Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Advent en Kerst. II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Advent en Kerst. II.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Ik, de Heer e, heb U geroepen in gerechtigheid, en Ik zal U bij Uw hand grijpen; en Ik zal U behoeden, en Ik zal U geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen".

Jesaja 42 : 6.

Geliefden. In dit 42e hoofdstuk wordt gesproken van de Knecht des Vaders, Die gezonden zou worden om het werk des Vaders te doen op aarde. In het eerste vers wordt de eerste Persoon in het aanbiddelijke Goddelijke Wezen, sprekende ingevoerd, als de tweede Persoon voorstellende, in Zijn dienstknechtelijke gestalte. Deze grote Knecht des Vaders, is van eeuwigheid uitverkoren, om Middelaar te zijn, in dat Middelaarswerk zou Hij niet alleen ondersteund worden, maar de Vader vindt van eeuwigheid tot eeuwigheid een welbehagen in Hem. Dit heeft Hij zelf getuigd in Mattheus 3:17: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelken Ik Mijn welbehagen heb". Als ook in Matth. 12 : 18 en in Markus 1 : 11 en Lukas 3 : 22 en Lukas 9:35. Ja onder de diepste verlating aan het kruis, bleef Hij de enig geliefde Zoon, door Wie het welbehagen des Heeren gelukkiglijk zal voortgaan. Hij is gezalfd met de Heiligen Geest zonder mate, en Hij zal recht en gerechtigheid doen onder de heidenen. Ja Hij zal het recht de heidenen voortbrengen, opdat heidenen uit alle landen, voortgebracht door de genadige werking des Heiligen Geestes, zullen komen en aanbidden op den heilige berg te Jeruzalem. Door Zijn hand zal Hij Zijn volk onderhouden, zodat het gekrookte riet niet zal verbroken worden en de rokende vlaswiek niet zal worden uitgeblust. En dan lezen wij als het ware een Goddelijke eedzwering in het vijfde vers: Alzo zegt God de Heere, Die de hemelen geschapen en dezelve uitgebreid heeft. Die de aarde uitgespannen heeft en wat daaruit voortkomt; Die de volke, dat daarop is, den adem geeft, en den geest dengenen, die daarop wandelen". Die God dus, Die alle deze dingen gedaan heeft, Die betuigt nu en zegt: Ik, de Heere". Hier spreekt God de Almachtige, door Wiens hand alles is voortgebracht. Die van eeuwigheid tot eeuwigheid is van Zichzelf en door Zichzelf en Zich op het luisterrijkst verheerlijkt in Zichzelven, en Die niet nodig heeft om van enig mens gediend te worden als iets behoevende. Die nochtans Zichzelf in Zijn heerlijkheid naar buiten geopenbaard heeft in het scheppen en onderhouden van hemel en aarde, engelen en mensen. Daardoor uitvoerende Zijn eeuwig besluit in de tijd. Gods besluiten Zijn God zelf, zij zijn vrij, souverein, eeuwig, onveranderlijk, onafhankelijk en eenvoudig, onvoorwaardelijk en wijs. Rom. 11:36. Want uit Hem en door Hem en tot Hem, zijn alle dingen, Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Nu is de Praedestinatie het besluit Gods, aangaande de eeuwige staat van redelijke schepselen, engelen en mensen. Van eeuwigheid heeft de Heere besloten. Zich vrij en souverein te verheerlijken in verkiezing en verwerping. En om nu tot verhoging Zijner eeuwige deugden Zich te verheerlijken, zijn schepping en val, in Zijn besluit opgenomen, dienstbaar aan de volvoering Zijner eeuwige praedestinatie of voorverordinering. Zo heeft het Hem behaagd door de diepte van de val heen Zich te verheerhjken. „O, diepten des rijkdoms, beiden der wijsheid en der kennisse Gods; hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordelen, en onnaspeurlijk zijn Zijne wegen".

