Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De noodzakelijkheid der wedergeboorte, III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De noodzakelijkheid der wedergeboorte, III

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

"Jezus antwoordde hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien".

Joh. 3 : 3.

Zulk een leer berooft God van Zijn eer en de ziel van alle vaste grond, zaligheid en troost in dit Mesech der ellende. Maar zij leren dat het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking des Heiligen Geestes is. Alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, onfeilbaar en krachtig'~Tvedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. Want tegelijker tijd wordt dan het zaligmakend geloof in hunne harten geplant om met een schreiende en treurende ziel te geloven dat God is, en sterven God ontmoeten is. Dan wordt de wil vernieuwd en werkzaam gemaakt, dan werkt zulk een ziel uit een nieuw beginsel vandaan, want dan is er een nieuwe mens geschapen naar het evenbeeld Desgenen die hem geschapen heeft. In de Dordtse leerregels komt de wedergeboorte dus voor als opwekking uit de geestelijke doodslaat, voorafgaand aan het geloof in zijn oefening of werkzaamheid. Maar in de Ned. Gel. Belijdenis wordt gehandeld van de wedergeboorte als vrucht volgend op het geloof hetwelk de dagelijkse bekering en goede werken omvat. De wedergeboorte draagt dan ook wel andere namen in Gods Woord als; Besnijdenis des harten. Wiens lof niet is uit de mensen maar uit God, is alleen een ware Israëliet. Rom. 2. Het wordt ook genoemd het geven van een nieuw hart en een nieuwe geest, daar zulk een dan ontvangt een nieuw hart en nieuwe geest Ezech. 36.

Dus zagen wij duidelijk dat het een werk Gods en inzonderheid van den Heiligen Geest, als de duur verworven Geest en de grote Toepasser van Christus teweeggebrachte verdiensten. Hij werkt het zaad des Woords op een wonderlijke bovennatuurhjke wijze in het hart der uitverkorenen zoals Petrus dat beschrijft in 1 Petr. 1 : 23: "Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwigblijvende Woord Gods". Het wordt ook wel aan de Vader toegeschreven zoals wij lezen in Jak. 1 : 17 en 18: "Alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij Welken geen verandering is of schaduw van omkering. Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zou-' den zijn als eerstelingen Zijner schepselen". Dus de wedergeboorte of levendmaking is een goede gave en volmaakte gift en soeverein van boven. Doch het geschiedt alleen in Christus en met Christus, daar Gods uitverkorenen met Christus levendgemaakt worden uit de doodstaat der misdaden en zonden. En zij worden geschapen in Christus Jezus tot goede werken zoals Paulus schrijft: "Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen. Het wordt ook aan Christus Zelf toegekend in Joh. 12 : 32: "En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn zal hen allen tot Mij trekken". Daarbij wordt het aan God toegeschreven zonder bepaling der drie Personen zoals wij lezen in Joh. 1 : 13: "Welke niet uit den bloede, noch uit de wille des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn". Doch het is inzonderheid het werk des Heiligen Geestes Die uitgaat van de Vader en de Zoon om de doemwaardige, doch uitverkoren zondaar te wederbaren tot een levende hope. Als Die gaat werken, wordt en is die zondaar gelijk wedergeboren en is het geen misgeboorte. Door de natuurlijke geboorte wordt een volledig mens ter wereld gebracht en door wedergeboorte een geheel geestelijk mens. Door natuurlijke geboorte krijgt men het natuurlijke leven en door wedergeboorte het geestelijke leven, dat naar de gemeenschap met God en Christus uitgaat om daarin te mogen leven en op Gods tijd te zullen leven door het geloof. De natuurlijke geboorte is er om het aardse huisgezin te verkrijgen, maar de geestelijke geboorte om in het geestelijke huisgezin te mogen komen. Een kind wordt door natuurlijke geboorte door de vader uit liefde geteeld, maar Gods volk wordt door de geestelijke geboorte door God uit liefde geteeld tot Zijn verheerlijking en tot hun eeuwige zaligheid. Want de natuurlijke geboorte geeft het tijdelijke sterfelijke léven en houdt bij de dood vroeg of laat op; maar de geestelijke geboorte geeft het geestelijke en eeuwige leven, daar Jezus in Joh. 10:28 zegt: "Ik geef hun het eeuwige leven". De natuurlijke geboorte geldt alle mensen en naar Gods eeuwige raad wordt elk mens op Gods tijd geboren; maar de wedergeboorte geldt alleen de uitverkorenen die in Christus zijn uitverkoren tot de zaligheid naar Gods raad en op Gods tijd gewisselijk worden wedergeboren. Want gelijk de dauw op Gods tijd uit de dageraad geboren wordt zo worden Gods kinderen vrij en soeverein uit God geboren. Geraakt nu een kind door de natuurlijke geboorte tot het recht der erfenis zijner ouders; alzo ook door de geestelijke geboorte uit God, geraakt Gods volk tot de eeuwige onverderfelijke, onverwelkelijke en onbevlekkelijke erfenis des Heeren, de eeuwige gemeenschap en zaligheid des Heeren. Dus door de wedergeboorte komen Gods kinderen van uit de dood in het leven, van uit de duisternis in het licht en alzo in de staat der genade. Daarom is dit grote eenzijdige Godswerk vrucht van de eeuwige verkiezing en verkiezende liefde van de nooit begonnen eeuwigheid. Het is dan ook een zeer groot goed van het wezen van het eeuwige verbond der genade waarvan Christus het Hoofd, de Borg en de Middelaar is, die Zich in hun plaats gesteld heeft, n.1. die der uitverkorenen. Voor hen heeft Hij onderhandeld, voor hen alles betaald en voor hen de weldaad der wedergeboorte verworven door Zijn lijden en sterven. Met de wedergeboorte vindt de geestelijke inlijving in Christus plaats, waardoor de verdere weldaden tot zaligheid hun toevloeien. Met die geestelijke geboorte begint de zaligmakende genadebediening in het hart der uitverkorenen en gaan zij in het koninkrijk Gods, om de heerlijkheden van het koninkrijk door het geloof te mogen zien. Dus zijn Gods uitverkorenen voor deze wedergeboorte in een rampzalige staat, maar zij worden wel bewaard in hun eertijds zodat zij niet sterven voor dat zij wedergeboren zijn en dat zij de zonde tegen de Heilige Geest nooit kunnen bedrijven, hoeveel dat zij daar ook mee gekweld worden in hun leven, daar degenen die die zonde bedrijven nooit vergeving kunnen ontvangen noch in deze noch in de toekomende eeuw. Matth. 12.

