Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nuttige Samenspraken (89)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nuttige Samenspraken (89)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

van een heilzoekend leraar met zijn akkerlieden bij zijn gewone en buitengewone huisbezoeken.

VIJFDE SAMENSPRAAK (vervolg)

Huisman: Wij niet, die hoop zou ons bitter opbreken.

Leraar: U hebt gelijk. Maar durft u dan hopen op een zalige opstanding en eeuwig leven, wanneer u hier Gods geboden overtreden en uw eigen wellusten in alles hebt ingewilligd? Of komt het er met God zo juist niet op aan? Zal Die het zo kwalijk niet nemen? Of geeft Hij Zijn wetten en bedreigingen om de mens slechts Zijn recht te tonen, maar niet om ze te bevestigen of inderdaad uit te voeren? Of steunt u in dezen weer op Zijn genade en barmhartigheid?

Huisman: a dominee, daar moet het op aan, want de allergodvruchtigsten zijn overtreders van Zijn koninklijke wet, zouden wij daarom niet het eeuwige leven ontvangen? En hoe ontvangen zij het anders dan uit vrije genade? Daarom zegt Paulus ook Rom. 6:23, Dat de genadegifte Gods het eeuwige leven is, door Jezus Christus.

Leraar: eze plaats van Paulus zal u overtuigen. Daar staat, dat de genadegifte Gods het eeuwige leven is, door Jezus Christus, dus wordt daar verondersteld, dat dan zulke personen deel aan Jezus moeten hebben, zullen zij het eeuwige leven deelachtig worden, daar niemand zonder Hem in het heiligdom kan ingaan. Maar dit geschiedt alleen door het geloof in Zijn naam. Daarom staat er uitdrukkelijk in Joh. 3:16, dat wie in de Zoon gelooft, het eeuwige leven zal hebben. Dus wordt het geloof in Christus noodzakelijk vereist, voordat men zijn hoop kan grondvesten. Wat zegt u daarvan?

Huisman: Dat kunnen wij niet loochenen, maar in Christus wil God evenwel genade bewijzen.

Leraar: n buiten Christus verdoemenis, zoals blijkt uit Joh. 3 : 36. Maar om niet te lang te praten vrienden: k zal u in het kort enige voorwaarden uit Gods Woord voor ogen stellen, die er vereist worden in iemand, die hoop zal hebben van een zalige opstanding.

Het eerste en voornaamste dat hiertoe voedsel geeft, is het zaligmakende geloof in Christus, zoals reeds getoond is uit Joh. 3 en verder blijkt uit hfdst. 6 : 40. Een iegelijk die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, die zal het eeuwige leven hebben en Ik zal hem opwekken, zegt Jezus Zelf, ten uiterste dage. Dat geloof verenigt de zondaar met Christus, als met zijn hoofd en doet hem gemeenschap hebben aan Zijn dood, opstanding en heerlijkheid, maar waar dit geloof niet is, daar is ook geen zalige opstanding te verwachten, want buiten dat is er geen vereniging met Christus en waar geen vereniging met Christus is, daar kan ook geen verheerlijking met Hem zijn. Wilt u nu weten of u dit geloof deelachtig bent, legt u dan eens neer bij de kentekenen, die ik in het eerste deel hfdst. 1 van het geloof beschreven heb, of om kort te gaan, of u de Geest van Christus in uw hart voelt werken, opdat ik hier met Paulus spreek, Rom. 8:11, Indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont. En om de inwoning van die Geest in u recht te beproeven moet er een opstanding uit de dood der zonden en misdaden in de ziel bespeurd worden, want de hoop van onze zalige opstanding is de kracht van het geestelijke leven. Die hier dan het leven in Christus niet deelachtig is, zal het eeuwige leven nooit deelachtig worden, waarom het ook zo nauw tesamen gevoegd wordt. Openb. 20 : 6. Zalig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht. Daarom vermaant ook de apostel, Ef. 4:14, Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten. Doch die hier Christus niet na wandelen noch Hem trachten gelijk te zijn, die zullen Hem hiernamaals nooit gelijk worden.