Dus ook de verkorenen tot de eeuwige zahgheid, komen onder vloek en toorn op de wereld. Door erf-en dadelijke schuld onder het rechtvaardig vonnis des doods. Doch uitverkoren van voor de grondlegging der wereld in Christus, zullen zij in de tijd van het Goddehjk welbehagen, worden toegebracht. En zal het in de tijd openbaar komen wat de Heere gesproken heeft in Joh. 13 : 18: Ik weet, welke Ik uitverkoren heb". En opdat nu de Goedertierenheid en de Waarheid elkander zullen ontmoeten, en de Gerechtigheid en Vrede elkander zullen ki'ssen, ja opdat die heerhjke Goddelijke Deugden allerdierbaarst zullen overeenstemmen en verhoogd worden, heeft Christus, als de verkoren Knecht des Vaders Zich Borg gesteld om aan de gestelde eisen tot verlossing der uitverkorenen te voldoen. Zo vindt Zijn Knechtsgestalte zijn oorzaak in het Verbond der Genade, waarin Hij optreedt om de wil Zijns Vaders te volbrengen en zo verbond de Middelaar Zich om aan al de eisen te voldoen. En kon Hij zeggen: Dit gebod heb Ik van Mijnen Vader ontvangen". - Het was Zijn lust om het welbehagen Zijns Vaders te doen. En zo zal nu het welbehagen des Heeren tot zaligheid Zijner uitverkorenen gelukkiglijk voortgaan. Ziet geliefden, zo wordt de kerk in een Godever heerlij kende, en eerlijke weg tot de zaligheid gebracht. Hier klopt het hart van de kerk, hier ontsluit zich een eeuwige ruimte voor de ziel, in dat eenzijdige Gods werk. En zo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods. En mag de ziel wel eens uitroepen met de Apostel, „Evenwel het vaste fondament Gods staat hebbende dezen zegel, de Heere kent degenen die de Zijnen zijn”.

Maar kom, opdat nu de verkorenen zouden verlost worden uit de staat der ellende waarin zij krachtens hun diepe val zijn terecht gekomen, moest aan het Goddelijke recht worden voldaan. En nu lezen wij in Jer. 3:19; „Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirschare der heidenen? " Daar horen wij als het ware de Heere zeggen: Hoe kan Ik nu met het behoud Mijner heilige deugden Mijn uitverkoren, doch verloren liggende volk, in Mijn gemeenschap terug brengen? " Hoe kan eeuwige liefde zich uitlaten in overeenstemming met Mijn Goddehjk recht? ”

„Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hun zou vragen en zij Mij antwoord geven zouden”.

O Gel., hier zag de Heere naar engelen en mensen, maar er was niemand. Engelen, hoewel heilige troongeesten, moesten hun aangezicht bedekken, en uitroepen „Heihg, Heilig, Heilig is de Heere der Heirscharen, de ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vervuld". Zij zelfs, zouden door de Goddelijke gerechtigheid, en vreselijke toorn over de zonden verteerd worden en in eeuwigheid het rantsoen niet kunnen opbrengen, want zij zijn noch God noch mens.

En onder de mensen was er niet één te vinden die de last van die eeuwige toorn Gods tegen de zonden van het ganse menselijke geslacht zou kunnen dragen en anderen daarvan verlossen. En de mens zelf een eindig schepsel zijnde, zal nooit een oneindige straf kunnen wegdragen, en alle gerechtigheid vervullen. Daarom staat er: „Ik zag uit ter rechter en ter linkerhand en daar was niemand". En o Gel, nu hebben wij onlangs in verband met deze tekst een stukje gelezen bij MacCheyne. Dit willen wij hier

Vervolg op bladz. 107

even voor u neerschrijven. „Hij zag in Zijn Eigen schoot neder. Daar was Zijn eeuwige Zoon, Zijn lieve Zoon, Zijn veelbeminde Zoon.

