Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer M. de K. te B.,

Zoals u me in uw vraag liet weten, hebt u verschillende mening aangehoord over Johannes de Doper, wat zijn bekering betre U vraagt mij daarom, wanneer Johannes de Doper het stuk d bekering heeft beleefd.

Verdere toelichting geeft u niet op uw vraag, maar ik neem aan dat men het in die verschillende opvattingen het er wel over eens geweest zal zijn, dat Johannes de Doper al een nieuwe geboorte deelachtig was vóór de natuurlijke geboorte. Hierover heb ik al meer geschreven. Ik houd me bij de uitspraak van ds. G.H. Kersten in zijn dogmatiek, als hij bij de behandeling van het leerstuk der wedergeboorte heeft geschreven: "God vermag in kinderkens te werken. Johannes de Doper sprong reeds op in zijns moeders lichaam, toen Maria, de moeder des Heeren, tot Elisabeth kwam. De Heilige Geest was met hem van zijns moeders lijf aan (Luc. 1:15). Ook Jeremia 1 : 5 wordt ten bewijze aangevoerd, dat God van de geboorte, ja vóór de geboorte de Zijnen wederbaren kan. God, Die krachtens Zijn rechtvaardigheid aan de ziel het beeld onttrekt, als Hii deze schept, vermag ook dit beeld te herstellen in de kleine kinderkens, ja zodra de ziel in het lichaam is ingebracht. Evenals het een verborgenheid blijft hoe deze, in de prilste jeugd stervende Uitverkorenen, het loflied zingen zullen: "Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed", zonder dat zij op aarde daarvan bewustheid droegen, evenzo is hun wederbaring een geheim, dat echter aan de zekerheid van het wonder niets afdoet".

Er was destijds een ouderling, die inmiddels bij ons weggegaan is, die het er niet mee eens was, als ik geschreven had dat een kind de wedergeboorte al kan bezitten vóór de natuurlijke geboorte. Hij ging van het standpunt uit, dat het woord wedergeboorte ons zegt dat er dan eerst een natuurlijke geboorte moet zijn geweest. Toen ik hem vroeg of hij de dogmatiek van ds. Kersten in huis had, opdat ik hem daaruit bovenstaande voor zou lezen, was die dogmatiek nogal ver weggeborgen en kwam die fonkelnieuw als ongebruikt voor de dag. Ik heb later ook wel begrepen, dat die ouderling zonder enige voorbereiding ging catechiseren. Trouwens dat heeft hij mij zelf wel gezegd. Nu, dan moet men wel niet van waanwijsheid ontbloot zijn. En wat ik hem uit de dogmatiek van ds. Kersten voorgelezen heb, sprak hij toen wel niet tegen, maar zal hij wel niet hebben overgenomen. Arme cathechisanten die zo'n catechiseermeester hebben.

Als ik u goed begrepen heb, zal het bij u de vraag zijn, hoe Johannes de Doper tot kennis van zonde en schuld zal zijn gekomen en ook van de verlossing door Christus. Uit die vraag blijkt voor mij, dat het voor u vaststaat dat Johannes de Doper de wedergeboorte in zijns moeders lichaam al deelachtig was. Johannes de Doper is immers uit het lichaam van zijn moeder voortgekomen en heeft ook hier op aarde geleefd. Hij is opgegroeid en op dertigjarige leeftijd in het openbaar onder Israël opgetreden. Van de wedergeboren kinderen die jong sterven, schrijft ds. Kersten wat ik hierboven neerschreef, namelijk dat zij in de hemel het loflied zullen zingen. In de hemel zijn ze het zich dus niet onbewust, hoe ze de zaligheid hebben verkregen. Dan zullen zij ook weten uit welk een grote nood en dood zij verlost geworden zijn. Maar Johannes is opgegroeid als andere kinderen. Zo ook in de tijd van het Oude- Testament Jeremia. Zijn deze mensen hu verder zo opgegroeid zonder bevindelijke kennis van ellende en verlossing? Zie, het zal de bedoeling van uw vraag zijn, dat ik daar iets over schrijf.

Laat ik dan nog weer even ds. Kersten aan het woord laten. Hij is mijn leermeester geweest. En daar schaam ik me niet voor. Integendeel, dat is mij een eer, ook al is het dat velen het niet zo hoog opnemen wat hij gesproken en geschreven heeft. Men heeft de door hem opgerichte politieke partij nog wel in stand gehouden, maar men moet toch wel de mensen laten weten dat de partij er na zijn dood wel heel wat op vooruitgegaan is, want doordat hij de leidinggevende figuur in de Gereformeerde Gemeenten was stonden velen in zijn tijd wat gereserveerd tegenover de S.G.P. Nu, dat is wel waar en dat is gebleken. Ik heb slechts nog één keer na zijn dood een partijdag meegemaakt en heb toen wel gezien dat degenen die in zijn leven voor zijn partij niet openlijk partij kozen, nu ineens heel goed staatkundig gereformeerd waren. Ze moesten nodig vooraan op het podium zitten, om van alle mensen gezien te worden. Nu was daar blijkbaar wat meer eer voor hen aan verbonden. Ze hadden zich er nooit voor over gehad om met ds. Kersten door het slijk gesleurd te worden. Nu, u mag het weten, dat ik toen gelijk genoeg van partijdagen had.

