Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sprekende nadat zij gestorven zijn (22)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sprekende nadat zij gestorven zijn (22)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Th. v. d. Groe: Dankzeggingsleerrede op het Heilig Avondmaal (4)

Want ziet eens, wat al in dit ontvangen ligt opgesloten:

1. Als de Heere Jezus de zondaren ontvangt, geeft dit te kennen, dat Hij hen, als zij vermoeid en belast met hun zonden tot Hem komen vluchten, niet verwerpt of van Zich verstoot, of hun Zijn hulp en genade weigert; o neen, hoe zou Hij dat kunnen doen? Want: a. Hij roept en nodigt hen overal in Zijn Woord tot Zich; Hij gelast hen, tot Hem te komen; Hij belooft hun Zijn genade, als zij maar tot Hem komen willen; het is: Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, en: zo iemand dorst heeft, die kome, en die wü neme het water des levens om niet, (Openb. 22 : 17). b. Hij staat Zelve, lange tijd, met uitgebreide armen van genade naar ellendige zondaren te wachten en roept hun toe: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop, zo iemand Mijn stem hoort, en Mij de deur opendoet. Ik zal tot hem inkomen en Avondmaal met hem houden, (Openb. 3 : 20). c. Hij komt Zelf door Zijn Woord en Geest, de arme zondaren met kracht tot Zich trekken en maakt hen gewillig om tot Hem te komen en Zijn genade aan te grijpen, d. Hij heeft ze al van eeuwigheid en van voor de grondlegging der wereld aangenomen, en op

hen nedergezien, en Zich verbonden om hen te verlossen en te zaligen; de Vader heeft hen daartoe aan Hem als Zijn eigendom gegeven; e. Hij heeft Zijn bloed voor hen gestort en daardoor de eeuwige zaligheid voor hen verworven; hoe zou Hij hen dan niet aannemen enontvaagen, alszi; nu vermoeid en belast met hun zonden, waarlijk tot Hem komen? Hoe zou Hij dezulken dan toch kunnen verwerpen en verstoten, die Hij al zozeer bemint en liefheeft? O, niemand voede toch zulke nadelige en ongelovige gedachten van den Heere Jezus, dat Hij Zijn hart zou kunnen toesluiten voor arme zondaren, die in hun zieldrukkende nood tot Hem om hun behoudenis komen vluchten. O neen. Hij is een geopende vrijstad voor hen, waarin zij te allen tijde, als zij maar komen, onverhinderd mogen binnentreden. Hij is een geopende fontein, tegen al hun zonde en onreinheid; er is niets in de wereld, hetwelk lichter te verkrijgen en in te nemen is, dan het hart van den Heere Jezus, hetwelk zich vanzelf ontsluit voor arme boetvaardige zondaren, zodra zij dat maar aanroeren. Al wie er anders van spreekt, die kent de Heere Jezus niet; al wie zegt, dat hij tot Jezus komt en naar Hem hongert en dorst, en dat hij van Jezus niet geholpen wordt en geen gehoor bij Hem vindt, en niet van Hem wordt aangenomen of ontvangen, die is een ongelovige, die onteert en smaadt de Heere Jezus, en in die mens is de waarheid niet, want Christus is duizendmaal gewüliger, als ooit een zondaar wezen kan. Al wie tot Hem komt, die ontvangt Hij, die neemt Hij aan, al was hij schoon nog zo zondig, ellendig en rampzalig, want Christus Zelf heeft dat voor de gehele werteld uitgeroepen: al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen, (Joh. 6 : 37).

