Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lijdensmeditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijdensmeditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

III

Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan. Joh. 18:8b.

Een mens probeert alles met een godsdienstig kleedje te bedekken. Maar de Heere kijkt er dwars doorheen. En nu kwamen zij met lantaarns en fakkels en zo probeert nu de mens met eigen ontstoken licht Het waarachtige Licht te vinden. Maar hij heeft nooit zuiver ingeleefd de stikdonkere duisternis der verlorenheid en dat geopenbaard door het waarachtige Licht, want het Licht maakt de duisternis openbaar. Daar is onder de godsdienst wat te doen en een waarlijk aan zichzelf ontdekte zondaar gaat hoe langer hoe meer gruwen van de godsdienst die hij bij zichzelf gewaar wordt, want hij probeert met al zijn vermeende godsdienst uit de handen Gods te blijven. Gelukkig die als een goddeloze onder God mag vallen. Hier vinden wij een Judas die Jezus met een kus verraadt. Hier vinden wij niet anders dan werken der duisternis en dat alles onder de godsdienst; want wij hebben een wet en naar die wet moet Hij sterven want Hij heeft zichzelf Gods Zoon gemaakt. En dat wordt gezegd door mensen die zelf onder de vloek der wet verkeren omdat zij als God wilden zijn. Zonder ware ontdekking durft die mond wat te zeggen. Maar voor een aan zijn schuld ontdekte zondaar, wordt het nu zulk een wonder dat Jezus, de ware Zone Gods onder de wet heeft willen komen om Zijn volk van onder de rechtvaardige vloek der wet te verlossen. Adam en Eva hebben zich trachten te bedekken voor God met vijgebladeren. Maar in de hof van Gethsémané wordt de godsdienst ontmaskerd. En dan komt net de vijandschap openbaar. Dat moet nu al Gods volk leren want alleen vijanden worden met God verzoend en vrome poppen vallen er voor eeuwig buiten. Jezus ging de vijanden tegemoet in de hof. En dat bepaalt ons bij de hof van Eden. Daar is de zonde begaan, daar heeft de mens zich van God los gescheurd en bracht zichzelf onder het oordeel des doods. De eerste Adam heeft de erfenis verloren. Nu moest Christus als de tweede Adam de schuld betalen. Hij zal zijn die verstandige Knecht Welke zal heersen over een zoon die beschaamd maakt, om onder de broederen de erfenis te delen. In de hof heeft God de mens opgezocht, want die was van God weggevlucht. En dat blijven wij doen. Maar God daagt de mens voor zijn rechtvaardige vierschaar. Het werk zal van God uitgaan. De Middelaar liep het wraakzwaard tegemoet. Was er dus zulk een Middelaar niet, nooit zou er een verloren zondaar de Heere op een zaligmakende wijze in de handen vallen. Maar weet dat alleen vrije genade hém daar maar brengen kan en daar zal toch echt iets van geleerd moeten worden. Daar brengt een algemene overtuiging de mens niet. Geen omkering, hoe krachtig ook, al zou een heel dorp er van spreken het is al tekort. En een beetje oppervlakkige godsdienst is waardeloos voor God. Roemen in Jezus zal niet baten als men nooit een waar verloren mens voor God geworden is. Het was een donkere nacht in Gethsémané. Maar zo zal de ziel ook een donkere nacht leren kennen. Een nacht van totale verlorenheid. En het zou werkelijk verloren blijven, was er zulk een Middelaar niet. Jezus ging hier de dood tegemoet om doodschuldige zondaren te verlossen. Wien zoekt gij ? Jezus de Nazarener. Geen kennis van Hem en hij was dagelijks lerende in hun synagoge. Geen persoon is zo verborgen als de Persoon des Middelaars. Voor de vijanden, maar ook voor Gods volk moet Hij Zichzelf altijd maar weer ontdekken. Tot tweemaal toe vraagt de Heere: „Wien zoekt gij". En tot tweemaal toe horen wij Hem zeggen: „Ik ben het". Maar hier ligt een dierbare verborgenheid voor een schuldige zondaar. Als de krijgsknechten zeggen: „Jezus de Nazarener", dan horen wij hier eigenlijk de Vader als Rechter zeggen: „Ik zoek U Mijn Zoon". Hier wordt nu een verloren zondaar gewezen op het Middel der verlossing. En dat zuiver en alleen bij God vandaan. Ik zoek U, Die getuigd heeft: „Zie Ik kom o Mijn God om Uw welbehagen te doen". U, waarvan de engelen gezongen hebben: „Ere zij God in de hoogste hemelen en Vrede op aarde in de mensen een welbehagen". U, van Wien Ik Zelf getuigd heb: „Deze is Mijn geliefde Zoon in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb". Ja, Ik zoek U Die gezegd heeft: „Het is Mijn spijze te doen de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft". En nu is het Mijn wil dat Gij vele kinderen tot de zaligheid zult leiden en dat door de schuld te betalen en de zonden te verzoenen. En nu is de tijd gekomen dat Mijn recht van U gaat eisen een volkomen voldoening. , , Ik ben het". O, hier treedt de Borg naar voren in al Zijn gewilligheid. Hier komt Hij als de Hinde des dageraads om de wil Zijns Vaders te volbrengen. Maar nu moet ik mij haasten om ten 2e u te wijzen op

Zijn borgtochtelijke voorspraak.

Er heeft tegelijk nog wat plaats wat onze aandacht niet mag ontgaan. Wij lezen zo kennelijk in het 5e vers: „En Judas die Hem verried, stond ook bij hen". Dat heeft voor Judas toch zoveel te zeggen. Een der discipelen des Heeren heeft Hem verraden. Drie jaren met Jezus omgegaan. Zijn wonderwerken aanschouwd. Zijn reine leer der zaligheid gehoord, ja zelf gepredikt en misschien zeer grote wonderen gedaan. En nu aan de kant van de vijanden en dat tot verzwaring van het lijden van de Middelaar. O, geliefden, doorzoek uzelf toch zeer nauw wel duizendmaal en een leraar wel tienduizendmaal, want o, het zal toch zo nauw uitgaan. Men kan de taal der engelen gesproken hebben en hemelse gaven gesmaakt en toch voor eeuwig verloren gaan. Hier beeft mijn ziel. En Judas die Hem verried stond ook bij hen. Dus niet meer bij de Heere en Zijn discipelen. David heeft er ook iets tot zijn smart van moeten ondervinden. Lees maar in de 41e Psalm: „Zelfs de man mijns vredes op welke ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven". Dat is er bij David diep doorgegaan. Ook zijn er van Gods volk en knechten die deze weg hebben moeten gaan. Ja, dan wordt in een smartelijke weg ervaren wat het zeggen wil de voetstappen van de Middelaar te moeten drukken. Maar dit alles moest de Heere nu overkomen opdat rebellen en opstandelingen met God zullen verzoend worden. Jezus dan wetende. Dus geen voorwerp van medelijden. Neen Hij zal juist als de Leeuw uit de stam van Juda Zijn vijanden tegemoet treden, ja zelfs de dood ingaan om hem die het geweld des doods had dat is de duivel, te vertreden en Zijn uitverkorenen te verlossen van het geweld der hel. En dat blijkt te duidelijker, als Hij de vijanden tegemoet trad en zeide: „Ik ben het".

A.

Wordt vervolgd.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Lijdensmeditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's