Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

(4) De eigen school

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

(4) De eigen school

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het belang van eigen scholen onder kerkelijk toezicht is ook ingezien op de Dordtse Synode van 1618-1619. Ook van deze synode kan gezegd worden — gelijk wij dat reeds eerder opmerkten van de Dordtse synode van 1574 — dat ondanks de vele belangrijke zaken, die besproken moesten worden, de synode toch ruim de tijd genomen heeft om over schoolzaken te handelen. Van 27 tot 30 november, vrijwel een gehele zittingsweek, is men ermee bezig geweest. Men heeft de zaak overwegend bezien vanuit het gezichtspunt „om de onwetende jeugd de eerste fundamenten der christelijke religie naar hun begrip bekwamelijk in te scherpen". Men heeft de gelegenheid van deze synode te baat ge­ nomen, om de buitenlandse afgevaardigden uitvoerig te laten vertellen hoe het onderwijs bij hen was geregeld. En men kwam tot de slotsom, dat de opvoeding van de jeugd in de fundamenten der ware religie op drieërlei schouders rustte: 1. van de ouders; 2. van de schoolmeesters; 3. van de predikanten, ouderlingen en lezers of ziekenbezoekers.

Over de scholen besloot de synode in haar 17e zitting (onder meer) het volgende:

„Scholen, waarin de jonge jeugd in de godzaligheid en de fundamenten der christelijke leer behoorlijk onderwezen wordt, zal men niet alleen in de steden, maar ook in alle dorpen oprichten, zo ergens vóór deze geen zijn opgericht geweest; en de christelijke magistraten zal verzocht worden, dat zij de schoolmeesters met eerlijke bezoldigingen overal voorzien, opdat mannen mogen gebruikt worden, die tot deze bedieningen bekwaam zijn, en zij des te vHjtiger zijn in hun bedieningen; maar inzonderheid, dat de kinderen der armen om niet mogen onderwezen en van de weldaad der scholen niet uitgesloten worden. Tot deze bediening der scholen zal niemand gebruikt worden, dan die een lidmaat is der Gereformeerde Kerk, en versierd met getuigenissen van een oprecht geloof en vroom leven, en in de catechetische leer welgeoefend, en die met ondertekening zijner hand de confessie en de Nederlandse catechismus toestaat, en heüig belooft, dat hij naar deze wijze van catechiseren de jonkheid, hem toebetrouwd, in de fundamenten der christelijke religie naarstig zal onderwijzen.

Het ambt dezer schoolmeesters zal wezen, al hun discipelen naar gelegenheid van hun jaren en hun begrip tenminste twee dagen in de week, niet alleen in het van buiten leren, maar ook in het verstaan van de beginselen van de catechismus te oefenen.

De synode werkt dit dan nader uit, en onderscheidt drie groepen van kinderen. De kleinsten moeten alleen leren de artikelen des geloofs, de tien geboden, het gebed des Heeren en de iasteUing der sacramenten en der kerkelijke tucht, „met enige korte gebedekens en eenvoudige vragen, gepast op de drie delen van de catechismus. Bij deze zullen mogen gevoegd worden enige voornaamste spreuken der Heilige Schrift, tot godzaligheid verwekkende". Degenen die wat ouder zijn, moeten het Kort Begrip leren, en de grootste kinderen de catechismus. „En men zal de magistraat moeten verzoeken, dat zij aUe paapse catechismussen en alle andere boeken, die dwalingen en onreinheden inhouden, uit alle scholen door hun autoriteit wiUen uitwerpen”.