Niemand, die waarlijk verlegen is met zijn zonden, behoeft ooit te denken: o, ik ben al te grote zondaar, de Heere Jezus zal mij niet willen horen of aannemen, ik heb te gruwelijk, te menigvuldig, te lang gezondigd; mijn hart is al te ongevoelig en te zeer verstokt, ik heb te lang gewacht, ik heb te veel licht en genade moedwUlig versmaad, enz. Neen! hoe ellendig en rampzalig ook iemands staat mag wezen, indien hij maar waarlijk met zijn hart tot den Heere Jezus wil komen, en deemoedig aan Zijn voeten nedervallen en Hem smeken om Zijn genade, zo zal Hij hem ook gewis in genade aannemen en ontvangen, en Zich zijner grotelijks ontfermen. Want Jezus ontvangt de zondaren, zij zijn dan zoals zij wezen mogen, dat is Zijn Naam, Zijn karakter. Zijn ambt en lust; Hij kan. Hij wil niet anders als Zich barmhartig en vriendelijk betonen jegens de arme verlegen zondaren. Willen zij maar tot Jezus komen, Jezus wil hen aannemen, en indien zij zelf niet komen kunnen, dan moeten zij maar komen als degenen die niet kunnen komen, dan zal de Heere Jezus hen toch evenwel ontvangen en trekken hen toch door Zijn Geest nader tot Zich. O, hoe zoet luidt dit woord dan niet: Deze ontvangt de zondaren.

2. Maar dit woord geeft ook klaar te kennen de bereidwillige liefde en toegenegenheid van den Heere Jezus, waarmee Hij alle arme verlegen zondaren, die tot Hem komen, ontvangt. Hij ontvangt ze: a. met een hartelijke gewilligheid, en met armen vol liefde en vol gunst. O, gelijk een hen haar kiekens ontvangt en aanneemt onder haar uitgespreide vlerken, zo neemt ook Jezus de komende zondaren aan, onder de dierbare vleugelen Zijner Goddelijke genade, b. Hij ontvangt ze aanstonds, zonder vertoeven. O, als de verlegen zondaren met al hun zonden en ellenden maar recht toe tot den Heere Jezus gaan, en van alles buiten Hem geheel afzien, dan laat Hij hen geen ogenblik aan Zijn deur wachten, maar Hij doet hen aanstonds open en laat hen in. Hij omhelst hen en heet hen welkom; ja. Hij loopt hen al van verre tegemoet en vat ze bij de hand, om hen zonder dralen maar aanstonds in Zijn huis te brengen, evenals de vader de verloren zoon deed, toen deze met een waar berouw tot hem kwam lopen. Ziet dat bij Lukas in het vervolg, vers 20. c. Hij ontvangt de komende zondaren met onbegrijpelijke liefde en ontferming. O, Zijn gehele hart gaat in gunst jegens hen uit, en brandt ia liefde jegens hen. Hij wordt met innnerHjke barmhartigheid over hen bewogen; want Hij is een barmhartig en getrouw Hogepriester, (Hebr. 2 : 17). Hij is vol van goedheid en genade, (Joh. 1 : 14). d. Hij ontvangt de arme zondaren met aUe tederheid en vriendelijkheid; Hij geeft hun niet één kwaad woord; o neen! Zijn lippen druipen van honig en honigzeem, en genade is uitgestort op Zijn lippen, (Ps. 45 : 3). e. Ja, Hij ontvangt de arme benauwde zondaren met een groot genoegen, vermaak en blijdschap. Hij verheugt Zich grotelijks, dat Hij hen bij Zich vindt, evenals een herder zich verheugt als hij zijn verloren en afgedwaald schaapje weervindt, en dat op zijn schouders neemt en naar de kudde draagt, want alzo toch, zegt de Heere Jezus, van alle arme zondaren, die in een oprecht geloof tot Hem komen: Mijn lust is aan hen, (Jes. 62 : 4), en: Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen, (Spr. 8 : 31).

3. Eindelijk, dit woord, dat de Heere Jezus de zondaren ontvangt, geeft ook te kennen al dat dierbare heil en die zaligheid, welke Hij aan hen schenkt; als Hij hen, tot Hem komende, aanneemt, dan ontvangt Hij hen: a. als een Profeet, oiahen door Zijn Woord en Geest in de weg des eeuwigen levens te onderwijzen en te leren, om hen inwendig met Zijn hemels licht te bestralen en hun duistere zielsogen te openen, zodat zij de heerlijkheid Gods mogen aanschouwen en in het dierbaar licht Zijns Aangezichts steeds meer en meer mogen wandelen. Dan ontvangt Hij hen ook: b. als een verzoenende Borg en Hogepriester, en schenkt hun door het geloof Zijn volmaakte gerechtigheid en al Zijn heüverdiensten; daarmee bedekt en versiert Hij hun naakte zielen en neemt al hun zonden van hen weg, en wast en reinigt hen met Zijn bloed van hun vuile ongerechtigheid, en Hij geeft hun Gods zalige gimst, verzoening, genade, en de aanneming tot kinderen, en dat heerlijk en eeuwig leven. Ja, de Heere Jezus ontvangt de zondaren ook: c. als hun almachtige en eeuwige Koning, Hij komt door het geloof wonen in hun harten, (Ef. 3 : 17). Hij schenkt hun daarbij Zijn Heüigen Geest en alle hemelse genade, troost, vrede en blijdschap; daardoor vernieuwt, wederbaart en heiligt Hij hen, en wekt hen op uit de dood der zonden en stelt hen in een nieuw geestelijk leven.

