Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nuttige Samenspraken 88

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nuttige Samenspraken 88

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

van een heilzoekend leraar met zijn akkerlieden bij zijn gewone en buitengewone huisbezoeken.

VIJFDE SAMENSPRAAK (vervolg)

Over de oogst zelf en wel vooreerst over het gras-en korenmaaien.

Leraar (vervolgt): og krachtiger toont Paulus dit, wanneer hij spreekt van een uitkopen, waardoor hij buiten twijfel leren wil, dat wij de tijd niet alleen van onze zondige vermakelijkheden, maar ook van middelmatige oefeningen moeten ontrukken, om ze ter ere Gods en ten nutte van ons eeuwig welzijn te besteden. En zouden wij dit niet doen, mijn vrienden, daar het soms zo schielijk met ons gedaan is, gelijk met een bloem van het veld? Heden zijn velen tierig en vrolijk en morgen dode lijken. Zie dit in de eerstgeborenen van Egypte, in Belzasar, in de rijke dwaas en in zovele duizenden voorbeelden, die dagelijks voor onze ogen plaats hebben. Het geldt hier wat Salomo zo ernstig voorstelt, Pred. 9 : 10, Al wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht, want daar is geen werk noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij henen gaat. Na de dood is er dan geen hoop noch gedachtenis meer. Opmerkelijk zijn ook de woorden van Job, hfdst. 14 : 7-10. Voor een boom, als hij afgehouwen wordt, is er verwachting dat hij zich nog zal veranderen en zijn scheuten niet zullen ophouden; maar als een man sterft en de mens de geest geeft, waar is hij dan? Ach, vrienden, als u dan uw tijd met lediggaan, met ijdelheid, met zondige en onnutte bezigheden doorbrengt, zo denk eens aan zo vele onbekeerde zielen, als er alle dagen op hun sterfbedden worstelen met die koning der verschrikking, die, niet anders dan een rampzalige eeuwigheid verwachtende, nu schreeuwen van weedom des harten en van de verbreking des geestes, wegens een schandelijk verzuim van die dierbare tijd en dag der genade en wel wensen zouden dat zij nog een dag, ja al was het slechts een uur, te leven, om hun zaligheid uit te werken met vreze en beving, die dit echter niet gebeuren mag! Denk aan die verschrikkelijke en eindeloze eeuwigheid, die hier namaals zijn zal voor allen die de grote dag der zaligheid verachten. En laat u dit aansporen om zo te leven, als u wenst te sterven. Ik voeg er dit nog bij: el en beleef elke dag, alsof het uw laatste was, dan zult u voorzichtig wandelen, laat uw doen en denken zo zijn, alsof uw aanstonds uit dit leven zou scheiden, dan zal men geen geveinsdheid, geen eigenliefde, geen verkeerde driften in uw hart zien opgaan. Men hoorde aleer een heiden (Epictetus) zeggen: at mij aangaat, ik wens dat ik van de dood aangetast werd, terwijl ik dat deed, waarin ik wens bevonden te worden, opdat ik tot God zou mogen zeggen: eb ik ooit uw geboden overtreden? Heb ik de bekwaamheid die Gij aan mij gegeven hebt, ooit tot andere dingen misbruikt, heb ik ooit mijn zinnen anders besteed ? Ach, dat u ook zo wijs was, dan zou u meer op uw einde letten, en de Heere zoeken, terwijl het nog heden genoemd wordt.

Zie daar vrienden, dit heb ik u bij het maaien aangaande uw sterfelijkheid willen indachtig maken, opdat u bij het verwelken van het gras en de bloemen des velds, zodra de zeis er is doorgegaan, aan uw broze en vergankelijke lichamen zou denken, die eens aan bederf zullen onderhevig zijn, waartoe ons Gods Geest aanleiding gaf.

Ik heb mij in deze stof wel wat langer als naar gewoonte opgehouden, maar oordeelde het noodzakelijk, omdat er zo weinig aan de dood gedacht wordt, in het bijzonder bij zulke gelegenheden, zoals ik al eerder getoond heb. Nu ga ik over tot een andere beschouwing.

U ziet als het koren met de zeis wordt afgeslagen, dat de wortel in de aarde blijft en de schoven of het koren opgezet en verheven. Laat dit ook niet zonder bedenking voorbijgaan, maar leert hier uit, dat het lichaam van de mens, dat uit de aarde voortgekomen en met de ziel zo lang verenigd is geweest, op de slag des doods daarvan gescheiden wordt en dat de ziel opwaarts gaat of om met Salomo te spreken, wederkeert tot God Die haar gegeven heeft, Pred. 12 : 7. Kunt u dat wel begrijpen?

Huisman: Zeer goed en het is een duidelijke waarheid.

Leraar: Dus moet u trachten zo te leven, dat u de dood geheel niet kan verderven, maar voor uw ziel een overgang zij in het eeuwige leven.

