Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III. Jona

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III. Jona

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

En hij zeide: k riep uit mijn benauwdheid tot den Heere en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik en Gij hoordet mijne stem. Jona 2:2.

Jona werd uit zijn slaap opgewekt en ter verantwoording geroepen. Daar stond hij nu. O, wat is toch Gods volk in zulk een weg; waar is de tedere Godsvreze. Die is ook bij Jona niet te vinden. In plaats daarvan is hij koud, onverschillig. En hij moest erkennen dat hij een knecht deS Heeren was, een Hebreeër en vluchtende.

Nu dat wisten ze, dat had hij te kennen gegeven. Toen dachten ze er niet veel van. Maar nu, nu waren ze allen in doodsgevaar en ze zeiden tot Jona: id toch tot die God, waarvoor je vlucht. Maar hij deed het niet. Waarom niet? Een man met zoveel genade en dan niet te kunnen bidden ? Geliefden, in onze tijd kan men met genade net zo hard werken, als men maar wil, ook met de belofte, maar Gods volk kan daar nu net niets mee beginnen. Want èn de belofte, én de genade, zijn eenzijdige Godsdaden en alleen door de bediening van Gods Geest worden die weldaden in en aan ons uitgewerkt. Als we totaal uitgewerkt zijn, dus de kerk krijgt te doen met een dienend God uit het heiligdom, ja, dan roepen ze wel eens uit: oe kom ik ooit tot God bekeerd. En dat is nu alleen door God tot God. Dat zal men moeten leren. Maar Jona kon niet bidden en deed het ook niet. Hij kon zijn hart niet meekrijgen. Waarom niet? Wel, hij was de oorzaak en de schuld en God verborg Zich voor hem. De opvarenden hadden het benauwd en de dood, omringde hen en daar stond Jona nu, de geroepene, zonder gebed, zonder invloeiingen van Gods Geest. Hij had geen doorgang, geen overname. Er moest een einde komen aan de eigen wegen. Dat zijn benauwde tijden in het leven van Gods kinderen, ook voor Jona. Hij stond daar verstomd. Maar de storm werd heviger, de ondergang was niet meer te ontvluchten. Jona ging door, maar God ging ook door. Het lot werd geworpen en God legde de vinger op Jona. Hij was de schuldige. En nu de volle bekentenis, hij diende een God, Die hemel en aarde gemaakt had, ook de zee. Zo, daar waren ze nu. Eerst had hij hun te kennen gegeven wie en wat hij was, vluchtende. Maar nu hadden ze het ervaren, dat de verbolgenheid Gods hem achtervolgde. Jona 1:10 zegt het zo duidelijk. Maar wat geeft nu de wereld en de godsdienst om zulk een weglopen? Niets, het lag immers aan Jona. En toch zal alles moeten medewerken, als God Zijn volk op Zijn plaats gaat brengen. En dan in wegen, die zo diep, zo onbegaanbaar zijn, waarin alles er uit en alles er aan moet. Zo ook hier met Jona.

God ging door en Jona kon niet verder. O, daar staat nu een kind van God, alles verzondigd, nergens aanspraak meer op. Zo stond éénmaal een David bij Ziklag, alles tegen, als een eerrover Gods, verzaker van God. Ach, waar zou de kerk toch moeten blijven, als ze voor zichzelf zou moeten pleiten. O, dan is het voor eeuwig kwijt. Rovers van Gods eer. Maar gelukkig kwam die dierbare Borg in Ps. 69 ook in grondeloze modder, zonk er in weg en horen we Hem roepen: Wat Ik niet geroofd heb, moet Ik wedergeven. En Hij heeft het gedaan voor Zijn volk, dat Hij van eeuwigheid uit de hand des Vaders ontvangen had. Als de kerk dat weer eens mag zien en ervaren, die diepe verwondering en aanbidding der ziel voor zulk een Verlosser. Anders was het zeker voor eeuwig kwijt. Het zijn niet de slechtste tijden.in ons leven, als we daar weer eens mogen komen. Psalm 103 spreekt daar ook zo kostehjk over. Ja, dat was geen hoofdkennis, maar hartekennis en hartewerk.

Daar stond nu Jona. Hoe het verder moest wist hij ook niet. Er was geen uitkomst. Wel belijden dat het zijn schuld was, maar nog geen gebed. Er wordt wel eens gezegd, dan moet je in de schuld komen, alsof dat aan de mens ligt. Neen, het is een eenzijdig Godswerk, dat komt nooit van de zijde van de mens. David had dat anders geleerd, er moest heel wat gebeuren eer hij daar kwam. Maar toen Nathan kwam viel David' onvoorwaardelijk aan Gods zijde, in het stof. Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw heilige ogen. En er was ook het mijnen van de schuld: Ik ben, O Heere, Uw gramschap dubbel waardig. Als we daar mogen komen, dan kan de Heere geen kwaad meer doen en wij geen goed. Dat zij dan weer in een verzoende betrekking mogen leven met hun God. Dat rust nu alleen op Hem, Die voor Zijn volk de schuldovernemende Borg is geworden.