Hij neemt hen ook als Koning aan onder Zijn Goddelijke regering en bescherming, en belooft hun, dat Hij hen steeds zal behoeden en aUe ogenblikken bevochtigen en van alles naar ziel en lichaam verzorgen, en dat Hij hen zal bewaren nacht en dag, (Jes. 27 : 3). En waar was er einde aan, als wij al die dierbare hemelse weldaden onderscheidenlijk zouden voorstellen, die de Heere Jezus aan de arme tot Hem komende zondaren schenkt, uit de volheid Zijner genade, dan, als Hij hen bij Zich ontvangt en aanneemt. O, die het waarlijk ondervonden heeft, die alzo door de genade van de Heilige Geest in een oprecht geloof tot den Heere Jezus gekomen en door Hem aangenomen is, die moet er over uitroepen: Ps. 36 vers 8-10: Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid o God, dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen de toevlucht nemen; zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes, en Gij drenkt ze uit de beek Uwer wellusten; want bij U is de fontein des levens, en in Uw licht - zien wij het licht. Och, of wij aUen er met rechte ernst naar mochten staan, om ook zelf dat zalig heil in onze ziel te mogen ondervinden: de Heere Jezus dan ontvangt de zondaren.

b. En, gelijk de tekst verder luidt: Hij eet met hen. Dit verstonden de Joodse Farizeën en Schriftgeleerden, die aardsgezinde mensen waren, als een aards en lichamelijk eten, hetwelk de Zaligmaker deed met al die tollenaren en zondaren, die tot Hem kwamen, om Hem te horen; en alzo wilden zij daarmee aantonen de grote gemeenzaamheid, welke de Zaligmaker dagelijks met die tollenaren en zondaren hield, waaraan zij zich in hun blindheid zo grotelijks ergerden; maar. wij vatten dit eten van den Heere Jezus met de zondaren die tot Hem komen en die Hij aanneemt, geestelijk op, en wij verstaan er het volgende door: 1. dat de Heere Jezus met de boetvaardige zondaren die Hij aanneemt, zeer innig en gemeenzaam omgaat, gelijk zij doen, die tezamen in één huis en aan één tafel met elkander eten; en gewis, zo doet de Heere Jezus. Hij verenigt Zich met de arme gelovige zondaren zeer nauw in den Geest; Hij behandelt hen als Zijn kinderen, als Zijn broeders, als Zijn vrienden en Zijn volk. Ja, als Zijn beminde vrouw en bnaid, waarmee Hij Zich ondertrouwd heeft in eeuwigheid, (Hos. 2 : 18).

Hij is gaarne steeds nabij hen en in het midden van hun; Hij woont zelfs in hun harten met Zijn Heilige Geest; Hij wil hen niet uit Zijn oog verliezen. Hij arbeidt steeds om hen meer en meer tot Zich te trekken. Hij wil hen gedurig in zuivere liefde steeds omhelzen en kussen, en hun de blijken van Zijn liefde steeds weer doen smaken. Hij wil ook Zelf steeds eten en Zich verkwikken door de edele vruchten van hun geloof, ootmoed, liefde, heiligheid enz. O, die vrucht is aan Zijn gehemelte zoet. Hij vindt die zo gaarne bij Zijn volk. Hij eet en smaakt die zo gaarne, en zegt dan wel tot hen. Hoogl. 5 vers 1: Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijne zuster, 0 bruid, enz.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Sprekende nadat zij gestorven zijn (22)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's