Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Micha 7 : 14.

Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont in het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen vanouds.

HOPENDE: We vinden nu in de tekst die we willen gaan overdenken, ineens een gebed van de profeet, gericht tot Christus de Koning der kerk. Er wordt door de profeet over de kerk als een kudde gesproken. Daaruit weten we dan ook dat Christus in het bijzonder in dit gebed wordt aangesproken, daar Hij de door de Vader aangestelde Herder over deze kudde is. In Ezechiël 34 horen we de Heere immers zeggen: „En Ik zal een enigen Herder over hem verwekken en hij zal hen weiden, namelijk Mijn Knecht David; Die zal hen weiden en Die zal hun tot een Herder zijn".

Daarom heeft ook Christus op Zichzelf als de goede Herder gewezen. „Ik ben de goede Herder", zo heeft Hij gezegd, , , en ik ken de Mijnen en word van de Mijnen gekend". De kerk is dan ook Zijn kudde, waarom we de profeet horen zeggen: „Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont in het woud”.

UITZIENDE: Zo zien we dus ineens al heel wat stof van overdenking voor ons liggen. De beeldspraak die Christus heeft gebruikt in Joh. 10 heeft ons dan ook zoveel te zeggen. Christus kon Zijn schapen niet tot Zijn eigendom maken, of Hij moest zijn leven voor de schapen geven. Zo zijn ze Zijn eerlijk bezit. Niemand kan ze meer rukken uit Zijn hand, noch uit de handen Zijns Vaders. De Vader Die ze Hem gegeven heeft, is meerder dan allen. Die heeft ze als de hemelse Rechter aan Hem gegeven, omdat hij de prijs ervoor betaald heeft. Dus ze zijn Zijn rechtmatig eigendom. Alle vijanden lopen zich dood tegen het werk der zaligheid. Dat heeft Micha mogen zien, als hij dit gebed deed. Hier vond zijn benauwde ziel ineens ruimte in. Een benauwde ziel kan nu eenmaal alleen maar ruimte buiten zichzelf vinden.

HOPENDE: Daarom is ook in deze tekst elk woord wel van betekenis. Er wordt gesproken over Uw volk. Uw staf en Uw erfenis. Zo wordt de kerk zalig.

Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d'eerkroon dragen, Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen.

De vaste grondslag van de zaligheid van de kerk ligt in het eeuwig Goddelijk welbehagen. Daarom heeft Jezus tot Zijn discipelen gezegd: „Vrees niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven". Die grondslag ligt boven het bereik van alle vijanden. De vijanden schieten altijd hun pijlen af op de zonden en de gebreken van de mens. Dat kan de ziel ook in duisternis doen komen. Men heeft geen verweer in die strijd. Ze kunnen zoveel ten kwade niet zeggen, of er is nog veel meer van waar. En eigengerechtigheid en ongeloof gaan nu eenmaal ook altijd hand aan hand. Zolang als de mens dan ook op zichzelf blijft zien, kan hij het schild des geloofs niet opheffen. Hoe geheel anders wordt het echter als dat vrije werk zich ontsluit waarin God zich verheerlijkt. Dan komen er geen deugden en ondeugden van de mens meer in aanmerking. De ziel mag zich dan op een vaste grondslag verlaten.

Daar heeft de vijand boog en schild En vuur'ge pijlen op verspild.

UITZIENDE: Och vriend, daar hebt ge nu juist het grote onderscheid tussen het zien op zichzelf en het zien buiten zichzelf. Bij het zien op mezelf, ben ik soms een prooi van het geweld des vijands. Maar ik kan uit mezelf maar niet recht buiten mezelf blikken. Dat moet toch altijd maar weer geschonken worden. Als de Heere dat echter weer eens wil doen, dan komt er geen deugd van mij in aanmerking en dan staan ook al mijn ondeugden God niet in de weg. En mag men het schild des geloofs weer eens omhoog heffen. Daar worden alle vurige pijlen van de boze op uitgeblust. Maar vriend, ik moet het dan ook werkelijk van een geschonken geloof hebben. Ik heb geen geloof uit mezelf. Het ongeloof doet me altijd heel veel kwaad. Dat zie ik wel. Grootgelovige mensen vertellen me echt niet iets nieuws, als ze me wijzen op het verkeerde van het ongeloof, want ik weet wel dat ik vol ongeloof zit. En ik weet ook wel dat het ongeloof het grootste kwaad is. Voor alle zonden is er vergeving, maar het ongeloof wil geen vergeving. Het ongeloof kant zich tegen de vrije genade. Men wil altijd anders en beter zijn dan dat men is. Het wil echter toch ook wel wat zeggen, als men zeven gruwelen in zijn hart moet vinden. Zeven is ook in dit opzicht een volmaakt getal. Hoe boos en arglistig is toch het hart! Het is vervuld met eigenliefde en ontbloot van Goddelijke liefde. Het is eerzuchtig en hoogmoedig. God van zijn eer berovend. Daarom deinst men er ook niet van terug om door verkeerde wegen zijn eigen eer te zoeken. Men heeft maar van node om van ogenblik tot ogenblik door de Heere bewaard te blijven voor geestelijke diefstal en dus ook voor zelfbedrog. O vriend, als ik al die kwaden van mijn hart waarneem, dan heb ik zomaar geen geloof om daardoor van mezelf af te zien. Het wonder wordt echter wel zoveel te groter, als de Heere me nog eens doet geloven dat Hij al die boosheden van mijn hart op het volmaakst kent en dat Hij daar niet naar handelen wil. En dan behoef ik ook aan de mensen niet alles te openbaren. Het is genoeg als de Heere het weet. En Hij wil me dan doen weten dat Hij ook over al die zonden die in me huisvesten genadiglijk verzoening wil doen. Dan mag ik weer ervaren dat het dat dierbare bloed des Lams is dat van alle zonden reinigt.