Maar deze geestelijke geboöirte kan men nooit verliezen. Het is een eeuwigdurend goed dat nimmermeer vergaat want anders zou er een afval der heiligen zijn, hetwelk tegen Gods Woord is. Daarom lezen wij in Jes. 55 : 13: "Voor een doorn zal een dennenboom opgaan,

voor een distel zal een mirtenboom opgaan; en het zal den Heere wezen tot een naam, tot een eeuwig teken dat niet uitgeroeid zal worden". Dus hier duidelijk bewezen: door wedergeboorte een staatsverwisseling en tegelijk geen verliesbaarheid van de wedergeboorte en geen afval der heiligen. Langs deze weg wordt dus alleen Gods uitverkoren volk een medeburger der heiligen en een huisgenoot Gods. Efez. 2 : 19. Want door geboorte wordt men een burger van een koninkrijk, denk maar aan het konink­ rijk der Nederlanden, en een onderdaan van de Vorst die regeert. Zo door de wedergeboorte wordt men een burger van het koninkrijk Gods en een onderdaan van de Koning der Koningen, de grote Vorst van het heir des hemels, Jezus Christus. Dan gaat men het koninkrijk Gods in en zal men het zien. Jezus zegt: "Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan, het koninkrijk Gods niet zien". En dat is volgens de kanttekenaren: in hetzelve niet ingaan; dat is de eeuwige zaligheid niet deelachtig worden, hetwelk betekend: niet genieten. Maar die wel wedergeboren wordt kan niet alleen, maar zal het koninkrijk Gods zien en ingaan. Onder Gods koninkrijk wordt hier niet verstaan het koninkrijk van Gods macht waar Christus in de naam des Vaders over alles regeert en Hem alles onderworpen is.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De noodzakelijkheid der wedergeboorte, III

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's