En zoals het koren, nadat het gedorst is, weer gezaaid en tevens met die stoppels, die nu door het rotten en vele ploegen met de aarde vermengd zijn, allengs weer verenigd wordt, voor zover het zijn wortels daarin uitschiet, zo kunnen wij daaruit leren, dat ook eens de ziel ten jongste dage met het lichaam, dat nu zo lang de verrotting gezien heeft, weer verenigd zal worden, hoewel met dit onderscheid, dat het voor de gelovigen dan geen sterfelijk of aards lichaam meer wezen zal, maar geheel verheerlijkt, geestelijk en onsterfelijk, het lichaam van Christus gelijkvormig, want dit sterfelijke zal de onsterfelijkheid aandoen en dit verderfelijke de onverderfelijkheid, zegt Paulus 1 Cor. 15 : 53.

Huisman: Dat kan ik wel begrijpen en dit is wat ons geleerd wordt in de geloofsartikelen van de opstanding uit de dood.

Leraar: it is te begrijpen en te geloven is niet genoeg, mijn vrienden, maar het is nodig om ook zo te leven, dat men van een zalige opstanding verzekerd kan zijn, want er zal een opstanding des levens en een opstanding der verdoemenis wezen, de eerste voor de gelovigen, de laatste voor alle onbekeerde zondaren. En dit is de getuigenis van de Zaligmaker Zelf. Joh. 5 : 28, 29.

Huisman: Wij weten wel dominee, dat alle mensen niet zalig zullen worden, maar dat de gelovigen alleen een opstanding des levens te verwachten hebben.

Leraar: Men zegt dit maar, omdat men de waarheid van dit geloofsartikel niet kan tegenspreken, maar als u eens een rondborstige belijdenis zou doen, moest u dan niet zeggen dat elk zogenaamde christen, hij leve zoals hij wil, al een hoop bij zich zelf koestert, dat God hem wel genadig zijn zal en de opstanding der verdoemenis niet zal laten ondervinden, bijzonder als hij in deze wereld juist niet openbaar goddeloos leeft, maar de uiterlijke plichten van de godsdienst behoorlijk in acht neemt?

Huisman: Wat zal ik zeggen. Wij worden immers vermaand om te hopen en om onze roeping en verkiezing vast te maken.

Leraar: echt zo, vrienden. Maar hebt u ooit gelezen, dat goddeloze en onbekeerde mensen daartoe aangezet worden, om slechts goede moed te hebben en te hopen op een zalige opstanding? Het tegendeel blijkt wel uit de aangehaalde plaatsen. Joh. 5:28, 29.1 Tim. 1:8, 9 en 2 Tim. 2:10. Dus ziet u weer, hoe ijdel en ongegrond uw hoop is en ik zeg ronduit, dat zo'n hoop een ontheiliging van Gods heilige naam, ja een verloochening van Zijn goddelijke waarheid is.

Gods naam wordt hierdoor ontheiligd, omdat u hoopt, dat God zich met een zondaar verzoenen en bevredigen zal, hem zaligen en opnemen in Zijn heerlijkheid, zonder dat hij eerst gerechtvaardigd en geheiligd was, even alsof de heilige God, Die de heiligheid bemint, ja de heiligheid zelf is, een eeuwige gemeenschap zou kunnen houden met zulke schepsels die al Zijn geboden overtreden, die Zijn heilige wetten geschonden en zich door alle besmettingen des vleses en des geestes verontreinigd hadden. Nee vrienden, denkt dat niet, want dat was strijdig tegen Zijn natuur, daar Hij zelf zo heilig is, dat Hij het kwaad niet kan aanschouwen. Zou Hij dan zulke onreinen in de heilige plaats des hemels inlaten, waar alles moet blinken van heiligheid? Dat zij verre. Zie Openb. 21:27. Daar zegt de Geest van het hemels Jeruzalem: n haar zal niet inkomen, iets dat verontreinigd is en gruwelen doet en leugen spreekt, maar die geschreven staan in het boek des levens des Lams.

Ik zeg ook dat zo'n hoop een verloochening van de goddelijke waarheid is, omdat u iets hoopt, dat lijnrecht tegen de waarheid van Gods woord ingaat en geheel strijdig tegen de vereiste voorwaarden van het Verbond der genade, namelijk, geloof en bekering. Het is even zo veel, om het u duidelijk te maken, als wanneer een koning zijn wetten liet afkondigen, met belofte des levens aan de onderhouders en bedreiging des doods aan de overtreders daarvan. Dat nu de ongehoorzamen zich met die inbeelding verblijden wilden, dat zij het leven wel ontvangen en de gunst des hemels verwerven zouden, is voorwaar een slechte hoop, die van een droevige uitslag zijn zou, want Salomo zal zeggen, Spr. 22 : 11. Die de reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens vriend is de koning. Maar vrienden, durft u het wel zo wagen met de wetten van uw overheden, om die schromelijk te overtreden en evenwel een goede hoop scheppen, dat het wel gaan zou ?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Nuttige Samenspraken 88

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's