Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Godeverheerlijkende voleindiging. II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Godeverheerlijkende voleindiging. II

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Vertrouwende ditzelve, dat Hij, die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindige zal tot op den dag van Jezus Christus. Filipp. 1 : 6.

Dat goede werk is dan ook de ziel tot eeuwig heil daar hij in zijn boetvaardigheid als een arme van geest' voor de Heere in het stof ligt, bevende voor de woorden van de God Israels, en daarvan staat geschreven dat de Heere op hen zal neder zien in gunst tot hun redding en verlossing. Want zulk één zal door het geloof deel aan Jezus krijgen als de enige Weg ter ontkoming; deel aan de vergeving der zonden en een erfdeel onder de geheiligden. Hand. 26: 18. Zo kunnen wij hieruit leren dat alle mensenwerk in het zaligen van de uitverkoren zondaar ten enenmale uitgesloten wordt. Doch sprekende van Gods vrije soevereine welbehagen, dat de waarachtige bekering tot God en het geloof in Christus zuiver een werk Gods is en geen vrucht van eigen akker daar wij met al onze godsdienst niets dan stinkende vruchten kunnen voortbrengen. Wij zijn in Adams val kwaad geworden en een kwade boom, dus kunnen wij niet anders dan kwade vruchten voortbrengen en kwade werken doen, want al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Maar nu zegt onze tekst dat Hij dat goede werk niet alleen begint maar dat de Heere het ook zal voleindigen. Dus de Heere doet geen half werk en het is niet zo dat een ziel met een begin van het goede werk in herh toch uiteindelijk nog verloren zal gaan. Dat is eeuwig onmogelijk daar de eeuwige Verbondsgod in het werk der zaligheid Zijns volks onveranderlijk is. "Ik, de Heere worde niet veranderd, daarom zijt Gij o kinderen Jakobs niet verteerd". Mal. 3 : 6. En van de Middelaar staat geschreven in Hebr. 13: 8: "Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid". Dit heeft David door het geloof mogen ondervinden in al zijn druk en tegenheden tot sterkte van zijn amechtige.ziel, zodat hij er zelfs van gezongen heeft: "De Heer' is zo getrouw als sterk; Hij zal Zijn werk voor mij vol-enden; Verlaat niet, wat Uw hand begon, O Levensbron, Wil bijstand zen-den". Doch tussen het beginnen en voleindigen ligt een voortzetting van dat werk. En het blijft ook altijd waar dat de verstgevorderde in het goede werk of genadeleven hier nog maar een beginsel heeft vergeleken bij het volmaakte, daar alles hier op aarde maar ten dele is. Want zij kennen hier maar ten dele, profeteren ten dele en zien hier maar door een spiegel in een duistere rede, maar als dat goede werk voleindigd wordt, zullen zij zien van aangezicht tot aangezicht. Nochtans is hier een voortzetting in n dat goede werk en dat is opwassen in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus. Dat Gods kinderen de oefeningen des geloofs deelachtig mogen zijn, om van zichzelf meer en meer gebracht te worden en in Christus gefondeerd te worden.

