Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer B. te L.,

Reeds lange tijd heb ik van u een vraag liggen die ik om bepaalde reden nog niet beantwoord heb. U hebt me namelijk gevraagd om iets te schrijven over de bruiloftskinderen. Uwist niet waar de tekst stond, maar u hebt me alleen maar met een enkele krabbel, wellicht in der haast, de vraag gedaan of ik iets zou willen schrijven over die bruiloftskinderen, die niet kunnen vasten terwijl de Bruidegom bij hen is. Misschien hebt u er behoefte aan gehad dat ik daar iets over zou schrijven. Toch heb ik u lang laten wachten op antwoord. Ik voelde me daarover wel steeds beschuldigd als ik uw vraag weer onder de ogen kreeg. Maar ik heb een keer een gehele meditatie hierover ge-

schreven in De Wachter. En daarom werd ik er zomaar van weerhouden om hierover ook nog weer een brief te schrijven. Toch heb ik er maar steeds geen erg in dat de tijd zo voortsnelt. Ik zag nu dat het alweer 20 jaar geleden is dat ik die meditatie heb geschreven. En nu kreeg ik juist een telefoontje van iemand die me wat vroeg in betrekking tot de noodzakelijkheid van de geestelijke wasdom. Doordat mijn arbeid veel is en mijn tijd beperkt, kan ik dan over de telefoon geen gesprek daarover gaan voeren. Daarom heb ik liefst maar dat men daarover een vraag aan me doet voor een antwoord per brief. Dat is toch immers ook een nuttig onderwerp om op deze wijze daar eens op in te gaan, zodat dan ook anderen gelijk een antwoord krijgen op vragen die daaromtrent in de ziel kunnen leven. En nu ik op het ogenblik juist weinig tijd heb voor onderzoek, werd ik na het telefoontje dat ik kreeg er ineens toe gebracht om uw vraag maar eens te beantwoorden. Ik kan dat dan doen aan de hand van de meditatie die ik over dit onderwerp 20 jaar geleden heb geschreven. Uzult wel begrijpen dat ik hier ook weleens over heb gesproken, wat tevens oorzaak was waarom ik u wat lang heb doen wachten op antwoord. Maar ook dat is alweer een tijd geleden. Voor een jong geslacht is het soms ook weer nodig dat men oude dingen zegt en schrijft. Maar hoevele mensen zullen ook die oude Wachter niet meer in hun bezit hebben, waarbij nog komt dat er ook in die jaren weer zoveel nieuwe abonnees zijn bijgekomen.

Welnu, we beginnen dan maar om hier even wat over te schrijven. Ik heb gezien dat ik voor mijn meditatie Lucas 5 : 33 - 39 heb gebruikt. In de andere evangeliën kunnen we die woorden ook wel vinden. Alleen in het evangelie van Johannes niet.

De Heere Jezus heeft de vraag gedaan: „Kunt gij de bruiloftskinderen, terwijl de Bruidegom bij hen is, doen vasten? " Deze vraag was eigenlijk een wedervraag als antwoord op een vraag die van de farizeeërs afkomstig was. En die farizeeërs spanden hierin ook weer samen met de discipelen van Johannes. Zo kwamen dan de discipelen van Johannes tot Hem met de vraag: „Waarom vasten wij en de farizeeën veel en Uw discipelen vasten niet? " Er werd dus een aanmerking gemaakt op de levenswijze van Christus en Zijn discipelen. Men heeft immers niet alleen de discipelen bedoeld, maar ook de Heere Jezus Zelf. Hij was juist gegaan in het huis van Levi en had daar met tollenaren en zondaren gegeten en gedronken. Dat stond hen natuurlijk niet aan. De farizeeërs waren het nu ineens met de discipelen van Johannes goed eens, hoewel ze van Johannes ook gezegd hadden dat hij de duivel had. En Johannes had werkelijk zo'n strenge leefwijze, dat hij, zoals Jezus gezegd heeft, gekomen is, noch etende noch drinkende. Maar zijn discipelen hebben van deze leefwijze weinig begrepen. De farizeeërs hadden er wel meer van begrepen. Ze hebben echter Johannes en Jezus beiden verworpen.

Ik zal nu maar trachten om ineens in te gaan op wat u met uw vraag zult hebben bedoeld. Het telefoontje dat ik kreeg, gaf me daar aanleiding toe. Jezus heeft niet alleen die vraag gesteld, maar Hij heeft ook een gelijkenis gebruikt. We lezen: „En Hij zeide ook tot hen een gelijkenis: Niemand zet een lap van een nieuw kleed op een oud kleed; anders zo scheurt ook dat nieuwe het oude en de lap van het nieuwe komt met het oude niet overeen. En niemand doet nieuwe wijn in oude lederen zakken; anders zo zal de nieuwe wijn de lederen zakken doen bersten en de wijn zal uitgestort worden en de lederen zakken zullen verderven".