De predikanten en de kerkeraden zullen persoonlijk toezicht moeten houden op het onderwijs, want — zo lezen wij verder in het synodebesluit: — „En opdat men wetenschap hebbe van de naarstigheid der schoolmeesters en toeneming der jeugd, zal het ambt der predikanten wezen, vergezelschapt met een ouderling en (zo het nodig is) een uit de magistraat, al de scholen, zo bijzondere als openbare" dikwijls te bezoeken, de vlijt der meesters op te scherpen, in de wijze van catechiseren voor te gaan en met hun voorbeeld de jeugd te onderrichten, ze vriendelijk aan te spreken, te ondervragen en met heilige vermaningen, lofuitingen en met kleine prijsjes, bij de magistraat te steUen, tot vlijt en godzaligheid opwekken. De meesters, indien enigen nalatig of steeg bevonden worden

in hun ambt, zullen door de predikanten en (zo het nodig is) door de kerkeraad ernstig aangaande hun.ambt vermaand worden. Indien zij deze vermaningen niet nakomen, zal de magistraat verzocht worden, dat zij door hun autoriteit tot hun schuldige plicht gebracht, of anderen, meer bekwaam, in de plaats gesteld worden" enz.

Men merkt hieruit, dat er ook toen al openbare en bijzondere scholen waren, maar verschil in de aard van het onderwijs dat gegeven werd, gaf dat blijkbaar niet. Openbare scholen gingen rechtstreeks van de magistraat (de overheid dus) uit en bijzondere scholen van de een of andere instelling. Maar in beide soorten scholen verlangde de synode, dat de onderwijzers lid van de gemeente en recht in leer en leven zouden zijn. En predikanten en kerkeraden hadden toezicht te houden en nalatige en „stege" („steeg" is een oud-HoUands woord voor „koppig") onderwijzers te vermanen.

Het zou te ver voeren om in de brede te verhalen, wat de afgevaardigden van de buitenlandse kerken allemaal te berde brachten aangaande de onderwijspraktijk in hun gewesten. Het is in de Handelingen van de synode te vinden (15e zitting) en er blijkt een grote eenparigheid van gevoelen uit. Wij kunnen niet nalaten er toch een greep uit te doen.

De afgevaardigden van de kerk van Emden in Oost-Friesland (wier oordelen ter Dordtse synode ons over het algemeen bijzonder aantrekken) vertelden onder meer het volgende:

„Altijd hebben de predikanten, ouderlingen en opzieners der scholen, aan wie bij ons deze zorg aanbevolen is, daartoe met hun uiterste vermogen gearbeid, en zijn zij alsnog arbeidende, dat zij hebben rechtgevoelende, godzaHge, getrouwe en naarstige, zowel Latijnse als Duitse, schoolmeesters van knechtjes en meisjes. Schoolmeesters van een andere religie, als die geen lidmaten zijn der kerk, worden geenszins toegelaten. De schoolmeesters worden over hun ambt ernstig vermaand en verbinden zich heilig, door ondertekening met hun eigen handen, dat zij op hun ambt, voornamelijk op de catechismus, wel zuUen letten" enz.

De Zwitsers: „Niet alleen in de steden, maar ook ten plattelande worden scholen gehouden, waarin de jeugd niet alleen leert lezen en schrijven, maar voornamelijk in de catechismus, in gebeden en psalmen onderwezen wordt”.

Die van de Palts: „Het is derhalve de schuldige plicht van een godzalige overheid, daarin naarstig te arbeiden, dat niet aUeen in de steden, maar ook in de dorpen scholen van knechtjes en dochtertjes aangesteld worden, waarin zij beide mogen leren lezen en schrijven, en de fundamenten der godzaligheid. (....) Over deze scholen moeten zodanige meesters gesteld worden, die zelf de leer van de catechismus wel weten en ook enige bekwaamheid hebben om die anderen te leren en te verklaren. Om deze redeff behoren de herders der plaatsen dikwijls de scholen te bezoeken”.

Zowel in de Palts als in Hessen blijkt men de gewoonte te hebben, dat bepaalde vragen van de catechismus van een sterretje voorzien zijn. Die zijn het gemakkelijkste te leren. De afgevaardigden bevelen daarom de Nederlanders aan, de kinderen eerst de vragen met het sterretje te laten leren en later, wanneer ze wat ouder zijn, aUe vragen. De kleinste kinderen (van 7 en 8 jaar) moeten alleen het Kort Begrip leren en. zeggen die van Hessen, „om dit te verkrijgen, zal zeer nut wezen, dat in het ABC boek, waaruit de kinderen leren spellen en lezen, die vijf hoofdstukken der christelijke religie ingevoegd worden”.