Maar ik heb het ook altijd zo gezien (en dat moet men nu maar eens even van het hart in deze verkiezingstijd), dat die het met de leer van ds. Kersten niet eens waren, ook nooit goed staatkundig gereformeerd konden zijn.

Dit nu echter er even tussendoor. Ik wil nog even laten volgen wat ds. Kersten n schrijft in verband met de wedergeboorte van Johannes de Doper . vóór zijn natuurlijke geboorte. Hij schrijft dan: "Doch deze r wondere werking Gods geeft geen recht te besluiten, dat alle uitverkorenen in de regel wedergeboren ter wereld komen. Uit het éne voorbeeld van Johannes de Doper trekt dr. A. Kuyper al te lichtvaardig de conclusie: "Dus in de regel wordt men op jeugdige leeftijd "in foedere" geboren".

Dr. Kuyper heeft dus zijn leer van de veronderstelde wedergeboorte gegrond op het voorbeeld van Johatmes de Doper. Maar uit uw vraag heb ik opgemaakt, dat u enerzijds gelooft dat Johannes de Doper al vóór de natuurlijke geboorte wedergeboren was, maar ook anderzijds dat u bang bent voor een opvatting van dat Johannes de Doper nu verder als een vrome jongeling opgegroeid is, zonder een gevoelige kennis van zijn ellende en van de verlossing door Christus te hebben verkregen. Op uw vraag moet ik natuurlijk antwoorden, dat we van wat Johannes de Doper inwendig heeft doorleefd, niets beschreven kunnen vinden. Maar er zijn toch wel dingen die ons wat te denken geven. Zo wil ik u wijzen op wat we kunnen lezen in Mattheüs 11. Daar lezen we, dat hij in de gevangenis gehoord hebbende van de werken van Christus, twee van zijn discipelen

tot Hem zond, met de vraag: "Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een ander? "

Hier zijn ook weer verschillende gedachten over. Er zijn er die denken dat Johannes zijn discipelen dat voor zichzelf heeft doen vragen, omdat zij erover in twijfel verkeerden of Jezus wel de ware Messias was. Anderen denken echter, dat Johannes zelf in twijfel erover verkeerde of Jezus de Messias was. En dit laatste is wel het aannemelijkste, daar we lezen, dat Jezus tot die discipelen heeft gezegd: "Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet". Het kan ons wel wat ongeloofwaardig voorkomen, dat Johannes die Hem met de vinger aangewezen had, zeggende: "Zie, het Lam Gods", nu aan Hem moest laten vragen, of Hij dal Lam Gods wel was. Johannes heeft toch gezegd dat hij zelf de Christus niet was, maar dat Hij midden onder hen stond, die zij niet kenden. Die met de Heilige Geest en met vuur zou dopen ? Ja, dat heeft Johannes inderdaad gezegd, maar de duisternis die daarop over zijn ziel zou komen, behoeft voor ons niet zo ongeloofwaardig te zijn. Johannes heeft ook gezegd: "Hij moet wassen, maar ik minder worden". Dat heeft Johannes oprecht gemeend. Hij heeft dat in het licht gezegd. Maar we kunnen in het licht en genot heel wat zeggen, zonder de diepte van de inhoud van onze eigen woorden te peilen. Johannes heeft het moeten weten wat het inhield, dat Christus moest wassen en hij minder worden. Och ge zult wel aanvoelen, dat er over die diepten der bestrijding en die duisternissen die er na al wat men inwendig genoten heeft, over de ziel komen, nog wel heel wat te zeggen is. Maar ik wil dit nu maar even in verband brengen met uw vraag. Uit dit voorbeeld blijkt, dat Johannes toch ook beleven moest wat hij anderen predikte. En zo is het ongetwijfeld met hem gegaan wat de kennis van de gehele weg der zaligheid betreft. Men kan van jongsaf door de Heere geleid zijn, maar laat u maar nooit wijsmaken, dat men dan alleen maar van stille wateren weet. Over die stille wateren uit Psalm 23 spreekt men toch zo graag. Maar zo Schriftuurlijk als men wil zijn, schijnt men er geen erg in te hebben, dat men een verkeerde toepassing op zichzelf maakt met Psalm 23. Die Psalm is een Psalm van David. En we weten van David wel, dat zijn zielsgesteldheid altijd niet zo is geweest als die we vinden in Psalm 23. Hij wist ook van het roepen van de afgrond tot de afgrond. Wat we in Psalm 23 lezen, is voor die ogenblikken dat hij die Psalm heeft gemaakt, de gesteldheid van zijn ziel geweest. We kunnen dus niet uit die Psalm besluiten, dat er zulke evangelische leidingen zijn waarmee men niets weet van wettische beroeringen. Zonder kennis der wet, wordt het evangelie nooit recht evangelie voor ons.