Die gelijkenis diende dus tot nadere verklaring van de vraag die Jezus heeft gesteld, als Hij zeide: „Kunt gij de bruiloftskinderen, terwijl de Bruidegom bij hen is, doen vasten? " Als Jezus nu Zijn discipelen had doen vasten, zou dit hetzelfde geweest zijn als dat men een nieuwe lap op een oud kleed doet en nieuwe wijn in oude lederen zakken. Er was bij de discipelen nog geen plaats voor zulk een vasten als waarover Jezus sprak. Het was nu nog de tijd waarin de Bruidegom bij hen was. De noodzakelijkheid van Christus' lijden en sterven werd niet door hen gezien. Ze mochten nu in de tegenwoordigheid des Heeren zich nog verblijden. De tijd zou komen waarin Hij van hen weggenomen was. Dan zouden ze moeten vasten.

Jezus heeft vanzelfsprekend als de grote Profeet en Leraar der gerechtigheid het beste onderwijs gegeven. Als we bij Hem op school zijn, krijgen we wel goed onderwijs. Aan onderwijzers ontbreekt het in deze tijd ook nog wel niet. Maar het onderwijs zoals men vroeger van de oude christenen kon krijgen, wordt niet veel meer gevonden. De één bouwt maar op, zonder grond en de ander slaat alles weg wat waarlijk van de Heere mag zijn geweest. Het telefoongesprekje dat ik zoeven kreeg, gaf me dus aanleiding tot het beantwoorden van uw vraag. Men komt er dan wel achter, dat het in deze tijd aan een gemoedelijk christendom nog wel niet ontbreekt. Men mag niet ontkennen wat de Heere gedaan heeft, zoals men dan zegt. En de Heere zal op het begin zeker terugkomen, zo weet men dan te beweren. Dat is natuurlijk allemaal wel waar, maar het komt er juist maar op aan of er een zuiver begin van de Heere mag zijn. Dat kan men weleens vast hebben mogen geloven, maar dat men het er nu niet meer mee kan doen.

Bij de discipelen mocht er een goed begin zijn. Bij de discipelen van Johannes die deze vraag aan Jezus hebben gesteld, was er zulk een begin niet. Ze hebben de prediking van Johannes niet goed begrepen. Ze zijn bij Johannes gebleven, terwijl het de bedoeling van Johannes juist was om een bruid voor Christus te bereiden. Hij verblijdde zich om de stem des Bruidegoms. Zijn blijdschap was vervuld geworden als hij mocht zien dat zijn prediking en zijn zonderling optreden de gewenste uitwerking mochten hebben en dat men hem verliet om Christus te volgen. En die hem in waarheid mochten verlaten om Christus te volgen, mochten ook een ware blijdschap smaken voor hun ziel. Die hadden, om het zo eens te mogen zeggen, onder Johannes geen ademtocht meer overgehouden. De Heere had de prediking van Johannes er bij hen toe willen gebruiken om de bijl aan de wortel der bomen te leggen. Johannes had ze gepredikt, dat Hij zou komen. Wiens wan in Zijn hand was en Die Zijn dorsvloer zou doorzuiveren. Zo hebben deze mensen met hun vasten onder Johannes er niet kunnen komen. Onder de bediening van Johannes waren ze met al hun vasten verloren mensen geworden. Johannes de Doper heeft ze niet kunnen helpen, maar waar Hij ze niet helpen kon, daar is ze in die Persoon des Middelaars de weg der zaligheid zeer ruim ontsloten. Zo hebben ze het woord van Johannes mogen leren verstaan: „Ziet, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt".

