote oneer aan, want hij doet het voorkomen dat de hemelse kracht niets verschilt van de toverij waarin hij zich bekwaamd had. Voor die zondige overlegging bestraft Petrus hem ernstig. Met de uiterste verachting en verontwaardiging verwerpt hij het aanbod van de tovenaar. IJw geld zij met u ten verderve, voegt hij hem toe, alsof hij zeggen wilde: Weg met u en met uw geld; met geen van beiden willen wij iets van doen hebben. Wanneer we de aard van Simons zonde recht inzien, zullen we het krasse optreden daartegen van de apostel verstaan. Petrus volstaat er niet mee het voorstel van Simon zakelijk van de

hand te wijzen, maar hij zegt hem het oordeel aan omdat de gedachte in diens hart had postgevat. Uw hart is niet recht voor God .. .ik zie, dat gij zijt in een gans bittere gal en samenknoping der ongerechtigheid. Simon is geheel van de genade des Geestes buitengesloten. Gij hebt geen deel of lot in dit woord, zegt Petrus, hetgeen betekent: gij zijt in de strikken van de satan verward en het vreselijk oordeel Gods zal uw deel zijn, indien gij voor Zijn gericht verschijnen zult. Niettemin geeft Petrus hem de raad zich alsnog te bekeren. En bid God, zo vermaant hij hem, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierd. De enige weg voor Simon is dus zich voor God te verootmoedigen, zijn dwaling bekennen en herroepen en zich schamen wegens zijn boze overlegging .. . Simon luistert. Petrus' bedreiging met het oordeel Gods verontrust hem. Hij vraagt of de apostelen voor hem willen bidden opdat het kwaad mocht worden afgewend. Sommigen denken dat Petrus hem de een of andere bijzondere straf had aangekondigd, zoals Mozes aan Farao voor de plagen van Egypte waarschuwde. Simon wilde - volgens die opvatting - dat de apostelen bidden zouden, niet om van zijn zonde en hardheid des harten verlost te worden, maar evenals Farao, dat deze dood van hem zou worden weggenomen. Zekerheid hebben we hierover niet, want Lukas heeft de afloop van Simon niet in zijn beschrijving opgenomen. Hij besluit dit gedeelte met de mededeling dat de apostelen naar Jeruzalem wederkeerden en dat zij het Evangelie verkondigd hebben in vele vlekken der Samaritanen. Daaruit weten we het belangrijkste namelijk dat de list van satan, die hij door middel van de tovenaar tegen het Woord bedacht had, mislukt is zodat de verbreiding van het EvangeUe door de dienst der apostelen gelukkig voortgang gevonden heeft.

Vragen:

541. 'Waarom zouden de apostelen in Jeruzalem gebleven zijn terwijl de gemeente, na de marteldood van Stéfanus, verstrooid werd?

842. Zou de plechtige begrafenis van Stéfanus met levensgevaar gepaard zijn gegaan voor degenen die daaraan deelnamen ?

843. Bij welke gelegenheid was het Evangelie reeds tevoren in Samaria verkondigd ?

844. Wat bedoelde Simon met zijn bewering dat hij wat groots was ?

845. Hoe moeten we het opvatten dat er gezegd wordt: En Simon geloofde ook zelf ?

846. In welke opzichten was het voor de Samaritanen, die geloofden, profijtelijk dat de apostelen uit Jeruzalem tot hen over kwamen ?

847. Wat was Simons eigenlijke oogmerk met zijn poging om de gave des Geestes te kopen ?

848. Had Petrus al eerder aan bedriegers het oordeel Gods aangekondigd, omdat zij de heilige dingen met geldzaken wilden vermengen ?

849. Zou er iets goeds gezegd mogen worden van Simons verzoek aan de apostelen: Bidt gijlieden voor mij .. ?

850. Waarom bleven de apostelen niet in Samaria; waarom keerden zij terug naar Jeruzalem ?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis 243.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's