Geloof het maar gerust, dat al waren Jeremia en Johannes de Doper van moeders lijf aan geheiligd, dat ze wel geweten hebben dat ze zondige mensen waren en ook zelfs in zonde ontvangen en geboren. Men komt ook niet met kennis der ellende tot de wedergeboorte, maar de kennis der ellende is vrucht van de wedergeboorte. Dus zo kan ik met het voorbeeld van Johannes de Doper er u nu gelijk op wijzen, dat er geen levendmaking aan de wedergeboorte voorafgaat. Een stelling van dat men een vrucht kan zijn en nog geen kind, is een stelling die onder ons niet geduld kan worden. Men is een kind of men is het niet. Dat is de leer altijd van onze Gereformeerde Gemeenten geweest. En die leer wensen we niet in te ruilen voor een soort^ewichtigdoenerij, waarbij men juist grenzeloos oppervlakkig wordt. Johannes was een wedergeborene toen hij ter wereld kwam, maar als een Adamskind was hij een gevallen mens, die graag goede vrucht uit zichzelf kon voortbrengen. En dat heeft hij ongetwijfeld goed geweten. Als hij heeft gezegd, dat hij de Christus niet was, dan heeft de rechte zielzaligende kennis van die Persoon hem ook wel zo doen spreken. Hij is reeds opgesprongen in de buik van zijn moeder, als Elisabeth de groetenis Maria hoorde. Dat geschiedde door een verborgen werking van Gods Geest. Maar de werking van Gods Geest blijft geen verborgen werking. Die zalig worden, zullen allen weten hoe zij zalig worden. Johannes heeft dat ook geweten. Hij heeft de heerschappijvoerende-, zowel als de verdoemende kracht van de zonde wel leren kennen. Zo heeft hij ook wel kennis met zijn inklevende vijandschap gemaakt. Hij heeft van zichzelf kunnen spreken als de vriend des Bruidegoms, maar dat gold zijn ambtelijke bediening. Hoewel een vriend des Bruidegoms zijnde, heeft hij geweten dat hij van zichzelf een vijand was van de Bruidegom. Daarom heeft hij ook zo'n scherpe ontdekkende prediking kunnen brengen. Hij sprak de farizeeën en sadduceën als adderengebroedsels aan. Hij heeft ze gezegd, dat ze vruchten moesten voortbrengen der bekering waardig. Neen, hij was de veronderstelling niet toegedaan, dat men die vruchten uit zichzelf wel kon voortbrengen. En laat ik u ten slotte nog op één ding mogen wijzen. Als Jezus tot hem kwam, om van hem gedoopt te worden, dan weigerde hij Hem zeer, zeggende: "Mij is nodig van U gedoopt te worden". Hij wist dus wel, dat hij zelf door die Persoon zalig moest worden. Maar hij scheen nog niet goed te weten hoe. Hij weigerde Hem zeer. Ö, dat zalig. worden door een dienende Jezus! Maar Jezus liet hem weten, dat Hij aldus alle gerechtigheid moest vervullen. "Laat nu af', zo heeft Jezus tot hem gezegd. Daar kwam het voor hem net ter zahgheid op aan, om af te laten. En zeer opmerkelijk lezen we dan ook: "Toen het hij van Hem af'. Hij heeft geleerd dat zonder zulk een aflaten de mens nooit zalig wordt. Dus geachte heer de K., u ziet wel, hoe we zonder inlegkunde, uit wat ons van Johannes medegedeeld wordt, kunnen weten dat Johannes bevindelijk heeft moeten leren hoe hij door Jezus zalig werd. En het is ook wat voor Johannes geweest, ' als bij de doop van Jezus de hemel is geopend en de stem des Vaders uit de hemel werd gehoord en hij de Geest Gods op Hem heeft zien nederdalen. En dit was hem tevoren gezegd. En dan nog iets en dan houd ik op. We lezen in Joh. 1, dat hij gezegd heeft: "Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die vóór mij geworden is, want hij was eer dan ik. En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen dopende met het water. En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel gelijk een duif, en Hij bleef op Hem".

En dan zegt hij nogmaals: "En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft om te dopen met water. Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven. Deze is het. Die met den Heiligen Geest doopt". En dan besluit hij met te zeggen: "En ik heb gezien en heb getuigd, dat Deze de Zone Gods is".

Ik meen dat het nu wel duidelijk moet zijn geworden, dat een kind als Johannes, in moeders buik wedergeboren, toch nog bevindelijke kennis van de weg der zaligheid moest verkrijgen. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's