Zo zal de wet ons aanvankelijk een tuchtmeester tot Christus moeten zijn geworden. Van zo'n begin weten velen niet. Ze weten het te gauw dat er een goed begin bij hen is. Dat hebben de mensen ze wel doen geloven. Die hebben klaar gestaan met op te merken: , , Dat hebt u niet van uzelf. Dat is een begin van de Heere". Nathanaël heeft niet kunnen denken dat het een begin bij hem van de Heere was, als hij onder die vijgeboom lag. Daar konden de vijgeboombladeren hem niet bedekken. Maar Jezus heeft hem daar gezien en heeft hem dat doen weten. En dat heeft hem vol verwondering doen uitroepen: „Rabbi, Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israels!" Toen brak er een tijd van blijdschap aan. Dat heeft Jezus bedoeld, als Hij over de blijdschap van de bruiloftskinderen gesproken heeft. Zo'n tijd wordt gekend in het leven van hen voor wie die Persoon des Middelaars geen onbekende blijft. De Heere is er vrij in hoelang dat Hij de ziel daarin doet verkeren. Maar de Heere Jezus heeft het in ieder geval die discipelen van Johannes wel doen weten dat er een andere tijd voor Zijn discipelen zou komen. Dan zouden ze het niet meer kunnen doen met de blijdschap waar ze nu in deelden. De Bruidegom zou dan van hen zijn weggenomen. Dan zouden ze vasten in die dagen. Maar daar was nu nog geen plaats voor. Dat heeft de Heere Jezus duidelijk aangetoond met dat beeld dat hij gebruikte van dat oude kleed en van die nieuwe wijn. Het beeld is heel duidelijk dat Hij gebruikte. Een nieuwe lap op een oud kleed maakt een ergere scheur. En als men nu niet onder de bediening van Johannes de Doper recht aan het einde van zijn eigen werk komt, dan kan men zich wel helpen met evangelische beloften en over Jezus gaan praten, maar dit is een nieuwe lap op een oud kleed. Dat mochten de farizeeërs en de discipelen van Johannes dan ook gelijk wel van de Heere Jezus weten. Zo had dus die beeldspraak hun ook nog wel wat te zeggen.

Maar de Heere Jezus heeft in het bijzonder met die beeldspraak Zijn discipelen veel te zeggen gehad. Ze verstonden dat nu nog niet. Ze konden nog niet vasten, omdat de Bruidegom nog bij hen was. En Jezus liet hen ook niet vasten, want dat zou hetzelfde geweest zijn als een nieuwe lap zetten op een oud kleed.

Men kan op een hardhandige wijze te werk gaan met alles maar uit de hand te slaan en dan schijnbaar zeer zakelijk te zijn met op de noodzakelijkheid te wijzen van een Borg te leren kennen voor de ziel, maar daar is zomaar geen plaats voor. Bij de discipelenwas er eigenlijk ook nog geen plaats voor een nieuw kleed en voor nieuwe wijn. Toch heeft Jezus met deze beeldspraak Zijn discipelen doen horen wat hen te wachten stond. Hij ontnam ze dus de blijdschap niet die ze nu mochten smaken, maar heeft ze wel wat

doen weten waar ze later de betekenis van hebben mogen verstaan en aan terug hebben mogen denken. Zo handelden de oude geoefende christenen ook. Die konden met een enkel woord iets zeggen wat heel wat te denken gaf. Maar ze misgunden de ziel de blijdschap niet waar ze voor die tijd in mocht delen. De verstandige weet tijd en wijze. Er moet in het leven der genade voor elke nieuwe weldaad plaats komen in de ziel. En dat gaat nooit buiten ontdekking en afsnijding om. Het ene moet weggenomen worden, opdat het andere ervoor in de plaats zal kunnen komen. Straks zouden de discipelen moeten vasten. Een vastende Maria stond te wenen aan een ledig graf. Een vastende Petrus kwam op de zeef van satan terecht. Een vastende Thomas kon onmogelijk in de opstanding van Christus geloven. Zo zouden de discipelen niet met het behoud van het oude tot het nieuwe kunnen komen. Als de bevindelijke kennis van de weg der zaligheid wordt gemist, kan men in de prediking zogenaamd op Christus willen bouwen als de enige grond van zaligheid, maar met die zogenaamde zakelijkheid is men toch bezig om een nieuwe lap te zetten op een oud kleed en om nieuwe wijn in oude lederen zakken te doen. Men verklaart geen afgesneden zaak en zoekt zo de hoorders te brengen tot de wasdom des geloofs in Christus. Zo komt er een doorvloeien in het bespreken van de hoogste standen in het genadeleven, terwijl men nog nooit goed van vat in vat geledigd is. Maar straks bersten die oude lederen zakken wel, want men is slechts opgebouwd in het gestaltelijke leven, als dat erin waarheid zou mogen zijn. Veelal is alles gevoelswerk bij zulk een christendom.

Bij de discipelen was er nu wel een aangenaam gevoelsleven, maar daarin lag het anders bij hen dan bij de zovelen die van geen ware zielsontdekking en ook van geen echte Christuskennis weten. Die discipelen mochten waarlijk bruiloftskinderen zijn. Die benaming heeft Jezus Zelf ze gegeven. Maar deze bruiloftskinderen zouden bij bevinding de les van de Heere Jezus straks mogen gaan verstaan. Als de nieuwe lap van het oude kleed af zou gaan, dan zou er een ergere scheur ontstaan. Als Petrus na de blik die Jezus op hem wierp in de zaal van Kajafas naar buiten zou gaan en bitterlijk wenen, dan zouden de oude lederen zakken wel bersten. Zo zou de wijn worden uitgestort en zo zou men het oude niet kunnen behouden. Maar hoeveel betekenend zijn toch ook de woorden van Jezus geweest, als Hij gezegd heeft: „Maar nieuwe wijn moet men in nieuwe lederen zakken doen en zij worden beide tezamen behouden".

