Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een visser van mensen (lo)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een visser van mensen (lo)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Betreffende de eerste samenkomsten van de gescheidenen in Den Haag is ons een merkwaardig document bewaard gebleven, gedagtekend 7 mei 1837. Het is een proces-verbaal van een inval door de politie op zondag tijdens een godsdienstoefening bij de weduwe Nieuwenhuizen in de Raamstraat (haar man was inmiddels overleden). Wij laten het hier in zijn geheel volgen:

Proces Verbaal

Ten gevolge der bij ons, Pieter van Ravensteyn jr. en Johannes Abraham Waldeck, commissarissen van politie in het eerste en tweede ressort te 's-Gravenhage op de 29 april jl. en 3 dezer ontvangen schriftelijke bevelen van de heer Referendaris, Directeur van politie, hebben wij ons dientengevolge heden de zevende mei 1837, des voormiddags te tien ure, begeven naar de woning van Nieuwenhuizen in de Raamstraat, wijk T no. 122. Aldaar aanbellende, heeft ons de dienstmaagd, Elisabeth Glimmerveen genaamd, de voordeur openge­ daan, aan welke wij hebben afgevraagd ons de kamer, waarin de zogenaamde kerk ten huize van haar meesteres gehouden wordende, aan te wijzen.

Ons is daarop aangewezen geworden een binnenkamer, het uitzicht gevende op een keukentje, alwaar wij een bijeenkomst hebben gevonden van een en dertig personen, zo mannen als vrouwen, en waaronder drie kinderen. Namelijk in de kamer alwaar de zogenaamde kerk werd gehouden zes en twintig personen, zo mannen als vrouwen, en waaronder drie kinderen, terwijl het raam van die kamer was opengeschoven, waardoor deze kamer en het keukentje één vergaderplaats uitmaakte, en in welk keukentje wij nog vijf personen hebben geteld....

Ten gevolge van die bevinding hebben wij, na bevorens het gebed te hebben gehoord, juffrouw Nieuwenhuizen, zich opgevende genaamd te zijn Alida Catharina Portielje, weduwe van Hendrik Jacobus Nieuwenhuizen, alsmede hoofdbewoonster van het huis waarin wij ons bevonden, afgevraagd:

1. naar het bewijs...., waarbij haar wordt vergund bijeenkomsten te houden van meer dan twintig personen...., waarop zij ons ten ant­ woord gaf, "dat zij dat bewijs niet had, en ook niet wist, dat zulks niet geoorloofd was";

2. tot welk doel de ... bijeenkomst... gehouden werd; antwoordde zij ons, "dat die bijeenkomst een godsdienstige strekking had".

Naar aanleiding van die antwoorden hebben wij juffrouw Nieuwenhuizen verder afgevraagd ons op te geven de naam van degene, die de door ons bevonden bijeenkomst presideerde; kregen wij tot antwoord: "Wij hebben geen president".

Degenen die het gebed deed, noemt zich Jacob Toet, schoenmaker, wonende te Scheveningen. De voorlezer in die zogenaamde kerk gaf zich op te heten Jan van Golverdingen, boekverkoper, in de Papestraat woonachtig.

De vergaderde menigte aan onze uitnodiging om uiteen te gaan gedeeltelijk niet willende voldoen, veelmin onze last tot het staken hunner godsdienstige verhandelingen, aan hen gegeven, willende volvoeren, en wij in aanmerking nemende dat het de dag des Heeren is en de gevolgen welke een severe (strenge; Sch.) maatregel na zich zouden slepen, hebben wij goedgevonden ons te bepalen met de weigerenden hun namen op te nemen.

En dezen hebben opgegeven zich te noemen:

Mr. Anne Maurits Cornelis van Hall, advokaat, wonende op de Veerkade alhier; Jan van Golverdingen voornoemd; Jacoba Wilhelmina Werner, kamenier, woonachtig in het paleis van Z.K.H, de heer Prins van Oranje; Nicolaus van Beyeren, bediende van Z.K.H, de heer Prins van Oranje; Lambertus Beeukers, lampist in het paleis van Z.M. de Koning, met deszelfs drie zonen en dochter; Isaac Hoogendoorn met deszelfs huisvrouw, woonachtig aan de Zuidwestbirinensingel), van beroep arbeider; Abraham Monteba, kledermaker in de Glasblazerslaan; vrouw Rees, in de poort van Zwaan op het Spui; Maria Gordon, wonende aan de Mallemolen; Cornelis Kloppert, wonende ip de Pieterstraat; Bernardina Elisabeth Weemeyer, dienstbaar ten huize van de advokaat Van Hall; Jacob Toet voornoemd; Cornelis Roeleveld met deszelfs zoon, Arie de Lange, Matthijs Taal, Klaas van den Dijk, Maarten Plokker, alle vissers en wonende te Scheveningen; met een benevens juffrouw Nieuwenhuizen en dienstbode; - hebbende zes personen op onze herhaalde uitnodigingen de door ons bevonden bijeenkomst verlaten, voorgevende dat zij geen leden waren.

Na voorlezing van dit proces verbaal heeft ons juffrouw Nieuwenhuizen verklaard "dit proces verbaal niet te willen tekenen, aangezien het zondag is, alhoewel de inhoud woordelijk waar was"....

De Commissarissen van politie

VAN RAVENSTEYN Jr. WALDECK

Ons treft in dit document in de eerste plaats de naam van mr. A.M.C, van Hall. Hij is een van de zeer weinige aanzienlijken geweest, die zich bij de afgescheidenen voegden, en het is gepast in dit verband de aandacht op hem te vestigen. Anne Maurits Cornelis van Hall werd 26 februari 1808 i|i Amsterdam geboren in een zeer voorname familie. Zijn vader, Maurits Cornelis van Hall (1768-1858), heer van Heien Boeicop zou het brengen tot president van de rechtbank te Amsterdam en lid der Eerste Kamer.

Zijn broer Floris Adriaan (1791-1866) is een van de meest bekende politici van de vorige eeuw geweest. Van 1842 tot 1861 is hij minister van justitie, drfêmaal minister van financiën en tweemaal minister van buitenlandse zaken geweest.

Een andere broer, Jacob (1799-1859) was eveneens rechtsgeleerde, hoogleraar in Utrecht, en nog een broer, Hermannus Christiaan (1801- 1874) was jarenlang hoogleraar in de plantkunde in Groningen.

Genoeg om een indruk van het deftige milieu, waarin Van Hall geboren was.

In 1824 gaat hij rechten studeren in Amsterdam. Hij leeft volledig in die wereld. In een liederenbundel van het Amsterdamse studentencorps is een liedje van hem opgenomen, gedicht in 1829, waaruit duidehjk blijkt, dat hij geheel opgaat in het studentenleven. Als hij in 1830 juist afgestudeerd is, geeft hij zich op als vrijwilliger voor de Belgische veldtocht, tegen de Belgen die immers in opstand waren gekomen.

Echt gevochten heeft hij niet. Enkele maanden is hij gelegerd in 's-Hertogenbosch. Omdat daar in de kerken de waarheid des zondags niet te beluisteren is, vinden enkele soldaten elkander om op de dag des Heeren samen preken te lezen, vooral van Krummacher. Daai'bij voegt zich ook Maurits van Hall, de wereldse student, de zoon van de deftige Amsterdamse rechter. Uitgerukt tegen de vijanden van het vaderland (zo zou hij zelf later getuigen), leert hij daar de vijandschap van zijn eigen hart kennen. En hij keert naar Amsterdam "in gans andere gevoelens van harten terug, dan die hem vroeger eigen geweest waren".

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een visser van mensen (lo)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's