Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LIJDENSMEDITATIE V.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LIJDENSMEDITATIE V.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende, en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt". Mattheüs 26:39.

O, wat gaan wij toch meest indrukkeloos over de aarde. Als er toch eens meer indruk was wie we toch geworden zijn, maar ook na alle weldaden welke de Heere ons mocht geschonken hebben, blijven in en uit onszelf, dan zouden wij ook meer in het stof liggen en dat in verwondering dat God ons nog niet zat gewordeji is. En zien wij nu op de aanspraak van het gebed, dan roept de Heere Jezus tot Zijn Vader: „Mijn Vader". Hiermede te kennen gevende, dat God Zijn eigen Vader is. Hij is de ware Zone Gods eenswezens met de Vader en de Heilige Geest. Van eeuwigheid tot eeuwigheid God boven al te prijzen in der eeuwigheid. Hij is de eniggeboren Zoon die in de schoot des Vaders is. Van Hem heeft de Vader Zelf getuigd: „Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd". En ook heeft de Vader gesproken: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb". Hij is geboren als de afgronden er nog niet waren en toen er nog geen fonteinen gevonden werden zwaar van water. Nu, deze ware Zone Gods, roept hier tot Zijn eigen Vader uit de allerdiepste benauwdheid des harten als zeggende: O, Mijn Vader tot wien zal ik toch henen gaan dan alleen tot U? Gij weet o God hoever Ik strafbaar ben. U alleen kent Mijn benauwdheid, angst en smarte. Ik heb buiten U daar Ik zo bitter lijden moet geen hulp te verwachten. Onze vaders hebben op U vertrouwd en zij zijn niet beschaamd geworden maar Gij hebt hen uitgeholpen. O, hoe zwaar en hoe smartelijk valt dit lijden toch voor Mijn gemoed. In Lukas lezen wij: „En in zware strijd zijnde, bad Hij te ernstiger en Zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloeds die op de aarde afliepen".

O, hier ligt nu die Held der hulpe krachteloos ter neder. Zijn schoonheid is vergaan, Zijn troon ligt neergestort en de dagen Zijner jeugd zijn door Uw hand verkort en met schaamte is Hij bedekt. Boven mate zwaar was Zijn lijden, ja een allergrootste benauwdheid welke op aarde nooit is gekend geweest, is over Hem gekomen en heeft Hij moeten uitstaan. O, het zal toch wat zijn voor eeuwig verloren te moeten gaan en tot eeuwigheid de toorn Gods te moeten dragen zonder einde en .zonder enige verlichting. Maar o volk des Heeren, wat moesten de zonden ons toch bitter zijn en een diepe droefheid baren, ziende wat het de Heere gekost heeft om ons te verlossen van de zonden en haar verdoemende kracht. Op de Middelaar is niet alleen het recht Gods aangekomen, maar ook de ganse hellemacht met al het hels geweld viel op Hem aan. Vreselijke verzoekingen, aanvechtingen en verschrikkingen des duivels zijn op Hem aangekomen. De vorst der duisternis viel aan op de Vorst des levens om Zijn reine en blanke Ziel te benauwen. Ja om te trachten met al zijn hels vermogen de Heere Jezus als de tweede Adam van Zijn Vader te doen afvallen door ongeduld of enige zonde van onverenigheid of murmurering. O, welk een Goddeloze lastering zullen Zijn reine ziel doorsneden hebben. O, die vuile en vurige pijlen welke op Hem zijn afgeschoten, (hoewel zij op Hem niet konden vermogen om Hem tot zonde te brengen) zullen ongetwijfeld zijn benauwdheid verzwaard hebben. En de vreze waarvan de apostel spreekt in Hebr. 5, waarin de Middelaar geweest is, is ook geweest het zuivere kennen van de Godonterendheid der zonde en de rechtvaardige vloek en straf der zonden. En beladen met de vloek, heeft de Middelaar gevoeld de prikkel des doods nl. de zonde en de kracht der zonde en dat is de wet. Dus ook de wet kwam tot Hem met haar rechtvaardige eis. De wet moest voldaan worden, anders kon het eeuwige leven niet aangebracht noch geschonken worden. Maar de Heere Jezus zal de wet voldoen in haar rechtvaardige eis en door lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid de gerechtigheid aanbrengen en als een schuldige aan Gods recht zal Hij betalen en voldoen en dat zo volkomen, dat voor de ganse kerk zal gelden, wat de apostel uitroepen deed: „Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt wie is het die verdoemt? En dat nu alles enkel en alléén op grond vain de genoegdoening van Christus. Maar o volk, merk toch op, wat het de Heere gekost heeft. Zijn zweet werd gelijk grote druppelen bloeds die op de aarde afliepen. En als er staat gelijk, dan wil dat niet zeggen dat deze zweetdruppels op bloed geleken, dus dat in werkelijkheid niet waren, neen, en nog eens neen! Het was werkelijk bloed wat de Heere Jezus zweette. O, wie is in staat de uiterste benauwdheid van deze Man der smarte te beschrijven. O, dat we toch eens meer met diepe smart over de zonden mochten zijn aangedaan. De apostel Petrus zegt het zo met ernst tot de gelovigen uit de heidenen: „Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ij delen wandel, die u van de vaderen is overgeleverd, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam". De Leeuw uit de stam van Juda heeft in Gethsémané gebruld bij het gedruis van al Gods watergoten. Hij kon met recht uitroepen: „Al Uw golven en al Uw baren zijn over Mij" heen gegaan".