Daar is dus alles bij te winnen. Zo krijgt het Godswerk pas volkomen waarde voor de ziel. Dan verbindt de Heere Zelf het einde aan het begin. Zo komt de Heere op het begin terug en zo krijgt Zijn werk pas rechte waarde voor de ziel. Als we de Parel van grote waarde krijgen, dan lossen al de andere parels zich daarin op.

Vriend, ik heb nu geen preek gedaan over die woorden, maar aan de hand van een eens door mij geschreven meditatie heb ik nu even enkele dingen u hierover geschreven. We kunnen dus uit wat de Heere Jezus met deze woorden gezegd heeft wel weten dat er verschillende standen in het genadeleven zijn. Wat de Heere in beginsel mocht hebben gedaan, behoeft men niet weg te slaan, maar daarin ook niet op te bouwen. Maar het is zeker wel gevaarlijk om de zielen gerust te stellen voordat er ook maar enige kennis van de weg der verlossing in Christus is gekomen. Dat wordt nu juist in deze tijd zoveel gedaan. Ja, men doet dat als er nog in het minst geen duidelijke bewijzen van zijn dat er wel een waar werk des Heeren in beginsel in het hart gewrocht zou kunnen zijn. Als men maar een traan ziet, geeft men zijn blijdschap daarover al te kennen. Men is bij de nabijkomende godsdienst van deze tijd al dadelijk een heilbegerig mens en een zoekende ziel. En als er zelfs nog nooit wat is gebeurd, dan proberen ze maar boven water te halen wat er niet is. Geen wonder dat er zoveel bekeerde mensen komen met allerlei gevoeligheden. Maar al die mensen zijn met hetzelfde vrome sop overgoten. Van het zuivere ontdekkende werk van Gods Geest kan men niets bespeuren. Aan tekstjes en versjes ontbreekt het niet. Ja, men spreekt ook wel over een Jezus Die men meent te kennen, maar voor Wie nooit plaats in het hart gekomen is.

Het is niet te zeggen hoeveel bedrog er in deze tijd onder de godsdienst gekomen is. Er is altijd wel veel bedrog onder de godsdienst geweest, want het blijkt wel uit wat nu onze aandacht heeft gevraagd, met welk een vroom geslacht Jezus in Zijn dagen ook onder het Jodendom te maken kreeg. En we weten verder wel uit de kerkelijke historie wat er steeds zoal op godsdienstig terrein zich afgespeeld heeft. Hoe heeft een Van der Groe al niet ernstig moeten waarschuwen tegen al dat nabijkomende werk. We kunnen dezelfde strijd als die we nu te voeren hebben in de geschriften van de oudvaders duidelijk terugvinden. Van der Groe leefde in het bijzonder ook wel in een bange tijd, want aan het einde van de 18e eeuw en in het begin van de 19e eeuw was het in het bijzonder zeer donker in de kerk. De afscheiding heeft toch weer een opleving gegeven. In onze eigen gemeente is er ook nog een tijd geweest waarin er nog veel echt geestelijk leven mocht zijn. We hebben daar ook nog iets van meegemaakt. Maar dat is nu voorbij. Er is in de laatste jaren toch zoveel weggevallen, ook onder ons. Maar de Heere geve, dat de zuivere bevindelijke Waarheid toch nog bewaard zal mogen blijven.

Met alle gebrek en tekort hopen we dan toch nog in een zuivere Schriftuurlijke lijn de weg aan te wijzen die de Heere met Zijn volk houdt, zonder de bevinding nu juist in een bepaald systeem te gieten, want u weet dat ik daar ook een vijand van ben. We zullen echter bij bevinding wat moeten leren verstaan van het onderwijs dat Jezus met deze woorden Zijn discipelen en Zijn ganse kerk heeft nagelaten.

Het zou me tot blijdschap zijn, als ik van die ontdekkende gangen des levens nog wat mocht bespeuren en van dat ware zielsgemis waarover Jezus in deze woorden heeft gesproken. We hopen er nog weleens wat meer over te mogen schrijven, want dat is voor deze tijd ook wel zeer noodzakelijk. Voor deze keer laten we het er weer bij. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's