De Heere Zelf had in hunnen harten geschenen om hen te geven de verlichting Zijner kennis, in het aangezicht van Jezuj. Christus. 2 Kor. 4:6. Zij waren met het werk des geloofs begiftigd om niet alleen in God te geloven, maar ook in Christus als de enige Zaligmaker, Die volkomen kan zalig maken al degenen die door Hem tot God gaan. In het natuurlijke leven heeft alles ook zijn voortzetting nodig, en dan ligt er tussen het begin en de voleindiging van een werk soms een kortere of langere tijd. Zie maar bij de mens zelf wanneer hij geboren wordt en het natuurlijke leven ontvangt. Eer dat het leven op aarde voleindigt, ligt er bij de één een kortere en bij de andere een langere tijd tussen. Zal een zuigeling een kind worden, moet deze onder de zegen des Heeren opwassen door middel van de melk die het krijgt. Zal een kind tot jongeling worden en een jongeling tot man geraken dan is het onder Gods zegen meer door vaste spijze. Zo ook geestelijk daar eerst Gods kinderen opwassen het meest door de melk de vertroostingen, daar de Heere menige keer hun de toezeggingen geeft en zij Zijn liefdesuitlatingen in hun ziel mogen ondervinden. Dat zij dan zoveel leven op het gestaltelijke. Maar mogen zij door Gods genade opwassen in de genade dan worden zij meer gevoed met vaste spijze, namelijk de dierbare onderwijzingen uit Zi^n dierbaar woord, daar zij dan door genadige ontdekking en ontbloting aan hun rampzalige staat de eeuwige Godsgeheimen in Christus tot zaligheid mogen leren. Dat de Heere in hem een goed werk begonnen was, dat heeft Paulus mogen zien aan de vruchten want een boom kent men aan de vruchten. Hij zag goede vruchten des geloofs, de ware zelfverfoeiing en het drukken van Christus voetstappen, om met Hem smaadheid te dragen om Zijnentwil. Want het was hun uit genade gegeven om in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, de verdrukkingen en vervelingen van binnen en buiten lijdzaam te verdragen en te overwinnen, vers 29. De kanttekenaren zeggen hiervan dat de Heere, n.1. God de Vader dat werk dés geloofs in God en Christus meer en meer zal vermeerderen, versterken en bewaren. Paulus zag bij die Filip-. penzen steeds een minder worden bij zichzelf en een opwassen in de Heere Jezus Christus. Dat opwassen van Christus dat hebben zij Christus wel gegund', maar dat minder worden in hunzelf dat strijdt tegen hen want dat is een stervend leven. Dan hebben zij meer en meer beoefend met een pijnlijke ziel dat zij heel hun leven nodig hebben om te leren: Daar genade valt, valt zij eeuwig vrij. Welk een helse listen, aanslagen en bestrijdingen hebben zij moeten doorstaan. Onder veel verbergingen van des Heeren liefderijk aangezicht in Christus hebben zij hun weg moeten bewandelen, maar oiïder alles door heeft de Heere Zijn werk in hen voortgezet, daar Hij Zijn volk en erfdeel nooit begeven noch verlaten zal. Ps. 94. Dan konden zij het de meeste keren wel van Gods volk geloven dat het eenmaal goed zou aflopen in de voleindiging maar niet voor zichzelf. Maar zij mochten bij ogenblikken zien, wanneer het geloof doorbrak, dat de Heere eeuwig de Getrouwe blijft over zulk een misvormd schepsel en dat tot hun grote verwondering en aanbidding. Als men in de natuur een huis begint te bouwen, eer dat het voltooid en dat werk voleindigd is, dan is daar een voortzetting van dat werk tussen. Wanneer men een huis bouwt, dan is er een begin aan dat werk. Maar er is er ook een voortzetting nodig om het huis voltooid te krijgen. Daar ligt dan een kortere of langere tijd tussen. Gelijk een werkmeester die een voornaam stuk werks onder handen neemt, waarin hij een welbehagen heeft, en zich zijn eer van voorstelt, het niet laat bij een begin, maar daarmee doorwerkt totdat hij het voleindigd heeft, zo doet de Heere ook bij al Zijn beminde volk, daar Hij geen half werk doet, maar het zeiker zal volbrengen. Bij de schepping van hemel en aarde heeft Hij geen half werk gedaan, maar heeft het in zes dagen voltooid, daarom lezen wij in Genesis 2:1: "Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heir". Zoveel te zekerder doet de Heere dat in het werk der herschepping.

Bij de schepping van de eerste mens heeft Hij niet alleen het lichaam geformeerd uit het stof

der aarde, maar toen in hem geblazen de adem des levens, en daarboven toen nog versierd met Zijn beeld en voltooid als het pronkstuk Zijner schepping. Hier ook in het werk der waarachtige bekering en hét werk des geloofs. De kanttekenaren zeggen daarvan: "Dat is, meer en meer zal vermeerderen, versterken en bewaren". Want opwassen is in het natuurlijke nodig om van zuigeling kind te worden, van kind jongen en meisje, daarvan tot jongeling en jongedochter en daarvan tot man en vader en vrouw en moeder. Zo ook in het geestelijk leven in het hart der uitverkorenen. De Heere gaat Zijn volk in de voortzetting van Zijn werk in hun hart meer Godskennis geven, meer kennis van zichzelf en van Christus, hoe noodzakelijk het is Hem en Zijn Middelaarswerk te kennen tot genadige verzoening. O, Hij leert de aangeslagen ziel door de ontdekking Zijns Geestes hoe schuldig zij staat voor Gods heilig en vlekkeloos aangezicht. Daaronder zucht de ziel. met David:

Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad: Mijn zonden zie 'k mij steeds voor ogen zweven; 'k Heb tegen U, ja U alleen misdreven; Uw wil en wet, hoe heilig stout versmaad.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een Godeverheerlijkende voleindiging. II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's