Welk een bittere kelk moet Hij hier gaan ledigen welke de Vader Hem op de hand gezet heeft. Mijn Vader indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan. „Mijn Vader". Welk een innige aanspraak toch! Dat lezen wij ook van Izak: „Mijn Vader". Izak kreeg gehoor bij Abraham, maar de Heere Jezus kreeg geen gehoor meer, voor Hem bleef nu de hemel gesloten, omdat wij de hemel toegesloten hebben door onze zonden. Izak vraagt waar het lam ten brandoffer is. Abram antwoordde, dat de Heere Zichzelf een lam ten brandoffer zal voorzien. Maar deze meerdere Izak, wist dat Hij Zelf dat Brandoffer was, door de Vader van eeuwigheid voorzien. En dat nu de ure gekomen was om geofferd te worden in de plaats van de uitverkorenen Izaks. , , Mijn Vader". Hier spreekt de arme smekingen. Straks zal het worden: „Mijn God, Mijn God". Hier is het nog: Mijn Vader. Indien het mogelijk is. Zo het nu met Uw Goddelijke raad overeen kan komen. Wist Christus dan niet dat het juist de Goddelijke raad was dat Hij door dit vreselijke lijden zou geheiligd worden en Zijn volk een oorzaak der eeuwige zaligheid? Als de waarachtige God wist Hij al het lijden dat over Hem komen zoude.

Vervolg op bladz. 219

meditatie (vervolg).

maar hier spreekt Hij als Borg en de Knecht des Vaders. En geldt het voor Hem: O, God hoe zwaar en smartelijk valt dit lijden voor Mijn gemoed. Laat deze drinkbeker van Mij voorbij gaan. Het was een drinkbeker der Goddelijke toom en: „Wie kent de sterkte Uws toorns en Uwe verbolgenheid; naardat Gij te vrezen zijt? " Een ongemengde beker, welke tot het laatste droppel moest geledigd worden. De overtuigde zondaar krijgt met de toorn Gods over de zonde te doen maar dat is altijd gemengd met liefde al weet de ziel dat niet. Neen, dan ziet zij alleen een heilig, rechtvaardig en vertoornd God tegenover zich. En die afdrukken van de Goddelijke toorn over de zonde, drukt de zondaar in het stof, brengt hem in vele benauwdheden, doet hem ook eniger mate kennen wat bet in de hel zal zijn om eeuwig buiten God onder de rechtvaardige toorn te verkeren. Maar de Borg heeft het in alle zwaarte moeten ondergaan. Hij werd geheel verbrijzeld als dat gezegende Broodkoren tussen de „molenstenen" van Gods heilig recht om voor een verbrijzelde en verslagen zondaar het ware Brood des levens te kunnen zijn. „Laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan". Neen, geen onwilligheid deed de Borg deze verzuchting slaken. Hij is niet achterwaarts gekeerd. Hij is de gewillige Knecht; Die al Gods welbehagen zal doen. Maar Hij had een ware menselijke natuur. En die ware menselijke natuur, juist ook omdat zij zelf zonder zonde was, schrok met eerbied gesproken terug van het ontzaglijke lijden en de vreselijke verzoekingen en lasteringen des duivels. Neen! het was niet, zo er vroeger een leraar v^^as die leerde, dat het lijden voor Jezus maar een peulenschilletje was. Ik ben bang dat die man zelf nooit kennis gemaakt heeft met de vres^lijkheid der zonden en de verzoekingen van satan dan zal hij dat nooit gezegd hebben. Neen, dan durf ik het wel te zeggen dat zulk een taal verraadt, dat men nooit kennis gemaakt heeft met de vreselijke angst en benauwdheid welke in, de ziel oprijzen als een heilig Rechter over de zonde Zich gaat openbaren. En de ziel leert overnemen de hel en het eeuwige oordeel waardig te zijn. Maar ook nooit •. leren kennen de eeuwige liefde van de Middelaar, in Zijn plaats bekledend werk voor de Zijnen. Hoe hoog men er van roemen mag.Nu ja, het is ook wel openbaar gekomen dat men met zulk een leer bij de drie verbonden leer is terecht gekomen. O, wij zeggen het geliefden om te waarschuwen tegen alles wat er onder de godsdienst te beluisteren is.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1985

De Wachter Sions | 8 Pagina's

LIJDENSMEDITATIE V.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1985

De Wachter Sions | 8 Pagina's