Vervolg op bladz. 355

De in doodsnood verkerende zeelieden wisten het nu helemaal niet meer en de afgrond riep tot de afgrond. Maar de Heere ging door. Jona moest overboord. Eerst had Jona die mensen en het schip er aan gewaagd, maar nu ging Jona zelf de dood in, om hun het leven te sparen, want hij zag dat de Heere sterker was dan hij. O, wat kan Gods kind toch vechten tegen de wegen des Heeren, vechten tegen God. Maar hij moest overboord en na veel roeien en schreeuwen, werd Jona overboord geworpen. De zeelieden waren nog ziende blind, want ze vroegen aan de Heere hun het onschuldig bloed niet toe te rekenen. Maar er was voor Jona geen andere weg dan overboord, zo lopen bij Gods volk alle wegen vast. God sloot af en sloot toe, niets helpt dan meer. Ach, geliefden, daar ging Jona met zijn bekering, roeping, arbeid en zalving, wat kon hij nu daarmede doen? Totaal niets. Zo leert nu dat volk, dat met alles wat ze ervaren hebben, ze niets kan beginnen. Niet de bevinding zal onze ziel redden, alleen de gerechtigheid redt van de dood. Maar, roept de vrome mens, is dan God niet barmhartig? Ja, zegt de onderwijzer, maar ook rechtvaardig. Dit valt altijd niet mee voor die liefdepredikers, want, zeggen ze, op Golgotha zong het van de liefde des Vaders. Alzo lief heeft God de wereld gehad, enz. De kerk leert van heilig recht en strenge rechtsgedingen. Sion wordt door recht verlost en de wederkerenden door gerechtigheid. En om dat recht aan te brengen en te verwerven moest nu des Vaders Lieveling zulk een schandelijke, smadelijke dood sterven en als de ziel daar iets van mag ervaren, dan buigt zij eerbiedig het hoofd en buigt ze de knieën in

Meditatie (vervolg)

het stof. O God en dat voor mij. Zalige ogenblikken. Maar geliefden, daar is al heel wat aan voorafgegaan. O, dat geheim voor de kerk, dat in de dood van Christus nu het leven voor de kerk ligt. Dat zien we ook zo in het leven van Jona. Immers Jona was door genade her met God eens geworden en mocht zich onvoorwaardeUjk aan de Heere overgeven, in leven en in sterven. Hij moest uitroepen: Ik ben, O' Heere, Uw gramschap dubbel waardig. Ontzaggelijk ogenblik. In zulke kokende golven kan niemand leven, ze zouden hem gewoon verbrijzelen. Hij wist wel dat het ongenoegen Gods op hem rustte.

Verwachtte ook niets anders dan de zekere ondergang. Maar het werd nog veel zwaarder. Hij zag een verschrikkelijk monster op hem afkomen, dat als het ware op hem lag te wachten. Daar leert de kerk ook wat van, Ps. 142. Geen hulp, geen uitkomst, zijn geest zou bezwijken. Maar daar was niet eens tijd meer voor, want één hap en Jona was weg. Jona had getracht zich in de wereld te begraven en God begroef hem in de buik der hel (Eng. Vert.). Voor het verstand is het onbegrijpelijk, de wereld spot er mede en voor Gods kind zijn alle wegen onbegrijpelijk, maar door het ware geloof zijn ze aanbiddelijk. Jona was uit het gezicht der mensen en de zeelieden uit het gezicht van Jona. Het is zoals bij Noach, toen God hem in de ark leidde. Wat heeft God toch een nauw oog op Zijn volk, want Hij had die vis besteld en hij was er en de zee stond stil. De zeelieden hebben niet naar hem gezocht, nee, Jona was weg en zij voeren verder. Kohlbrugge zei daarvan: Jona overboord en zelf op een spiegelgladde zee verder. En het is waar. Is dat niet de ervaring van al Gods volk?

Wel is het treffend: de reiszak, staf en geld, dat hielden de zeelui aan boord. Och, dat had Jona toch niet meer nodig en dat was waar ook. Hij lag nu voor rekening van de God van hemel en aarde als in de hel. O, daar was het benauwd en donker en hoe lang? Ja, dat wist hij ook niet. Jona zag geen lichtpuntje meer. Kon het ook met zijn bevinding niet meer doen, zoals in onze tijd. De dood kon elk ogenblik intreden.

Dat is wat geweest. Hij had ook geen kunstlicht bij zich. Daar lag hij uitgewerkt en doodgewerkt en als de Heere er niet aan te pas kwam, was het nog voor eeuwig kwijt.

Wordt vervolgd. A.v.S.-P. (V.S.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's

III. Jona

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's