De tijd, die eraan besteed wordt, is verschillend. Bij de Engelsen moet elke week het Kort Begrip op school doorgewerkt worden. De Bremers zeggen: elke dag tenminste een of twee vragen de leerlingen inscherpen. Het verst gaat men in Hessen: „De tijd van onderzoeken en ondervragen in de catechismus zij gezet en zeker. In de scholen ten plattelande en in de lagere klassen der Latijnse scholen zal men alle dagen twee uur, het ene voor de middag, het andere na de middag, tot deze oefening b.esteden”.

Vond Emden het goed, dat de predikanten eens in de drie maanden de school bezochten, Hessen beveelt aan: „zal de predikanten der kerken van een iegelijke plaats bevolen worden het opzicht der scholen en het bezoek ervan tenminste alle maanden eenmaal te doen, " en ook Bremen zegt: elke maand. Het idee van de „prijsjes" voor ijverige kinderen, zoals dat in het synodebesluit is gekomen (zie boven) is blijkbaar afkomstig geweest van de maimen van Bremen. Immers, wij lezen dat zij naar voren gebracht hebben: „In de scholen worden ze geleerd, of in de moedertalen, of in de Latijnse of uitlandse talen. Voor de moeder- en uitheemse scholen zal men verkiezen een onderwijzer, die een lidmaat van de kerk is, die de christelijke leer wel verstaat, die godzalig en arbeidzaam is en die in zodanige manier van leven zal volharden, of, zo hij zichzelf bewijst het predikambt waardig te zijn, hiertoe zal overgaan. Deze zal elke dag tenminste een of twee vragen de leerlingen naarstig inscherpen en aandringen op het gebruik ervan in het bidden en in het ganse leven. De opzieners dezer scholen zullen zijn de predikanten, en aUe maanden, wanneer de lieden niet zo overvloedig bijeenkomen, de voortgang der leerlingen, de vlijt, de getrouwheid en voorzichtigheid der lerenden onderzoeken, de leerlingen die een goed voorbeeld zijn prijzen, de tragen matig bestraffen, nochtans met hoop van op een andere tijd de prijs te behalen”.

Genoeg uit de handelingen van de Dordtse synode aangehaald. Hoe zijn onze vaderen met deze dingen bezig geweest! Wat ging hun het onderwijs der jeugd ter harte! Nog voordat de eigenlijke leerverschülen met de remonstranten in bespreking kwamen, nam men er uitgebreid de tijd voor, om uitvoerige richtÜjnen voor het onderwijs te geven. Het spreekt vanzelf, dat zij het niet de taak van een kerkelijke vergadering achtten, om voor te schrijven welk rekenboekje, hoeveel aardrijkskunde enz. Maar het ging hun om het schriftuurlijk en confessioneel karakter van het onderwijs. Dat moest gewaarborgd zijn. Daarvoor moest toezicht zijn van predikant en kerkeraad. Goede, degelijke meesters. Goed, degelijk onderwijs in catechismus en kort begrip.

En al is het, dat het catechismus-onderwijs op school nu niet meer die grote plaats inneemt, als het destijds blijkbaar bezat (de kinderen gaan nu op jonger leeftijd naar de catechisatie dan toen), dat ontslaat de kerkeraden niet in het minst van hun taak, nu nog zich in te zetten voor goed onderwijs voor de kinderen der gemeente naar eis van Gods Woord. Dat zal vindingrijkheid van de ambtsdragers vragen, overeenkomstig de omstandigheden die van gemeen­

te tot gemeente verschillen. Maar men verwaarloze de mogeÜjkheden die nog gegeven zijn, toch niet. Het mocht bovenal kerkeraden, onderwijzers, onderwijzeressen en ouders uitdrijven naar de troon, om de noden en behoeften betreffende het zaad der gemeente voor de Heere neer te mogen leggen.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's

(4) De eigen school

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's