Maar dit geestelijk leven bestaat daarin niet alleen, dat wij slechts onze zonden kennen, die voor de Heere belijden en daarover eens bekommerd zijn, maar wordt gezien in een dadelijke oefening daarvan, waardoor wij in Christus leven en Hij in ons, als Paulus toont Gal. 2:20. Want die in het graf ontwaakt zal er niet in blijven liggen, maar welhaast uitgaan, zijn leven aan anderen openbaren en dus naar zijn aard werkzaam zijn, die uit het graf van de natuurstaat opgewekt is, blijft niet liggen in de nachtspelonk van nare duisternis, Rom. 6:11, maar staat schielijk op uit de dood, laat Christus over hem lichten en werkt naar de aard van zijn geestelijk leven, dat tot heerlijkheid van zijn Verbonds-God en stichting van zijn naasten strekken kan, zelfs de leden van zijn lichaam, die hij tevoren gesteld had tot zonde of tot wapentuigen der ongerechtigheid, gebruikt hij na zijn opstanding tot wapentuigen der gerechtigheid tot heiligmaking en zo stelt hij zich zelf Gode voor, als uit de dood levend geworden. Zodat men ook aan de werking van zijn lichaam de uitkomst van een gelukkige of ongelukkige opstanding beproeven kan. Tevergeefs staat er niet in 2 Cor. 5:10: at wij zullen wegdragen hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat wij gedaan hebben, hetzij goed, hetzij kwaad. Hebt u dan uw lichamen gebruikt tot werktuigen der zonde en niet tot verheerlijking van God, dan is er voor u geen zalige opstanding te verwachten en gedenkt vrij, dat dit een waarheid is. God laat Zich niet bespotten zegt Paulus, want wat een mens zaait, dat zal hij ook maaien. Die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien, maar die in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven maaien. Kunt u nu wel zien vrienden, dat er wat meer vereist wordt tot een zalige opstanding, dan zo'n losse en ongegronde hoop van Gods oneindige genade bij zich zelf te voeden en dat zonder enige ondervinding van onze gemeenschap aan de Heere Jezus, zonder bewustheid of beoefening van een geestelijk leven? Wij hebben het u immers geheel anders voorgesteld en vermanen u, dat u de woorden van Paulus dikwijls leest in Rom. 6 : 1-12 en verder dat gehele hoofdstuk.

Huisman: Ja, wij zien wel, dat het anders wezen moet, maar hoe komt men daar toe?

Leraar: s het u recht ernst? Bidt God dan om een geestelijk leven, grijpt Jezus door het geloof aan, bij Wien de Fontein des levens is, doodt de oude mens der zonde, doet aan de nieuwe mens en leeft daar in tot heerlijkheid, bezit uw vaten in heiligmaking en ere, stelt uw lichamen Gode, tot levende, heilige en welbehagelijke offeranden en betracht al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zo daar enige deugd is en zo daar enige lof is, zo zult u uitgaan tot een opstanding des levens. Dit is de raad die ik u geven kan en ik wens dat die God, Die de doden kan levend maken, ook u door Zijn Geest tot een nieuw leven bewerke, tot betrachting van de voorgestelde plichten aanwakkere en u wedervoere tot de hoop van een beter leven, door de opstanding van de Heere Jezus Christus uit de doden, tot een onverderfelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis in de hemel! zo spreek ik met Petrus, 1 Petr. 1:3, 4.

Hier zou ik u nu ten vierde enige aanmerkingen kunnen voorhouden over die stoppel, die geheel verdelgd en het stroo dat verbrand wordt, maar ziet wat ik bij het wegwerpen van het kaf in het vervolg zeggen zal. Maar wilt u het in het kort? Gods Woord stelt ons onder die droge stoppelen meermalen de goddelozen voor, die van het voedsel des waren geloofs ontbloot zijnde, niets anders als de gedaante van een slechte stoppel vertonen, zijnde zonder geestelijk sieraad, zonder hoofd, zonder vettigheid en zonder enige vruchtbaarheid en daarom wegens geestelijke onvruchtbaarheid gezegd worden (dat opmerkelijk is) met stroo zwanger te gaan en stoppelen te baren. Jes. 33 : 11. En zoals de stoppelen of het stroo verbrand worden, zo worden eindelijk de goddelozen door de vlammen van Gods toorn aangestoken en tenslotte geheel verbrand.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Nuttige Samenspraken (89)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's