O, deze zal daartoe in staat zijn. Ik heb een rantsoen gevonden. Ik heb hulp gevonden in Een die machtig is. Mijn Zoon Ik heb U in gerechtigheid geroepen”.

Wat willen wij nu hiermede zeggen ? Wel heel eenvoudig, dat het werk der zaligheid zo geheel en alleen van God uitgaat. Niets maar dan ook niets komt er van de mens in aanmerking. De Heere zegt: „Ik heb hulpe besteld bij een Held, Die machtig is om te verlossen". „Ik de Heere heb U geroepen in gerechtigheid". Dus de Vader heeft de Zoon geroepen, dat is, verordineerd om Borg te zijn. „Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd". In de stilte der nooit begonnen eeuwigheid heeft de Heere Zichzelf een Lam ten brandoffer voorzien. God zal Zichzelf met Zichzelf verzoenen. De Middelaar geroepen in gerechtigheid. In Hem zullen alle deugden Gods opgeluisterd worden en een verloren zondaar met God verzoend worden. De gerechtigheid Gods zal verheerlijkt worden door die Heerlijke Die na een diepe weg van lijden, zal verhoogd worden. O, het wil toch wat zeggen: „Ik de Heere, heb U geroepen in gerechtigheid". En dat de Middelaar van eeuwigheid is geroepen, zal nu in de tijd geopenbaard worden. In de volheid des tijds zal deze Middelaar komen, geworden uit een vrouw geworden onder de wet, om degenen die onder de wet zijn te verlossen. De Heihge Geest zal Hem het lichaam toebereiden in de maagd Maria. Ook de Heilige Geest was bij de verbondssluiting van eeuwigheid. Er was een zoete harmonie tussen de drie Goddelijke Personen, in het uitdenken van de weg der zaligheid.

Daarom sprak de engel tot Maria: „De Heilige Geest zal over u komen en de Kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, daarom ook dat heilige dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden".

En de Zoon Heeft Zich vrijwillig Borg gesteld. Zijn lust was het om de wil Zijns Vaders te doen. „Zie Ik kom, o, Mijn God; Ik heb lust om Uw welbehagen te doen. Uw wet js in het midden Mijns ingewands". Hier zegt die lieve Borg: Mijn Vader, zie hier ben Ik, Ik zal vlees en bloed aannemen, in alles dat volk gelijk worden, uitgenomen de zonden, en wat nu Uw uitverkoren kerk schuldig is, zal Ik betalen. Reken dat Mij maar toe. Ik zal naar die door de zonde vervloekte aarde gaan en daar zal Ik U verheerlijken". O, gel. toen heeft de Vader ook wat gedaan. Toen heeft Hij zijn Kerk genomen en in de hand des Middelaars gelegd en toen heeft Hij gezegd: Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einde der aarde tot Uwe bezitting". En de Middelaar heeft Zijn volk aanvaard als een in zichzelf zwarte en walgelijke bruid, welke vertreden lag in de walgelijkheid van haar bloed op de vlakte des velds, buiten God en buiten Zijn gemeenschap. En nu zegt Rutherford zo kostelijk: De vader zeide tot de Zoon: Daar liggen Uw juwelen in het slijk der zonden, ga naar beneden en raap ze op". Welk een diepe inhoud heeft toch ons tekstwoord. „Ik, de Heere heb U geroepen in gerechtigheid. Hier van zullen de engelen zingen in Efrata's velden: Ere zij God in de hoogste hemelen en Vrede op aarde in mensen een welbehagen". Toen hun het geheim der zaligheid ontdekt werd, gingen zij God verheerlijken op aarde. Nu is Christus niet alleen geroepen, verordineerd, maar ook gezonden. In Hem zou de Profetie van Jesaja vervuld worden: Ziet een maagd zal zwanger worden en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam Immanuel heten". Van Hem zal ten volle gelden, Psalm 139 : 14: Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uwe werken, ook weet het mijn ziel zeer wel”.

Wordt vervolgd,

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Advent en Kerst. II.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's