Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geestelijke kwekerij (6.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geestelijke kwekerij (6.)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorig artikel, waarin beschouwingen van De Swaef over de straf aan de orde kwamen, werden ook een aantal raadgevingen van De Swaef doorgegeven. Eén van die raadgevingen was: „Wijs hen erop, dat ze Gods verbond ontheiligen, wanneer ze met een gedoopt voorhoofd de weg der zonden bewandelen". Het is begrijpelijk, dat in een werk over de christelijke opvoeding de kernwoorden „verbond" en „doop" nog vele malen aan de orde worden gesteld.

De doop

Een van de aspecten van de betekenis van de heilige doop is afzondering van de wereld. Door de doop zijn de dopelingen onderscheiden en afgezonderd van de wereldlingen. Daarmee hangt samen, dat daardoor op de ouders de verplichting is gelegd om de kinderen op te voeden naar deze regel van afzondering. De Swaef zegt hiervan:

Als de kinderen der gelovigen gedoopt moeten worden om daardoor van de kinderen der ongelovigen onderscheiden te worden, dan volgt daaruit, dat zij (degelovige ouders) daarmede betuigen, dat zij hun kinderen van de kinderen der ongelovigen willen onderscheiden, als (door Gods genade) andere kinderen dan die der ongelovigen. Verbinden zij zich hiermede niet, hun kinderen zo op te voeden, dat er ook inderdaad onderscheid wordt gezien in het leven hunner kinderen ? Als uw kinderen niet godzalig worden opgevoed, maar leven als de kinderen der goddelozen, zich niet storende aan Gods geboden, ook al hebben zij de uitwendige doop ontvangen, dan is er tussen degedoopten en de ongedoopten geheel geen onderscheid.

Helaas, zo moest De Swaef echter reeds in zijn tijd vaststellen, de doorbraak naar een wereldse leefwijze schijnt soms niet te stuiten. Wanneer het dan daarbij waar zou zijn, dat dit soms de schuld der ouders is, dan laat De Swaef niet na om die ouders aan te duiden als meinedigen. Voorts noemt hij dit dan het bederf van Gods Kerk en trekt dan een parallel met de opvoeding in de dagen van de oude priester Eli.

Het verbond der genade

Het zal voor geen der lezers wel enige moeite geven om op de vraag naar de grond van de kinderdoop een antwoord geven. De grond van de doop der kinderen is het verbond der genade. Dit verbond, dat God van eeuwigheid met Christus, vertegenwoordigend al de uitverkorenen, oprichtte, kreeg in de tijd haar uitwendige openbaringsvorm. Een ieder herinnere zich de eenvoudige indeling uit het vragenboekje van ds. Abraham Hellenbroek. We onder-

scheiden achtereenvolgens de persoonlijke vorm (van Adam tot Abram), de patriarchale vorm (van Abraham tot Sinaï), de nationale vorm (van Sinaï tot de uitstorting van de Heilige Geest op het pinksterfeest) en de kerkelijke vorm (van Christus tot de wederkomst).

Verder zal het voor een ieder duidelijk zijn, dat de uitwendige openbaringsvorm van het verbond der genade veel breder is dan het aantal van hen die behoren tot het wezen des verbonds. De gemeente, zoals ze 's zondags bijeenkomt, bevat een veel groter aantal personen dan hen, die wezenlijk kinderen des verbonds zijn. Is het zo, dat we door geboorte uit gelovige ouders behoren tot de uitwendige openbaringsvorm van Gods verbond, het is voor een ieder noodzakelijk om in een weg van waarachtige wedergeboorte deel te krijgen aan het wezen en de goederen des verbonds. Ons doopformulier, dat reeds in de zestiende eeuw werd opgesteld (zo kort na de Reformatie!) en dat op de synode van Dordrecht van het jaar 1618-1619, op een kleine toevoeging in de tweede doopvraag na, geheel werd geapprobeerd, formuleert in de eerste alinea helder die noodzakelijkheid der wedergeboorte.

Eerstelijk dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn en. daarom kinderen des toorns, zodat wij in het rijk van God niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden.

Ook De Swaef heeft wat dat betreft geen optimistisch denkbeeld van de kinderen. Verre is het er bij hem vandaan om kinderen zalig te spreken op grond van hun doop. Zoals we hierboven reeds signaleerden, is er in dat opzicht geen sprake van overschatting van de betekenis van de heilige doop. Over de staat ten opzichte van de eeuwigheid zegt hij van de kinderen:

Zoals de kinderen van nature het zaad van alle zonden in zich hebben, zo ontbreekt hen van nature alle goed, namelijk wat hun tot zaligheid nodig is.

