Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE EREDIENST met haar gebruiken (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE EREDIENST met haar gebruiken (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is de bedoeling in deze artikelenreeks op een eenvoudige wijze de eredienst en de gebruiken die daarbij horen, of als een bepaalde streekgewoonte in gebruik zijn, te beschrijven.

Nu is de geschiedenis van een volk niet los te maken van de godsdienst welke beleden wordt. Daaruit volgt dat de vaderlandse- en kerkgeschiedenis - en de eredienst als een onderdeel van de kerkgeschiedenis - bij elkaar horen. Terwijl de godsdienst weer een deel van de algemene geschiedenis is. Wij menen daarom dat het verantwoord is, om na een bepaalde inleiding eerst wat breder bij de algemene geschiedenis stil te staan. Dan komen we vanzelf bij een tijdvak dat sterker tot ons spreekt en waarin de eredienst duidehjker omschreven wordt.

Nu rijst de vraag in welk tijdperk een begin met de beschrijving zal worden gemaakt. Bij het onderzoek werden we teruggevoerd naar Genesis 1, naar de schepping. Dé Bijbel is ook voor de tijden van voor de zondvloed toonaangevend, hoewel er weinig melding wordt gemaakt over de eredienst in die tijden. In het Nieuwtestamentische tijdperk zijn er naast de Bijbel vele en velerhande bronnen ter beschikking. In het Oude Testament begint dat min of meer bij de Aartsvader Abraham. Van de eeuwen die daarvoor liggen weten we weinig af, Het Oudtestamentische tijdperk zal daarom meer geschiedenis zijn, weergegeven in verteltrant. Ook dit kan zijn nut hebben. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat alleen die gebruiken welke in de Bijbel zijn vermeld, voor ons zekerheid hebben.

Dat er een enig God is.

„Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, Hetwelk wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderHjk, oneindig, almachtig; volkomen wijs, rechtvaardig, goed, en een zeer overvloedige Fontein van alle goed."

Met deze korte en duidelijke beschrijving begint de BeHjdenis des Geloofs. Als men daar eens ernstig over nadenkt dat wij door Gods goedheid en barmhartigheid het geschreven Woord hebben, waar de Belijdenis des Geloofs op steunt en uit genomen is, dan is dat een bijzonder voorrecht. In de tijden van vóór de zondvloed was er geen geschreven Woord en waren er geen Behjdenisgeschriften zoals wij die hebben. Dat nemen wij tenminste aan, want we hebben nog nooit gehoord dat de HEERE reeds in die tijden een geschreven Woord had gegeven, dat dan verloren zou moeten zijn geraakt.

Toch was er in die dagen ook Godskennis. Onze vaderen hebben daar ook over nagedacht en in artikel 2 onder het hoofd: , J)oor welke middelen God van ons gekend wordt" dat zo helder en schoon omschreven. Zij schreven: „Wij ken-

nen hem door twee middelen. Ten eerste door de schepping, onderhouding en regering der gehele wereld; overmits deze voor onze ogen is als een schoon boek, in hetwelk aUe schepselen, grote en kleine gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen nameÜjk Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, als de apostel Paulus zegt, Rom. 1 : 20; welke dingen alle genoegzaam zijn om de mensen te overtuigen en hun aüe onschuld te benemen. Ten tweede, geeft Hij Zichzelve „ons nog klaarder en volkomener te kennen door Zijn Heilig en Goddelijk Woord, te weten, zoveel ons van node is in dit leven, tot Zijn eer en de zaligheid der Zijnen."

Vanaf het eerste moment dat de mens werd geschapen gaf God hem ook een ingeschapen godskennis mee. De mens wist en voelde het dat hij niet van zichzelf was. Dat er een hogere macht moest zijn, die de wereld had geschapen en onderhield. AUe schepselen klein en groot waren daar de toonbeelden van. De Vaderen hebben dit zeer mooi uitgedrukt dat aUe schepselen grote en kleine zijn te vergelijken bij letteren waarmede het boek van Gods schepping is beschreven. Nu mogen we niet uit het oog' verliezen dat in dit artikel beschreven zijn de middelen waardoor God van ons gekend wordt. Voor een zaligmakende kennis is er meer nodig dan alleen het boek van de natuurlijke schepping en onderhouding. We moeten echter bij het begin beginnen en dan staat vast dat elk mens waar hij ook geboren wordt en in welke tijd, een „natuurlijke" (dat kunnen we hier zo opvatten, ) een „ingeschapen" Gods-kennis heeft.

God bestaat ! Dat staat vast!

Wij kunnen het bestaan Gods echter niet bewijzen. Wij moeten uitgaan van het geloofsvooroordeel, dat God bestaat. Door bewijzen, of door het te willen bewijzen brengen wij onze medemens geen milligram geloof toe. Daar staat tegenover dat het ongeloof, door al zijn redeneringen, al zijn die nog zo geleerd en door eenvoudige mensen niet te weerleggen, nooit van het geloof dat er een God bestaat, kan aftrekken. Wij moeten geloven in God. Het is tegen de rede, een dwaasheid, te zeggen, dat er geen God is. Dat is het abnormale. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE EREDIENST met haar gebruiken (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's