HOPENDE: Micha kreeg dan ook de toevlucht tot dat bloed te nemen. Hij mocht die gezegende Middelaar in zijn gebed aanspreken. „Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont in het woud". Die kudde moet met de herderstaf geweid worden. De kanttekening zegt dat daar het Woord en de Geest mee wordt bedoeld. We weten wel waartoe een herder zijn staf gebruikt. De afdwalende schapen brengt hij erdoor terecht en dat ook wel door op een gevoelige liefelijke wijze het schaap bij de kudde te houden. Ook worden de dieren die de schapen kwaad zouden doen er wel door verdreven. Zo hebben die schapen maar nodig om door dat Woord en die Geest geleid te worden. Het kinderversje uit Psalm 25 komt men niet te boven. Men heeft maar gedurig nodig dat de Heere Zijn wegen door Zijn Woord en Geest bekendmaakt. Het woord moet ons bij de kudde en op de rechte weg houden en ook de Geest moet dat doen. Een blinde moet nu eenmaal geleid worden. De weg die men gaan moet, wordt voor de ziel steeds meer verborgen.

UITZIENDE: Ik denk dat het in dit verband ook wel wat te zeggen heeft, als er van die kudde gezegd wordt dat die alleen woont in het woud. De kanttekening zegt: , , Als een afgezonderd volk Gods, niet vermengd met de wereld, ketterijen en secten, (waarom zij ook dikwijls vervolgd en in eenzaamheid verdreven wordt) levende nochtans in zekerheid en vertrouwen tegen alle vijanden en poorten der hel, onder de bescherming van haar Herder". Dat is ook weer een kostelijke verklaring van die kanttekening. De ware kerk woont alleen in het woud. Ze moet afgescheiden leven van de wereld en ook van alle verkeerde godsdienst. Gods Woord tekent dus de kerk precies zoals ze is. De wereld ziet het ook wel dat het zo'n apart volk is. En onder die ketterijen en sekten waar de kanttekening over spreekt, ziet men het ook wel. Daarom wordt die kudde gehaat door de wereld en door de valse godsdienst. Maar die kerk mag toch een toevlucht hebben. Ze mag een weg naar boven vinden. Die weg kan men met al zijn snood en hels bedrog voor die kerk niet afsnijden. Arme vijanden toch! Als ze tot de kudde zouden behoren, behoefden ze niet zo op die kudde aan te vallen. Maar nu staat men buiten de kudde en daarom is men zo vijandig tegen die kudde. Het is zo onuitstaanbaar voor de vijanden, dat die kudde zo alleen woont. Maar dat komt omdat men dan wel gevoelt dat men buiten die kudde staat.

HOPENDE: Dat verwekt altijd vijandschap, als men voelt dat men in dat innerlijke leven niet met die kudde mee kan. De scheiding valt nu eenmaal. En dan is de conclusie waartoe men komt altijd maar weer dezelfde. Die kudde denkt het alleen te weten. Ze staat overal boven. Maar we hebben nu juist gehoord dat die kudde veeltijds in benauwdheid verkeert en de weg niet weet. Ze woont in het woud. Toch ook in het midden van een vruchtbaar land. De Heere weet wel wat goed voor Zijn kerk is. Die kerk moet niet te veel ruimte in deze wereld hebben. Het vlees moet gekruisigd worden met al zijn begeerlijkheden. Daarom zullen de vruchtbaarste plaatsen voor de kerk nog als een woud zijn. Zo moet ze alleen wonen, niet in een rekverband, maar in een enge band. Toch kan ze zo alleen maar vruchtbaar zijn. Er is nog wel wat over die kudde Zijner erfenis te zeggen. We moeten dus nu maar weer afbreken en proberen de volgende keer nog wat over deze tekst te zeggen en dan ook gelijk over de volgende tekst.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1985

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1985

De Wachter Sions | 8 Pagina's