En dan zegt hij verder:

De kinderen worden geboren, onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. De verdorvenheid openbaart zich in de kinderen al heel vroeg. Aan moeders borst worden sommige kinderen al bleek van kwaadheid. Nauwelijks kunnen ze een paar halfgebroken woorden zeggen, of ze jokken en loochenen het kwaad, dat ze gedaan hebben. Soms zijn ze eigenzinnig, willen al lopen, eer ze kracht hebben om te lopen. En dergelijke verdorvenheden meer.

In het midden latend, of inderdaad van dl deze uitingen gezegd moet worden dat het uitingen van de verdorven natuur der kinderen zijn, is het geheel duidelijk welk mensbeeld De Swaef in deze voorstaat.

Doop en verbond

Naast een lijn van gedachten inzake deze staat van het kind van nature, ontwikkeld De Swaef door het gehele boek een lijn van gedachten omtrent verbond en doop. Legt hij op het ene moment de nadruk op het ongenoegzame van de doop als teken des verbonds, op andere momenten is de doop hét motief voor de ouders om hun kinderen godzalig op te voeden en de drangreden voor de kinderen om afgezonderd van de wereld te leven.

Overigens tekent hij die relatie tot het verbond der genade in bewoordingen, die niet direct altijd de onze zijn. Hij spreekt namelijk op meerdere plaatsen over de kinderen als bondgenoten Gods. Zo zegt hij ergens:

Deze kinderen zijn als Gods bondgenoten gedoopt en moeten zich daarom ook als Gods bondgenoten gedragen. Door de Heilige Doop zijn zij ook van de kinderen der ongelovigen onderscheiden; daarom moet hun leven vroom en godzalig zijn, zodat het onderscheid merkbaar is in een godzaliger leven dan dat van kinderen der ongelovigen.

Als De Swaef hier de uitdrukking „Gods bondgenoten" gebruikt, bedoelt hij dan daarmee dat al deze kinderen tot het wezen des verbonds behoren? Als in ons doopformulier de woorden uit de redevoering van Petrus op de Pinksterdag worden aangehaald aangaande de beloften Gods („Want u komt de belofte toe en uw kinderen en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal". Hand. 2 : 39), gelden deze dan al de gedoopten ? Is het de mening van De Swaef dat de beloften des verbonds tot zaligheid aan alle gedoopten persoonlijk zijn gedaan?

Zonder dat we De Swaef laten buikspreken, durven we hier ten volle te betuigen: nee! O zeker, we lezen inderdaad opmerkingen als:

In de doop ligt deze belofte opgesloten. De Heere, God almachtig; bewijst de ouders deze genade, dat Hij voor hun ogen aan het lichaam hunner kinderen Zijn verbond laat verzegelen, dat Hij hun God en Vader is. Wat kunnen zij dan minder doen, dan de Heere te beloven, dat zij hun kinderen, als bondgenoten Gods, godzalig zullen opvoeden ? Door de doop toch eigenen de ouders hun kinderen de Heere toe.

Maar nauwelijks twee bladzijden ervoor zegt dezelfde schrijver:

Als ge het goed bedenkt, naar de Schrift, is niet alleen het kind, dat ge ontvangen hebt, uw beeld gelijk, maar het is ook „een kind des toorns, gelijk de anderen". Denk niet: Ik ben in het verbond en ook mijn kind is in het verbond". Want hoewel dit tot troost mag dienen voor gelovige, godzalige ouders, wier kinderen jong sterven, het is evenwel waarachtig, dat, als de Heere u uw kind laat en gij het dan niet godzalig opvoedt, het uw kind weinig baten zal, dat het in het verbond geboren werd. De Heilige Schrift zegt: Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: n Izaak zal u het zaad genoemd worden", Rom. 9:7. De apostel geeft een nadere verklaring in vers 8: Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods, maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend".

Lees gerust het hele Bijbelboek, gij zult nergens één enkele belofte vinden dan voor de godzaligen.

De volgende maal hopen we naar aanleiding van deze en andere uitspraken van De Swaef enkele kanttekeningen te plaat­ sen.

De tijd tussen de Paasdagen en de Hemelvaartsdag hoopt ds. V. Straalen weer in Amerika en Canada door te brengen. De Heere vergezelle onze ambtsbroeder met zijn echtgenote op de reis en schenke hem de nodige krachten voor al het werk dat hij daar weer heeft te verrichten. We hopen elkaar weer op de bestemde tijd in welstand terug te mogen zien. Het is te begrijpen dat met het klimmen der jaren zulke reizen met al het werk eraan verbonden, er niet gemakkelijker op worden. Daarom wensen we hem van harte de hulp en kracht van Boven toe in deze weg.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De geestelijke kwekerij (6.)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's